Op drie blogs die ik heb geschreven over de de eerste drie stappen op weg naar een kerk met een discipelschapscultuur reageerde Remmelt Meijer met een blogpost: Gesprek over discipelschap: de grote hoe vraag. We hebben afsgesproken in gesprek te gaan omdat we allebei erg geloven in het belang van het ontwikkelen van een discipelschapcultuur in lokale kerken. Dát staat de komende jaren op de agenda. En daarin zijn we dus zeer eensgezind. Dit willen we heel graag: een kerk vol discipelen!

Tegelijk lijkt het ons zinvol om verder te denken over de vraag welke stappen je nu moet zetten om tot zo’n cultuur te komen. Zoekend naar een antwoord op de hoe-vraag lijken we vooralsnog wat verschillende accenten te zetten, die ongetwijfeld samenhangen met onze eigen directe context. Remmelt is theoloog en coach (Confido Coaching) en sterk betrokken bij de beweging Nederland zoekt… Zelf ben ik gemeentepredikant van een stadsgemeente in Zwolle (Plantagekerk, GKV, zo’n 1050 leden, gemiddelde leeftijd 27 jaar). Allebei houden we ook van bloggen en van reflectie.

(Tussen haakjes: ik kan me best voorstellen dat sommige mensen afhaken bij zoveel na-denken over discipelschap. Moet je discipelschap niet gewoon dóen!? Voel je dus vooral niet plicht om al deze denkstof tot je te nemen en wees er tegelijk van overtuigd dat Remmelt en ik allebei op onze eigen manieren ook praktisch discipel zijn en anderen daarin helpen – maar dat verdwijnt al bloggend soms wat naar de achtergrond. Beide hechten we ook veel waarde aan degelijke doordenking van discipelschap.)

Dit reflectieproces vinden we ook zo belangrijk omdat heel veel kerken aan het begin van een nieuw proces staan. Duur gezegd: veel kerken zitten in een transitieproces. Oude manieren werken niet meer, nieuwe manier worden onderzocht en uitgeprobeerd. Ik geloof (en Remmelt volgens mij ook) dat de uitkomst van het transitieproces van veel kerken zal (c.q. moet zijn): dat kerken leren om vorm en inhoud te geven aan het eigenlijke doel van kerk zijn, namelijk discipel zijn en discipelen maken.

Zelf ben ik daarbij erg getroffen  door het werk van Bill Hull. Samen met Dallas Willard en Mike Breen heeft hij een belangrijke stem in de bezinning rond discipelschap. Remmelt gaf in zijn blog al aan dat Dallas Willard daarbij vooral voor een fundamentele en spirituele benadering kiest. Voor het gesprek over de hoe-vraag is hij op dit moment wat minder relevant. Dan blijven Mike Breen en Bill Hull over.

Ik zet deze twee stemmen in het gesprek over discipelschap nu even naast elkaar door twee karakteristieke citaten van hen door te geven:

Mike Breen: If you make disciples, you will always get the church. But if you try to build the church, you will rarely get disciples.

Bill Hull: The church is for discipleship and disciples are the church’s gift to the world.

Nu kunnen we direct proberen om deze twee citaten te harmoniseren en te zeggen dat Hull en Breen vast wel ongeveer hetzelfde bedoelen. Maar interessanter lijkt het me om de uitspraken eerst maar eens een tijdje tegenover elkaar te plaatsen. Als ik het scherp formuleer zeg ik het zo. Mike Breen gelooft niet in de mogelijkheden van de (traditionele, voorgegeven) kerk. ‘Kerken die discipelen maken? Dat gaat niet lukken!’ (Je voelt aan dat Breen eigenlijk wil zeggen: ‘if you try to build the church, you will néver get disciples’). Bill Hull start bij de (traditionele, voorgegeven) kerk: ‘deze kerk is op aarde om discipelen te maken. Deze discipelen vormen hét kado van de kerk aan de wereld!’

Dat zijn twee verschillende benaderingen, waaruit ook twee verschillende strategieën volgen. Hull start bij de (voorgegeven) kerk: dáár is het beginpunt. Breen start niet bij de (voorgegeven) kerk maar bij twee (min of meer nieuwe) strategische instrumenten: de huddel en de missionaire gemeenschap.

Dit verschil in benadering komt bijvoorbeeld uit in de rol die wordt toegedicht aan de prediking. Voor Bill Hull vormt de prediking (vanouds voor de kerk een vrij centrale zaak) het startpunt van het cultuurveranderingsproces. Bij Breen speelt de prediking een marginale rol in dat proces. Daarover zal ik later nog wel meer schrijven.

Nu stelt Remmelt in zijn bijdrage al een aantal vragen op mijn adres waarop ik graag inga. Maar dat doe ik pas nadat ik enkele andere zaken die hij aan de orde stelt aandacht heb gegeven.

Wordt vervolgd…