honderdVandaag is dag 79 van de eerst 100 dagen van mijn predikantschap in de Plantagekerk. Aan het begin van deze periode schreef ik deze blog: De eerste 100 dagen en Plantagekerk 7.0. En hoe staat het er nu voor?

Allereerst: het is heerlijk om in Zwolle te wonen (ons huis staat op een schitterende locatie, in Spoolde, vlakbij de IJssel) én het is heerlijk om als predikant in de Plantagekerk te werken. De vraag of ik misschien ook spijt zou krijgen van mijn keuze om van Haarlem naar Zwolle te gaan is natuurlijk latent aanwezig geweest: van het westen naar het oosten, van een gemeente van 300 leden naar een gemeente van 1000 leden, van een sterk geseculariseerde stad naar een behoorlijk christelijke stad. Maar er heeft zich geen moment van spijt gemeld. Ik mis de gemeente in Haarlem wel eens, de vertrouwdheid en verbondenheid die we daar ervaren hebben, de relatieve overzichtelijkheid ook. Maar dat weegt toch niet op tegen een prachtige nieuwe start met veel nieuwe uitdagingen in een gemeente die barst van de vitaliteit en waarin ook een groot verlangen is naar meer.

De komende weken wil ik proberen dagelijks een blogpost te schrijven met wat reflecties over kerk zijn en predikant zijn. De reflecties woprden uiteraard geïnspireerd en gekleurd door de ervaringen tot nu toe hier in Zwolle en in de Plantagekerk. Maar het is ook algemener: waar gaat het nu om in kerk zijn? Wat is mijn rol als predikant? Wat is nodig? Wat wil ik graag?

Ik merk vooral dat heel veel thema’s waar ik in Haarlem al mee bezig geweest ben opnieuw terug komen. Ik vind dat aan één kant wat lastig: wordt het niet een herhaling van zetten? Aan de andere kant merk ik dat dat een unieke kans biedt voor een verdieping die ook echt nog nodig is.

Zo lees ik op het moment opnieuw het boek van Larry Crabb: ‘Ik zeg PAPA. Over vertrouwelijk en persoonlijk gebed’. De afgelopen weken waren behoorlijk druk en vol (ik heb hier ook aanmerkelijk minder geblogd dan ik gewend was) en dat betekent bij mij vaak dat ik behoorlijk overspoeld wordt door wat zich aandient aan afspraken en taken. En ik merk dat ik daardoor ook snel losraak van de kern, van waar het in mijn leven en in de gemeente om gaat: vertrouwelijk en persoonlijk omgaan met God. Activisme, doorhollen – het ligt heel gauw op de loer.

Daarom had ik behoefte aan het opnieuw lezen van dit boek van Larry Crabb (sowieso een van mijn favoriete auteurs, naast Dallas Willard, Tom Wright en Brian McLaren). Het gaat over relationeel bidden, over een gebedsleven dat niet beheerst wordt door dingen-van-God-vragen maar door God-beter-leren-kennen. Larry Crabb leert me opnieuw om te focussen, niet op wat hij ‘secundaire zaken’ noemt (lekker in je vel zitten, succes in je werk, gewaardeerd worden door mensen, een fijne gemeente etc.) maar op de ‘primaire zaak’ van “het kennen van God  en het worden tot een kleine Christus” (blz. 42).

Wat betekent dit voor gemeente zijn? Wat betekent dit voor de tijd die volgt na de eerste 100 dagen?