In gesprekken en discussies die ik de laatste tijd met anderen voer rond de doop vallen een aantal dingen me op.

1. De gesprekken lopen via een beperkt aantal geijkte begrippen: verbond, God is de eerste, kinderen horen er helemaal bij, de belofte is voor de gelovigen en hun kinderen. Ik hoor weinig over bijvoorbeeld: nieuw leven, nieuwe identiteit, begraven worden met Christus en het koninkrijk van God.

2. Jongere gereformeerden (twintigers, soms dertigers) geven aan eigenlijk nooit echt te hebben nagedacht over de (kinder)doop. Ze hebben er nauwelijks een mening over gevormd en accepteren eenvoudigweg dat het in de kerk rond de doop gaat zoals het gaat. Anderen hebben juist precies het tegenovergestelde en denken intens na over de vraag of hun (komende) kindje gedoopt moet worden op grond van wat de Bijbel zegt.

3. De taal die door jonge ouders die hun kind willen laten dopen vooral gebruikt wordt doet heel sterk denken aan de taal die gebruikt wordt rond het opdragen van kinderen: God laten zien dat je dankbaar bent, je kind teruggeven aan God, je kind aan hem toewijden.

Ik teken hier beslist niet een algemeen beeld, maar noteer alleen wat mij toevallig is opgevallen. Het valt wel enigszins samen met wat ook Adrian Verbree in zijn boek ‘Over dopen’ noteert. Hij heeft het dan specifiek over het voor of tegen de volwassendoop dan wel de kinderdoop zijn, maar het geldt momenteel denk ik heel algemeen rond dopen: ‘De feitenkennis laat nogal eens te wensen over. Je merkt het wanneer je over deze zaken spreekt of preekt: gegevens die je bekend veronderstelt, blijken dat voor velen niet (meer?) te zijn’ (blz. 10).

Nu hoor je mij daarover niet klagen. Als die feitenkennis er niet is, is dat alleen maar de schuld van de kerk en van de gezinnen waar het blijkbaar niet gelukt is deze kennis over te dragen. En dominees zijn dan al wel de laatsten die daarover moeten klagen omdat zij in de kennisoverdracht een cruciale rol behoren te spelen. Ik neem het dus ook even als een neutraal gegeven: vandaag preken over dopen in een gereformeerde kerk (met veel jongeren, zeg ik er dan even bij) betekent dat je er rekening mee moet houden dat je een vrij nieuw verhaal hebt te vertellen. Een verhaal overigens waar  ook oprechte  nieuwsgierigheid naar is.

Als ik dus merk dat er over ‘dopen’ (van kinderen) wordt gesproken in termen die eigenlijk vooral horen bij ‘opdragen’, dan ligt daar dus een mooie uitdaging, omdat ik er vooralsnog vanuit ga dat er een wereld van verschil is tussen ‘opdragen’ en ‘dopen’, bijvoorbeeld omdat het laatste wel een sacrament is (wat is dat eigenljk precies?) en het eerste niet, en omdat bij het eerste het initiatief van de ouders centraal staat en bij het laatste het initiatief van God (of zijn dit alleen maar brave onderscheidingen uit boekjes en leeft dat eigenlijk helemaal niet meer zo?).