In de discussies rond kinderdoop en geloofsdoop wordt van kinderdopers-zijde nogal een opgemerkt dat het verlangen van vandaag naar een volwassendoop te maken heeft met de postmoderne hang naar rituelen en de ervaring die daarbij hoort. In deze opmerking klinkt dan vaak een waarde-oordeel door: gereformeerden die verlangen naar de geloofsdoop in plaats van de kinderdoop zijn besmet geraakt door de postmoderne tijdgeest van subjectivisme en het individualisme. Een als kind gedoopte gereformeerde die verlangt naar de geloofsdoop is een ‘kind van zijn/haar tijd’. En dat is natuurlijk niet best: een kind van je tijd zijn! Wel begrijpelijk, maar tegelijk ‘een beetje dom’.

Dat is naar mijn indruk de sfeer die er kan hangen rondom de aandacht die gevraagd wordt voor de waarde van het bewust beleven van rituelen. Het punt in geding is echter niet zozeer dat mensen vandaag verlangen naar rituelen, maar dat de doop een van Godswege ingesteld ritueel is. Blijkbaar hecht God belang aan rituelen. De twee belangrijkste zijn: de doop en het avondmaal.

Als we ons nu even beperken tot de doop: het is minstens merkwaardig dat de zuigeling-dopeling op geen enkele manier het doopritueel bewust kan meemaken en ervaren. Dit leidt wat mij betreft beslist niet tot de gedachte dat je kinderen dus niet moet dopen. Want ik heb het nu maar over één van de vele aspecten van de doop. Het lijkt me onmogelijk om op basis van één enkel aspect of één enkele overweging te concluderen tot kinderdoop of geloofsdoop. Dat gebeurt wel regelmatig. Dan is niet de volheid en de veelheid van aspecten van de doop het uitgangspunt, maar slechts één enkele gedachte (soms twee of drie, maar hoe dan ook: erg weinig). Een volwassendoper die met enige stemverheffing zegt: ‘Het staat er toch duidelijk: éérst geloof en dán de doop (hoe dom kun je zijn dat je dat niet ziet)’  heeft net zo weinig beweerd als de kinderdoper die met een van tranen verstikte stem uitroept: ‘Zouden de kinderen van gelovigen dan níet bij Gods genadeverbond horen!’

Terug naar de doop als ritueel. Het is aardig om te ontdekken dat we hiermee op het gebied van de praktische theologie komen. De discussie over de doop wordt veelal gevoerd vanuit exegese (bijbelse theologie), dogmatiek (systematische theologie) en de traditie (historische theologie), maar ook de praktische theologie zou veel meer stem moeten krijgen. Een praktisch-theologisch perspectief heeft aandacht voor de vraag: Wat is de doop voor handeling? Wat gebeurt er op het moment van de doop? En in dit praktische-theologische perspectief gaan ook menswetenschappen meeklinken zoals de wetenschap die zich bezig houdt met rituelen. Een heel boeiende vraag is dan: wat is het performatieve effect van de doophandeling? Wat gebeurt er met de dopeling? Of ook: wat is de bedoeling dat er gebeurt?

En dan kom je dus al vrij snel bij de waarneming dat een kind bij de doop hoegenaamd niets ervaart of bewust ondergaat en dat het voor een volwassen dopeling, helemaal als de doop door onderdompeling plaats vindt, een zeer ervaringsvol en betekenisvol ritueel is dat fysiek en emotioneel ondergaan wordt. Nogmaals: dat is niet allereerst van belang omdat mensen van de 21e eeuw behoefte hebben aan rituelen, maar omdat we hier te maken hebben met een Bijbels ritueel met een hemelse oorsprong, namelijk de opdracht van Jezus: Doopt!

Wellicht dat in de protestantse traditie van de doop toch veel te veel ‘alleen maar’ een teken en een zegel is gemaakt, een plaatje bij het veel belangrijker plaatje. Dat plaatje kan dan ook wel gemist worden. Pieter Kleingeld wijst er in een reactie terecht op dat dat dan wel de omgekeerde wereld is:

Eerst beelden dan woorden. Eerst liturgie daarna theologie. En wij draaien het vaak om. We beginnen vanuit een theologie en proberen vandaar uit normatieve handelingen te definieren. Maar in de vroege kerk was het m.i. andersom. Eerst waren er de handelingen en daar op volgde de bezinning. Er was eerst dopen, daarna kwamen de woorden. Voor wie het niet begreep. Dat geldt voor Augustinus, maar volgens mij al veel eerder. Het is niet zo, dat Paulus eerst Romeinen 6 schreef en dat daarna mensen ondergedompeld moesten worden. Het is andersom. Eerst was er het onderdompelen, daarna de uitleg.