Ik herhaal nog eens de beginzin en de beginvraag van het klassieke gereformeerde kinderdoopformulier:

Wij en onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren. Daarom rust Gods toorn op ons zodat wij in het rijk van God niet kunnen komen, of wij moeten opnieuw geboren worden. Dit leert ons de onderdompeling in en de besprenkeling met het water.

Belijdt u dat onze kinderen, hoewel zij in zonde ontvangen en geboren zijn en daarom aan allerlei ellende, ja zelfs aan het eeuwig oordeel onderworpen, toch in Christus geheiligd zijn en daarom als leden van zijn gemeente behoren gedoopt te zijn?

In de vorige blogpost heb ik betoogd of een dergelijke inzet in staat is voldoende recht te doen aan het gegeven dat de doorgang door het doopwater juist bedoelt om binnen te leiden in een nieuwe identiteit (‘een nieuwe schepping’) en een nieuwe levenswerkelijkheid (‘het koninkrijk van God op aarde zoals in de hemel’).

Maar er is ook een communicatief-missionair perspectief nodig. Communicatief: wat gebeurt er eigenlijk als zo’n eerste zin bij gedurige herhaling (helemaal in kerken waar de doop zeer geregeld wordt bediend) als eerste klinkt en zo de toon zet voor de rest? Het lijkt me duidelijk: het is niet eenvoudig om een dergelijke sombere en zware inzet nog te overstijgen – dit blijft naklinken. Sterker nog: in de herinnering is het juist deze zin die blijft hangen, met als risico dat dit ook als hoofdboodschap blijft hangen (het zal toch ook niet toevallig zijn dat ik zelf deze zin als de enige uit het hele doopformulier zonder moeite kan reproduceren). Het komt er erg op aan wat je als eerste zegt. Een goed begin is het halve werk.

Overigens gaat het in kinderdoopformulier 2 dat in de GKV in gebruik is wat dat betreft een stuk beter:

Laten we eerst luisteren naar wat de bijbel zegt over de instelling en de betekenis van de doop.Voordat onze Heer Jezus naar de hemel ging, droeg hij zijn leerlingen op: Ga op weg en maak alle volken tot mijn leerlingendoor hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest.

Dat is een prachtige inzet: beginnen bij Christus en niet bij de mens! Deze waarneming lijkt me juist binnen een gereformeerd denkkader veel hout snijden: de antropocentrische inzet van het kinderdoopformulier bij de mens als zondaar is in wezen volkomen misplaatst omdat het onrecht doet aan Gods inzet: zijn liefde voor zijn kinderen.

Wat het missionaire perspectief betreft: heel vaak is een doopdienst bij uitstek een gelegenheid om niet-gelovige of niet-kerkelijke vrienden, familie en collega’s mee te nemen. Het komt er dan dus op aan om gasten niet onnodig op het verkeerde been te zetten door een valse start maar om een uitnodigende Bijbelse boodschap te laten klinken en deze zorgvuldig te formuleren zodat deze boodschap ook begrepen kan worden.

Voor een goed verstaan: ik pleit er niet voor om de realiteit van de zonde te verzwijgen. Want als we ons van geen kwaad meer bewust zijn, slaat de doop helemaal nergens meer op. Waar ik wel voor pleit: draag er uiterste zorg voor dat het evangelie dat klinkt in het onderwijs bij de doop ook werkelijk als goede boodschap kan worden gehoord. En ik geloof er weinig meer van dat die goede boodschap van bevrijding pas kan klinken als we eerst one zonden diep hebben gezien. We zien onze zonden en onze zondigheid pas als we Christus hebben gezien, als we overweldigd zijn geraakt door zijn schoonheid en zijn volkomenheid. Zou dit bijvoorbeeld niet ook een mooie beginzin kunnen zijn:

De leer over de doop is als volgt samen te vatten: ten eerste, er is geen groter geluk op aarde dan Jezus te kennen en bij hem te mogen horen. Hij is de enige echte zoon van God, en zijn Vader houdt zo ongelooflijk veel van hem, dat hij bij zijn doop in de Jordaan de hemel open scheurde en het vol passie uitschreeuwde: ‘Dit is mijn Zoon! Zie je hem!? In hem vind ik vreugde! Ik houd van hem met heel mijn hart!’