In de komende maanden ga ik me in mijn prediking in de Fonteinkerk intensief verdiepen in de doop. Een heel directe aanleiding daarvoor is dat we als gemeente de komende maanden zo’n acht kinderen geboren hopen te zien worden. Er zal dus regelmatig een doopbediening plaats vinden, want we zijn – zoals dat heet – een kinderdopende gemeente. Maar de vanzelfsprekendheid waarmee ouders hun kinderen laten dopen is er niet meer in die mate waarin ze er jaren geleden was. Veel gemeenteleden hebben inmiddels als opvatting dat kinderdoop en geloofsdoop (volwassendoop) gewoon naast elkaar zouden moeten kunnen bestaan.

Nu is het zeker niet mijn bedoeling een prekenserie te gaan wijden aan de verschillen tussen kinderdoop en volwassendoop. Sterker nog: ik heb weleens de indruk dat we de diepere betekenis van de doop en de kracht van de doop voor ons dagelijkse leven wat kwijt zijn geraakt omdat we rond dit thema al snel in discussies verzeilen tussen voor- en tegenstanders van de kinderdoop. Mij lijkt het waardevol en zinvol om de doop als symbolische handeling en als christelijke initiatierite opnieuw te doordenken en te doorleven om zo ook weer de spirituele waarde ervan te ontdekken.

Te herontdekken, zeg ik eigenlijk liever. Dat heeft hiermee te maken: decennialang was er in de gereformeerd-vrijgemaakte geloofsbeleving en geloofsverwoording een heel belangrijke tweeslag: ‘verbond en doop’. Die twee waren samen gezichtsbepalend voor de gereformeerde godsvrucht zoals die in de bedding van de vrijgemaakte kerken stroomde. Je zou er nog als derde begrip aan toe kunnen voegen: de kerk, want het hebben van ‘kerkbesef’ was ook een wezenlijk kenmerk. Zo waren er dus deze drie: verbond, doop en kerk. Wie geen vreemde is in de vrijgemaakte kerken, weet dat de situatie veranderd is. Deze drie markeren niet langer het geloofsbesef van de doorsnee gereformeerd-vrijgemaakte christen. Ik laat nu even buiten beschouwing of je daar positief of negatief tegenaan moet kijken. Nu gaat het er even om dat dit mede de achtergrond is om te spreken over een herontdekking van de doop.

De titel van deze blogpost zal velen die opgegroeid zijn in de gereformeerde traditie ook bekend voor komen: ‘De leer over de doop is als volgt samen te vatten.’ En wellicht kun je de direct erop volgende zinnen van het klassieke gereformeerde doopformulier uit je hoofd opzeggen: ‘Wij en onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren en daarom rust Gods toorn op ons.’ Met deze opwekkende mededeling begon eeuwenlang het dooponderwijs dat gegeven werd voorafgaand aan de eigenlijke bediening van de doop. Er zijn inmiddels formulieren waarvan de beginzin anders luidt, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze klassieke openingszin nog nadendert en ertoe heeft geleid dat er een zekere weerstand is ontstaan tegen doopvieringen en doopformulieren waarin de zondigheid van de mens wordt benadrukt.

Daarmee hebben we alvast één thema te pakken waarover het zal moeten gaan: hoe verhouden doop en zonde zich tot elkaar? Is de doop afwassing van de zonden? En zo ja, wat moet dan nog de plaats van de zonde in onze geloofsbeleving zijn? Ik kan me een preek voorstellen met als thema ‘De zonde voorbij?’

Deze blogpost is de eerste in een serie voorstudies rond de prekenserie die ik hoop te gaan houden. Daar begin ik komende zondag 17 oktober mee. Over de titel van de serie zal ik in de volgende blogpost schrijven. Nu zet ik even een aantal zaken en aandachtspunten op een rij die in mijn gedachten spelen nu ik me ga zetten tot een serie preken met de doop als centraal thema. Nog niet zozeer inhoudelijk over de doop, als wel theologisch en homiletisch.

1. Moet je wel preken over zo’n thema: de leer van de doop? Loop je niet het gevaar in leerstelligheid en dogmatiek te verzanden? Het hoeft niet, denk ik, maar dat heeft te maken met de visie op wat ‘leer’ is. Ik zal daar wat over schrijven aan de hand van de visie van Kevin Vanhoozer op ‘The drama of doctrine’.

2. Wat ik eigenlijk wil is een ‘herneming‘ van de leer over de doop. Die term ‘hernemen’ heb ik opgepikt bij de filosofe Ilse N. Bulhof die daar in haar boek ‘Van inhoud naar houding’ een boeiend essay over schrijft met de titel ‘Speels variëren op oude thema’s: de kunst van het hernemen’. Dat spreekt me aan: ‘speels’, ‘variëren’, ‘kunst’ – dat is zowel creatief als spiritueel. Bestaat zoiets als het spiritueel en creatief hernemen van de klassiek-gereformeerde leer over de doop, waarbij zowel continuïteit als vernieuwing belangrijk zijn?

3. Een tijdje terug schreef ik enkele blogposts over mystagogie. Is een prekenserie over de doop misschien bij uitstek een gelegenheid om te oefenen met een mystagogische homiletiek? Hoe kan is zo (s)preken over de realiteit, de kracht en de betekenis van de doop dat de hoorders de ervaring dat ze ingeleid en ingewijd worden in het mysterie van de omhelzing door de drie-enige God? In hoeverre zouden hier de mystagogische catechesen van Cyrillus van Jeruzalem een inspiratiebron kunnen zijn?

Dat zijn mijn eerste voorstudie-opmerkingen en -waarnemingen. De komende tijd zullen er dus meer van dit soort blogposts volgen. De volgende zal als titel hebben: Logo van het christelijk geloof.