Ik ben nog steeds niet van plan om zelf een blog bij te gaan houden. De gastblog ‘In het verbond geboren’ die ik hier een tijdje geleden schreef, en de reacties erop, blijven me echter wel bezighouden. Daarom kon ik het niet laten om toch Jos te vragen of ik nog een keer een vervolg mocht schrijven.

Dopen en het begin van je relatie met God

Heel sterk valt me op als ik Jos’ blog met alle reacties volg, hoe de doop een knooppunt is in een theologisch netwerk. Je visie op de doop wordt bepaald door je theologie. Dat maakt het gesprek ingewikkeld.

Beginpunt voor mijn visie op de doop zijn Romeinen 6,3 en Galaten 3,27. Je wordt in Christus gedoopt. De onderdompeling in het water laat zien hoe radicaal je in Christus kopje onder gaat. (Doop door onderdompeling heeft dus mijn voorkeur boven doop door besprenkeling, maar dat is een vormkwestie.)

Die onderdompeling in Christus is direct verbonden met het sterven met Christus, het begraven worden met Christus en met het nieuwe leven in Christus. Paulus schrijft in Galaten 2,20: ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Dat laat de doop zien: mijn bestaan zonder Christus komt tot een eind, ik leef verder in Christus. De doop markeert het officiële begin van mijn relatie met Jezus Christus. En omdat Jezus Christus mijn relatie met God bepaalt, markeert de doop ook het begin van mijn relatie met God als mijn liefdevolle Abba. Lees Galaten 3,25-29: in Christus (gedoopt) zijn we vrij van de wet, geen slaven meer, maar kinderen van God.

Dat roept (minstens) drie vragen op.

1) De eerste heeft te maken met je visie op de mens en op zonde. Kan je van een pasgeboren kind al zeggen dat het moet sterven en alleen in Christus door mag en kan leven? Of word je onschuldig geboren en hoef je pas gedoopt te worden nadat je groter geworden gezondigd hebt en je recht op bestaan hebt verspeeld?

Het lijkt mij zinvol om hier niet alleen de aandacht te richten op de vraag ‘heeft een kind al gezondigd’? Jezus, en het met Christus sterven en opstaan, bevrijdt van de zonde, van de duivel en van de dood. Bijbels gezien hoort de dood niet bij het leven. De dood is in de wereld gekomen door de zonde. Kleine kinderen kunnen sterven. Zij worden dus geboren in de sfeer van de dood, die bepaald is door de zonde. Mijns inziens betekent dat: kinderen worden geboren in de sfeer van de vijand, van de duivel, van de dood, en dus ook van de zonde. Vergelijk het met het land Mordor uit In de ban van de ring. Daarom heeft kinderen dopen voor mij een diepe betekenis. Jezus ontfermt zich over hen. Ze worden uit de sfeer van de duivel en de dood getrokken. Hun sterfelijkheid is niet het einde. De doop in Christus is een reddingsboot, een ark. Dus hoe het ook zit met zonde (ik geloof dat Ps 51,7 ook iets over onze pasgeboren kinderen zegt), omdat de doop ook gaat over redding van de dood (met Christus opstaan!) vind ik het zeer zinvol om kinderen te dopen.

2) De tweede vraag heeft te maken met je visie op Gods handelen en op wat er gebeurt als er gedoopt wordt. Is de doop alleen een symbolische handeling zonder effect? Een zegel op een belofte die verder nooit volledig werkelijkheid wordt? Of gebeurt er ook iets op het moment van de doop? Doet de dopeling daarbij ook zelf iets?

Als de doop het begin van je relatie met God markeert, gebeurt er echt iets. Ik vergelijk het met het zetten van handtekeningen bij de koop van een huis. Bij de kinderdoop tekenen ouders voor hun kind (zij geven hun ja-woord – geldig tot het kind zelf verantwoordelijkheid krijgt) en tekent God in de doophandeling. De doop is dus een plechtig moment die eventuele eerdere mondelinge toezeggingen verandert in een daadwerkelijk vastgelegde relatie. De doop is dus het officiële begin van je relatie met de Drie-enige God. Tegelijk is die relatie een beloftevolle relatie. God belooft ons altijd nog meer dan er inmiddels verwerkelijkt is aan beloftes. Dat vind ik het mooie van de gedachte dat de doop zegel op een belofte is. Er komt altijd nog meer heil bij.

Het wil er bij mij niet in dat de doophandeling zelf ook een daad van de dopeling is. Ik word gedoopt. Ik word gekruisigd, begraven, opnieuw geboren. Het is onzin om te zeggen: ik wedergeboor. In het gedoopt worden ben je passief, ook als je als volwassene eerst je geloof belijdt. Dat is wezenlijk in mijn ogen voor hoe God naar ons toe komt: we doen het niet samen met God, we zijn helemaal afhankelijk van wat God ons in Christus geeft – tenminste, wanneer het gaat over het begin van onze relatie met God.

3) De derde vraag gaat over de relatie die mensen voor hun doop met God hebben. Zijn ze niet in hun ouders geheiligd, als die christelijk zijn? Heeft God meer met gedoopte kinderen dan met ongedoopte kinderen?

Belangrijk is daarbij 1 Korinte 7,14. Daar gaat het over een ongelovige die geheiligd is door een christelijke partner. Het wil er bij mij niet in dat het geheiligd zijn van de ongelovige betekent: veranderd in iemand die gered wordt en een nieuwe open relatie met God de Vader heeft. Ik kan mij niet verstoppen achter het geloof van mijn vrouw, maar krijg zelf de oproep om te geloven. De heiligende invloed van de partner komt hier alleen ter sprake in zoverre dat het ongelovig zijn van de ander geen ontheiligend effect heeft op eventuele kinderen. Maar de heiligende invloed van een van de ouders kan toch nooit de andere partner of de kinderen veranderen in geredde gelovigen?

Een ouder kan nooit de rol krijgen die Jezus Christus heeft. Christus is redder, bemiddelaar, een ouder of een partner kan dat nooit zijn. Alleen de reddende aanwezigheid van Christus in iemands leven geeft die nieuwe open relatie met God.

1 Korinte 7,14 betekent daarom volgens mij:
a. De ontheiligende invloed van een ongelovige partner wordt door de gelovige ouder ongedaan gemaakt
b. Daarom zijn de kinderen niet onheilig
c. Omdat een ouder of een partner nooit de plek van Jezus als redder over kan nemen, kan ik het heilig-zijn van de kinderen niet zien los van Jezus. Deze kinderen zijn heilig in de Heer – en wie in de Heer is, wie een relatie met Jezus heeft, laat die ook gedoopt worden om een mondelinge toezegging definitief vast te leggen.

Gods liefde gaat naar iedereen uit, naar ieder mens. Maar wie in Christus is, deelt in Gods liefde voor zijn Zoon en is Gods lieve zoon of dochter.

Als ik Paulus lees, kan ik het in Christus komen door de doop, het in Christus zijn, het met Hem sterven en begraven worden, het ‘niet ik leef, maar Christus leeft in mij’, het ingelijfd zijn in Christus, het lid zijn van Christus, het lid zijn van het lichaam van Christus, het deel zijn van de gemeente, niet van elkaar losmaken. Dit is een samenhangend totaalpakket.

En de doop laat zien: zonder Christus ben je nog in Mordor, in Christus ben je deel van Gods gezin: zijn lieve kinderen, het lichaam van Christus, de tempel van de Heilige Geest. Doop markeert het begin van je relatie met Christus en zo met God.