Gisteren had ik een boeiende ontmoeting met Hans Luttik (hij geeft leiding aan het kerkelijke samenwerkingsverband Geloven in de Stad in Haarlem) en Daniël van Beek (hij is missionair jeugdwerker van de Heemsteedse Petrakerk en de Haarlems Wilhelminakerk, beide NGK). We voerden een verkennend gesprek rond de vraag of er misschien de noodzaak bestaat om te komen tot een Haarlems missionair platform. Maar omdat er al platforms, denktanks, vergaderstructuren en overlegorganen genoeg zijn in het kerkelijk leven, vroegen we ons af of we hier echt behoefte aan hebben en wat het onderscheidende van dit platform zou zijn ten opzichte van andere interkerkelijke vergader- en ontmoetingsmomenten.
In het gesprek bracht ik een onderscheid in tussen drie manieren van als kerk missionair bezig zijn. Drie opties:
1. missionair zijn/worden door nieuwe gemeentes te stichten (c.q. nieuwe kerken te planten, aan missionaire gemeenschapsvorming te doen);
2. missionair zijn/worden door als kerk een veranderingsproces door te maken waarin zoekervriendelijke kerkdiensten worden gehouden, missionaire cursussen worden aangeboden, evangelisatieacties worden gehouden, etc. (naar het voorbeeld van bv. Willow Creek);
3. missionair zijn/worden door als lokale geloofsgemeenschap een transformatieproces door te gaan vanuit de centrale gedachte dat een kerk missionair is wanneer haar leden missionair zijn, c.q. een missionaire levensstijl ontwikkelen en in de praktijk brengen.
Ik weet niet zeker op deze driedeling recht doet aan de kerkelijke praktijk. Zo niet, dan hoor ik dat wel;-) Ik denk wel dat je deze drie niet al te sterk van elkaar moet scheiden, maar dat het onderscheid wel zinvol is en dat je ook een keuze voor een van de opties kunt maken.
Als Fonteinkerk in Haarlem zitten we denk ik in c.q.staan we aan het begin van een proces dat uitgaat van optie 3. Centraal staat daarin het ontwikkelen van een missionaire mindset bij de leden van de gemeente zodat ze in staat zijn en zich geïnspireerd voelen om in hun dagelijkse leven Jezus uit te stralen (of in Total Church termen: ‘ordinary people doing ordinary things with gospel intentionality’). Echter, in ons gesprek van gisteren kwam naar voren dat dat proces toch nog heel gemakkelijk naar binnen gericht kan blijven, zonder dat er daadwerkelijk impact op de omgeving ontstaat. Moet je daarvoor toch ook niet heel concrete stappen doen in de richting van bijvoorbeeld een groep gemeenteleden die daadwerkelijk het initiatief neem om in hun natuurlijke netwerk (buurt, voetbalclub, collegakring) doelgericht aan de slag te gaan met missionaire gemeenschapsvorming, als een soort pilot?
Deze vraag (zelf had ik niet echt in deze richting gedacht) maakt voor mij weer voelbaar hoezeer ik als predikant vooral betrokken ben op de pastorale en de onderwijs-kant van het gemeenteleven. En ik pakte daarom vandaag het APEPT-model er weer even bij. Daar schreef ik al eerder een blogpost over: De schijf van vijf voor een gezonde kerk. In hun boek ‘The Shaping of the Things to Come. Innovation and Mission for the 21st-Century Church’ beschrijven Michael Frost en Alan Hirsch de vijf bedieningen uit Efeziërs 4:12 als vijf functies (blz. 169):
Apostolic function, usually conducted translocally, pioneers new missional works and oversees their development.
Prophetic function discerns the spiritual realities in a given situation and communicates them in a timely and appropriate way to further the mission of God’s people.
Evangelistic function communicates the gospel in such a way that people respond in faith and discipleship.
Pastoral function shepherds the people of God by leading, nurturing, protecting, and caring for them.
Teaching function communicates the revealed wisdom of God so that the people of God learn how to obey all that Christ has commended them.
Dit leert mij weer om ervoor op te passen om een missionair proces niet alleen te laten verlopen langs lijnen waarmee ik als predikant van huis uit vertrouwd ben (pastoraal en onderwijzend), maar ook aandacht te hebben voor de onmisbare bijdrage van de apostelische, de profetische en de evangeliserende functies.
24/05/2011 op 13:47
Optie 3: missionair worden door als leden missionair te worden lijkt me noodzakelijk. Al is het maar omdat missionaire activiteiten anders door een kleine groep gedaan worden en door de rest op afstand en soms kritisch bekeken worden.
Maar je kunt natuurlijk niet wachten tot ook het laatste lid missionair is. Missionaire voortrekkers kunnen anderen inspireren. Als men dingen ziet gebeuren groeit het geloof dat we een woord en een daad voor de wereld hebben.
Wijsheid gewenst aan de voorganger om dat proces goed te begeleiden.
24/05/2011 op 14:32
Wellicht methodisch iets gedateerd, Tim Keller geeft in Ministries of Mercy: The call of the Jericho Road waardevolle inzichten met betrekking tot Missionair zijn. Zonder daarbij te vallen in de valkuil van missionair doen. Keller zoekt hierbij de lijn op van: beantwoording aan een christelijk verlangen, nadat een christen zelf redding en verlossing heeft ontvangen. Kan dit verlangen onbeantwoord blijven?
Gods zegen in Haarlem,
Hans
24/05/2011 op 16:03
Toch, naast het transformatieproces in de Fonteinkerk, óók een kerk planten in de Frans Halsbuurt? 🙂
24/05/2011 op 17:19
Volgens mij begint het altijd met optie 3. Het hart van gemeenteleden zal missionair moeten zijn. 1 en 2 kunnen handen en voeten geven aan 1. Wij zijn een aantal jaren wat meer naar binnen gericht geweest. Dat was een noodzakelijk proces. Maar het afgelopen jaar merk ik dat veel gemeenteleden weer ‘hart’ krijgen voor ongelovigen. Op een hele natuurlijke manier worden er dan contacten gelegd en nemen ze hen mee naar diensten. Het resultaat is dat we, op een hele natuurlijk, niet georganiseerde wijze, het afgelopen jaar tientallen ongelovigen tot Christus hebben mogen leiden.
24/05/2011 op 19:49
Goed stuk! Ik denk dat je 3 en 1 niet te veel moet scheiden. Beiden hebben hun sterktes en zwaktes. Wel denk ik dat 1 zich makkelijker weer vermenigvuldigt, en dat 3 een wat trager (maar daarom niet minder belangrijk) proces is. 1 past zich ook makkelijker aan, aan bijvoorbeeld de doelgroep, is minder belast met tradities die belangrijker zijn in 3. 3 is weer erg belangrijk voor backing/ondersteuning. Kan goed dienen als trainings/uitzendingscentre. In Maastricht hanteren we volgende cycles: Bring in, build up, train for, send out
24/05/2011 op 23:07
Zie voor een uitgebreidere reactie op andreasdijkstra.wordpress.com
25/05/2011 op 12:40
Hoi Jos,
Je weet: ik ga ook voor optie 3.
En ja, ik denk je het mensen moet laten proberen – sterker nog: als het kan zelf in die proef participeren. Ik zou zelf verwijzen naar Hirsch – Forgotten Ways Handbook, pag 21 – Acting your way into a new way of thinking.
En als je zelf geen gelegenheid hebt om te participeren, dan kun je proberen ruimte te creëren voor dat experiment. Zorg voor een omgeving waarin mensen tijd en faciliteiten krijgen. En faciliteiten betekent niet veel geld, gebouwen, maar dat je ruimte krijgt in je agenda, dat je mogelijkheden krijgt aangedragen om te overwegen rondom training, voorbeelden, literatuur, positieve feedback en actief meedenken. En volgens mij is dat allemaal bij jou in ruime mate aanwezig.
Groeten,
Pieter