In vervolg op de blogpost Kinderdoop: keuze of dwaling?, waarin ik aangaf dat het me opvalt dat er van de zijde van de verdediger van de kinderdoop wel eens wat weinig moeite wordt gedaan om het geloofsdoopstandpunt zorgvuldig weer te geven, wil ik nu nog een illustratie geven. Daarvoor maak ik gebruik van een boekje van dr. L. Floor, een Zuid-Afrikaanse  nieuwtestamenticus die ook heeft meegewerkt aan de CNT-serie onder redactie van dr. Jakob van Bruggen. Overigens mag ik zijn delen uit die serie graag raadplegen, omdat hij er heel goed in slaagt om ook de meer bevindelijk, toepasselijke toon te vinden die ik als predikant ook zoek in commentaren (en nogal eens niet vind).

Het boekje heeft als titel ‘Waarom dopen wij onze kinderen?’ De eerste zin luidt:

Meer dan ooit is het sacrament van de kinderdoop het doelwit van felle aanvallen.

En even verderop worden daarvan de oorzaken genoemd:

Wat vinden de tegenstander dan verkeerd aan de kinderdoop? Er zijn verschillende oorzaken te noemen. Bij veel critici is er een sterke neiging tot een biblicistische hantering van de Heilige Schrift zonder enige besef van het historische karakter ervan. Er is ook dikwijls geen oog voor de continuïteit, de eenheid tussen het Oude en Nieuwe Testament. De tegenstanders van de kinderdoop gaan uit van en absolute tegenstelling tussen natuur en genade, wat aanleiding geeft tot een miskenning van het natuurlijke verband waarin de mens volgens Gods verbond aan Zijn beloften deel heeft. Het sacrament van de doop wordt verstaan als een menselijke daad in antwoord op Gods genade in plaats van een daad van God aan de mens. Dan zijn er nog de tegenstanders van de kinderdoop bij wie een sterk verlangen leeft naar een bewuste beleving van de doop.

Het staat er meteen op de eerste bladzijde allemaal al heel helder: de (impliciete) uitgangspunten onder de kinderdoop zijn goed, de uitgangspunten van de geloofdopers zijn verkeerd. En twee bladzijden verder wordt in een heel zwart-wit of-of-model gesproken, die voor enige nuance geen ruimte laat:

De grote vraag is: Gaan wij, bij ons beroep op de Heilige Schrift om ons standpunt met betrekking tot de doop te verdedigen, uit van een tegenstelling tussen het Oude en Nieuwe Testament, of handhaven wij de openbaringseenheid van de Heilige Schrift? (…) Kunnen we zeggen dat de structuur van het Evangelie een verbondsstructuur is of moeten wij bij ons debat over de doop uitgaan van de individualiteit van he geloof? (…) Wie handelt er in de doop? Is de doop een heilsdaad van God of is het slechts een geloofsantwoord van de mens? (…) Wat verzegelt de doop, Gods belofte of mijn geloof?

Als er zo in of-of-tegenstellingen wordt geredeneerd – en het gaat me er nu alleen om te illustreren dat dit dus veelvuldig gebeurt – kunnen we er moeilijk op hopen dat het tot een werkelijk, zorgvuldig en respectvol gesprek komt. En ik heb de indruk dat daar een van de belangrijkste uitdagingen ligt voor kerken en christenen: zorgvuldig, respectvol en hoffelijk met elkaar spreken over de doop, ook al zijn er grote verschillen van inzicht. Waar dat zorgvuldige gesprek achterweg blijft kon het wel eens gebeuren – is mijn inschatting – dat christenen onnodig van elkaar vervreemd raken en ook kerkelijk van elkaar afscheid nemen.