David Heek schreef een blog over het einde van ons tempeldenken en roept voorgangers en andere kerkgangers op om definitief te breken met de oudtestamentische visie op kerkdiensten en op de rol van predikant als hogepriester daarin. Zijn verhaal geeft stof tot nadenken. Ik schreef er al een eerdere blog over.
Tegelijk vind ik het ook een vervreemdend verhaal. Dat komt eigenlijk vooral hierdoor: door zó te focussen op de predikant als hogepriester in de oudtestamentisch gekleurde kerkdienst op zondag, houd je dat verhaal eerder in stand dan dat je er afstand van neemt. En het is op zijn minst opvallend dat het weer de predikant is die aan het einde van het verhaal wordt opgeroepen om iets te doen. Want waar ligt de (een) sleutel voor de door David Heek gewenste verandering? Juist ja, bij diezelfde predikant. Lees maar:
Een sleutel (…) ligt bij de predikanten, de herders en leraars. Overweeg eens een stapje terug te doen, juist als je merkt dat je schapen zich afhankelijk van u en uw functioneren (preken en pastoraat) maken. Mocht u het denken, u bent de hogepriester of middelaar van het (verbonds)volk niet. Straal dat dan ook niet uit. Kortom: Ga eens bij uzelf na in hoeverre u (ja, ik weet het, het is pijnlijk: uzelf!) meewerkt aan de instandhouding van het tempeldenken.
‘De gelovigen’ krijgen overigens ook een sleutel in handen:
Overweeg eens om bij te dragen aan de ontmanteling van ons overkerkelijk en overambtelijk systeem.
Wat gaat hier mis? Dit: het verhaal van David Heek draagt uiteindelijk bij aan de versterking van het tempeldenken en het zien van de predikant als hogepriester doordat het opnieuw de predikant is die in actie moet komen. Daar heeft hij dan wel weer de hulp van ‘de gelovigen’ bij nodig.
En er gaat nog iets anders mis – tenminste, dat vind ik. David Heek roept: ‘Denk niet aan de predikant als hogepriester!‘ Dat klinkt ongeveer hetzelfde als ‘Denk niet aan een olifant die roze is!’
Op dit moment denk jij aan een roze olifant. Kan niet missen. En als je het verhaal van David Heek goed hebt gelezen en op je in hebt laten werken zie jij – als je kerkganger bent – aanstaande zondag een man of vrouw op de kansel staan die verdacht veel lijkt op de hogepriester die David Heek heeft beschreven (en voor velen was dat de zondag daarvoor nog niet zo).
‘Denk niet aan de predikant als hogepriester!’
Die roze olifant waarover ik het heb komt ook voor in de titel van een boek: ‘Denk niet aan een roze olifant. De psychologie van onzichtbaar overtuigen met framing‘. Even voor de goede orde: framen is geweldig! Ik maak er zelf ook vaak gebruik van om mezelf en anderen te helpen anders naar bestaande dingen te kijken, zonder dat ik het er expliciet bij zeg. Als ik bijvoorbeeld – om dicht bij de thematiek te blijven waar het hele gesprek uiteindelijk over gaat – schrijf dat we kerk-zijn eens zouden moeten bekijken door de bril van ‘praktijken’ en als ik zeg dat dit de drie kernpraktijken van de kerk zijn: ‘samen lezen – samen delen – samen eten‘ – dan is dat framing. Ik reik een nieuw frame aan om naar de bestaande werkelijkheid te kijken. Maar het is tegelijk prima als iemand anders dat expliciet maakt en vragen stelt als: Maar is dat wel het hele verhaal? Verlies je niet belangrijke dingen door nu anders te kijken?
Terug naar het verhaal van David Heek: het lijkt erop dat in dit verhaal een aantal objectieve waarnemingen worden gedaan over het alomtegenwoordige tempeldenken, en dat wordt op de ene noemer van de predikant-als-hogepriester gebracht. Zeker, zo kun je ernaar kijken en dat levert nieuwe (en ook confronterende) inzichten op.
Maar het is maar een deel van het verhaal. Sterker nog: het is een heel specifieke bril die we als lezer opgezet krijgen, een bril die in dit geval het denken dat verlaten moet worden juist versterkt.
‘Denk niet aan de predikant als hogepriester!’
‘Denk niet aan een olifant die roze is!’
Laat ik ook een duit in het zakje doen. Als je kijkt naar het kerkelijke leven en je ziet de predikant daarin functioneren, denk dan niet aan hem (of haar) als herder!
‘Denk niet aan de predikant als herder!’
Want je zou alles wat David Heek in zijn verhaal aan voorbeelden in het kerkelijk leven naar voren haalt ook eens vanuit een ander frame kunnen bekijken. Het frame van de herder-en-leraar, even afgekort tot herder. De herder die een roeping heeft gekregen om zorg te bieden, de weg te wijzen, voorop te gaan en soms erachteraan. De herder die maar één verlangen heeft: Jezus als Herder leren kennen en hem aan de medegelovigen en nog-niet-gelovigen voorstellen. De herder, die helemaal geen hogepriester-allures wil hebben maar die zondags uit de kerkbanken naar voren stapt omdat er nu een maal iemand is die op dat moment het Woord moet doen. En vul maar verder in.
Hoe dan ook, dit is mijn oproep:
‘Denk niet aan de predikant als herder!’
Echt, níet doen!
29/05/2015 op 09:30
Ha Jos,
je schrijft een interessante aanvulling. Inderdaad heb ik tijdens het schrijven ook aan de herder gedacht. Want een herder heeft natuurlijk al snel iets weg van de (rol van) hogepriester.
De reden waarom ik de eerste van de twee sleutels bij de voorgangers leg, is gelegen in het feit dat ons kerkelijk systeem over-ambtelijk is ingericht. Iemand als Hans Burger bevestigde dit gisteren nog in een mooi gesprek op Twitter. Ik sluit in mijn blog aan bij dit ambtelijk systeem dat door de ambtenaren (vergeef me dit woord als het slecht valt) in stand wordt gehouden. En dus moeten zij daar uit breken. Ik zie geen andere weg of oplossing, zolang ons herderschap oudtestamentisch en hogepriesterlijk wordt ingevuld.
Vergelijk het met Jezus zelf, de echte hogepriester, zoals we allebei geloven. Als Jezus 2000 jaar geleden niet uit het systeem was gebroken, maar alleen in de tempel (en niet op straat) de zonden zou vergeven en mensen zou genezen, zou er niets veranderd zijn. Er moest meer gebeuren.
Ik denk, zie en ervaar dat dit nu ook al jaren het geval is in veel kerkgemeenschappen. Er moeten in ons overambtelijk systeem mensen gaan uitbreken. Het wordt evolutie als de predikanten dat gaan (voor)doen (de eerste sleutel), het wordt revolutie als de gelovigen dat gaan doen (de tweede sleutel, die de afgelopen jaren helaas het meest wordt gebruikt: de kerken lopen o.a. om deze reden leeg). Maar ik zie daar dus ook iets positiefs in, er worden mét de leegloop ook nieuwe wegen in geslagen. In die zin zeg ik: ‘Breek onze kerken maar af.’ En er bouwt zich binnen afzienbare tijd – 3 dagen? 🙂 – echt wel iets nieuws op.
Kortom: ik snap je punt. Maar zolang onze herders zich ’s zondags als OT-hogepriesters gedragen, verandert er niets. Laten we de gelederen op deze manier niet proberen te sluiten.
Hartelijke groet,
David Heek
29/05/2015 op 16:41
Beste David,
Eerder deze week heb ik je in een persoonlijke e-mail nuancerende vragen gesteld. Je vond ze niet de moeite waard om te beantwoorden. Daarom hier nog eens in het openbaar:
“Ik kreeg van mijn dochter, die ’s zondags bijeenkomsten van Best Life Church in Utrecht bezoekt, je artikel “Pinksteren, het einde van ons tempeldenken” toegemaild met de opmerking: mooi artikel. Ik heb het vluchtig gelezen, maar kom niet verder dan: vreemd artikel met enkele mooie gedachten. Per saldo ben ik teleurgesteld. Ben je van de weg-met-ons-stroming in de GKV? Het is allemaal zo stereotiep wat je schrijft over de gereformeerde kerkdienst. Heb je je wel eens verdiept in de vraag wat daar eigenlijk gebeurt en waarom de samenkomst is ingericht zoals zij is ingericht? Waarom dat zurige toontje erover? Vanwaar die houding van “tot nu toe is het allemaal fout geweest en nu zien we – eindelijk – het licht?” Zullen jouw (klein)kinderen te zijner tijd niet net zo over jouw gewoonten oordelen als jij nu over die van je (groot)ouders doet? Zo nee, waarom denk je dat? Zo ja, waarom niet wat bescheidener en meer respectvol over de liefde en toewijding waarmee jouw (groot)ouders de Here hebben gediend? Pas een avond meegemaakt waar een generatiegenoot van jou sprak die een vergelijkbaar verhaal hield, en vergelijkbare vragen aan hem voorgelegd. Dat leidde tot enige nuancering.
Wat ik je vragen wil: probeer niet je gelijk te halen door oneigenlijke tegenstellingen te creëren of, nog erger, je voorgeslacht te diskwalificeren, maar wees ook tegenover je voorgeslacht eerlijk en liefdevol.”
Ik heb nooit geleerd dat de positie van de predikant vergelijkbaar zou zijn met die van de hogepriester, en ik heb dat dus ook nooit zo ervaren. Hoe komt het dat dat bij jou wel het geval is? Heb jíj je positie als voorganger zo ingevuld? En laat je je niet corrigeren?
Met vriendelijke groet,
Frits
29/05/2015 op 09:36
Elk nieuw boek, elke nieuwe visie, elk nieuw frame, elke nieuwe beweging krijgt zijn eigen voorganger, hogepriester, theaterman. Niet zozeer omdat zij dat zo graag willen zijn, maar omdat de gelovigen steeds weer snakken naar een leider, hogepriester etc. Het oude Israël wilde ook zo graag een koning zoals de omliggende volken…met alle gevolgen van dien.
Niet dat ik nu wel weet hoe het moet, het is blijkbaar een element van onze pelgrimsreis naar de eeuwigheid.
29/05/2015 op 10:45
Als je door het Lam gevonden bent, kan je de herder missen.
Maar we hebben elkaar wel nodig ,ieder met de gaven ,die hij/zij heeft
om te onderwijzen, te bemoedigen, te dienen ,te helpen, op de weg
achter Hem aan.Hoe dan aan een predikant denken?
“Hij is in hun midden als een die dient.”
29/05/2015 op 10:51
Een bekend probleem.
Je kan alleen jezelf veranderen. Voor mij betekent dat, dat ik de structuren accepteer, maar dat ik er verder geen bijzondere waarde aan hecht. Ik ben van mening dat je er geen aandacht aan moet besteden en als je een brede consensus hebt dat ze in de weg staan, ruim je ze op.
Voor mij speelt mijn leven als gelovige zich hoofdzakelijk buiten de kerkdienst af. Eén van de belangrijkste momenten van de wekelijkse samenkomst, is het koffiedrinken achteraf. Dan heb je contact. Samen zingen is fijn, de preek als als persoonlijk getuigenis van de dominee is de ene keer aansprekender dan de andere keer, maar ja, dat heb ik met de stukjes die ik zelf schrijf ook. Ik gooi de ene keer wat in de collecte, de andere keer doe ik dat niet, want dan heb ik het al via elektronisch bankieren gedaan.
Als ik theoloog was en als predikant aan een gemeente verbonden, dan zou ik mijn gave inzetten om anderen aan het woord te laten. Er zijn veel mensen die wel wat kunnen bijdragen in de wekelijkse samenkomst. Nu krijgen ze daarvoor niet de kans, omdat de kerkleiding dat niet ziet of het niet aandurft. De predikant kan vanuit zijn professie mensen aanmoedigen en ondersteunen. Ik ben een idealist. In de gemeente van Korinthe had ieder iets bij te dragen. Als ik dat voorstel, dan ziet men allerlei beren. Ik probeer niet meer iets te veranderen aan structuren. Het is net als met de positie van vrouwen en slaven in het NT. De structuren worden vanzelf uitgehold. Dat proces, secularisatie, zal nog wel even duren.
29/05/2015 op 15:13
Ik merk in heel deze discussie weinig aandacht voor de betekenis van de liturgie als vormgeving van de ontmoeting van God met de gemeente in de zondagse eredienst, waarin de voorganger niet als bemiddelaar optreedt maar wel als.. voorganger. We (GKv, NGK, GKv) komen uit een liturgie-arme traditie, denk ik wel eens. In een Anglicaanse dienst kan de preek soms de mist ingaan, toch houd ik wel de ervaring over dat er iets gebeurd is, de ontmoeting heeft plaats gevonden. We zijn ook te bang voor symboliek, vrees ik, in de eredienst. Krijg je misschien de beschuldiging van terugkeer naar het OT te horen:) Wat is er trouwens mis met het OT – het was de bijbel van Jezus en de apostelen?.
29/05/2015 op 16:30
Vergis ik me, of heeft Paulus het in zijn opsomming van de gaven van Christus aan de gemeente niet óók over herders?
02/06/2015 op 14:44
Als ik het stuk van David Heek lees komt bij mij het idee op om in plaats van steeds het woordje ‘we’ het woordje ‘ik’ te plaatsen. Voor mij krijgt zijn verhaal dan veel meer kracht en wordt ook eerlijker. Ik heb last van de ‘we’-stijl. Door het zo breed te stellen, gaat er veel verloren, omdat ik mij bijvoorbeeld al niet in zijn ervaringen herken en daar afhaak. En ik ben bang dat deze veralgemenisering het vrije werk van de Geest overschaduwt. De diversiteit in en tussen groepen is vandaag zo groot, dat je ook zou kunnen zeggen dat ‘we’ goed op weg zijn. Dat het allemaal ambtelijk geregeld is, weerhoudt groepen er kennelijk niet van om van oud naar nieuw te veranderen. Tenzij je beperkend kijkt en gelooft dat ‘we’ daardoor worden tegengehouden. Ja, dan wordt het nooit wat met ‘je’.
Ik geloof niet in die krachten die het instituut kerk willen afbouwen. Ik zie het als weggooien van kind met badwater. En ze buigen – ben ik bang – voor de hang van de tijd naar individualisering. Ik laat me graag in met wat er in kerken gebeurt, want er is nog zoveel te ontdekken van hoe de Geest daar werkt. Het is denk ik maar net hoe je ernaar kijkt en wat je wilt of kunt zien. En, eerlijk is eerlijk, ik kijk met de bril van iemand die lang uit de kerk is weggeweest en er weer een thuis vindt.
Maar ik kan me, met respect voor iedereen die een positie als leider heeft, goed voorstellen dat dit wel steeds de vraag voor een leider blijft: welke rol speel ik hier eigenlijk? En daarom vind ik wat David Heek te berde brengt ook waardevol. Henri Nouwen raakt dit in zijn boekje ‘In de naam van Jezus’ ook aan. Een goede leider die Jezus volgt gaat de weg 1) van belangrijk zijn naar bidden, 2) van populariteit naar dienen en van 3) leiding geven naar geleid worden. Ik raad iedereen dit boekje graag aan. Het werpt een blik in je eigen ziel en leert de leider zo anders naar zichzelf en zijn of haar relaties kijken.
Maar alsjeblieft, laat die kerk er gewoon mogen blijven. Met muren, met ambten, met het gedoe en al die diversiteit en krachten. Wat David wellicht ziet als over-ambtelijk en over-kerkelijk. Maar wat met een ontvankelijke blik ook gezien kan worden als werk van Gods Geest.
Ik doe bij deze een oproep om goed nieuws te brengen over de kerk. Ik zie het zelf als een inspirerende oefening om vooral te letten op wat de Geest met mij en de mensen die ik ontmoet, doet. En als je dan goed kijkt, raak je niet snel uitgepraat over wat er in al die kerkgemeenschappen aan bijzondere dingen gebeurt. Juist in een tijd waarin zoveel nuttige structuur en samenhang verdwijnt.
De sleutel ligt bij David zelf. Niks meer en niks minder. En ook bij mij, iemand die elke week als vrij individu hunkert naar die dienst met leiders en leden. Ok dan, dus toch ‘we’: De sleutel ligt bij ‘ons’ twee. En het ligt misschien wel in die weg van gebed, dienstbaarheid en je laten leiden.
20/06/2015 op 09:30
Dag Jos,
ik mis de bredere invulling van het ’takenpakket’. Door te focussen op herder/leraar-kant vergeten we de apostel/evangelist/profeten-kant. Ik zou zeggen: wanneer een dominee vooral goed ‘herdert’, zorg dan dat er ook aandacht is voor leraarschap en apostelschap is in de gemeenschap. Wanneer de evangelisten de boventoon voeren, zal er aandacht moeten zijn voor ‘herderen’. En zo door. Vanuit de GKV-traditie wordt de dominee als herder en leraar neergezet. Dat suggereert dat dat de dominee het wel weet: de richting als herder (waarheen), leraar (de manier waarop). De profeten (‘zou God het ook anders kunnen bedoelen?’), de apostelen (‘voor alle tijden en alle generaties!’) en de evangelisten (kom, naar buiten!) kregen daardoor weinig ruimte. Kortom: herder, leraar, profeet, apostel, evangelist: we need them all!
In de discussie over deze vijf bedieningen op dit weblog (14-11-2011) lees ik deze reactie: ‘profeten en apostelen zijn toch al sinds eeuwen het ondergeschoven kindje. Dat komt volgens mij door het simpele feit dat we wars zijn van verandering uit angst de grip te verliezen en om dat we niet tegen kritiek kunnen om dezelfde reden. En om die twee redenen zijn maar weinig kerken innovatief, vooruitstrevend en in staat de totale groep te bedienen.’
Ik denk dat dat weer te maken heeft met de (te) vaste vormen, structuren, de ambtelijke cultuur. De metafoor die ik eens hoorde over het werk in de kerk typeert dit: soms lijkt een kerkelijke gemeenschap op een voetbalstadion: 22 spelers (de kerkenraad) werkt zich een slag in het rond (‘herdert en leraart’) en de 10.000 man op de tribune applaudisseren en gaan weer weg. Maar ze maken geen deel uit van de strijd.
Groet, Edo Meerholz