abdijsionVandaag staat er in het Nederlands Dagblad een prachtig essay van Rick Timmermans: ‘Mijn kloosterroeping‘. Hij zet in met deze zin:

Ik weet het nog niet, misschien wil ik ook wel monnik worden.

En vervolgens schrijft ook over het verlangen dat bij hem wakker wordt gemaakt als hij optrekt met broeders die samenwonen en bidden als hun levenstaak zien:

Niet dat ik zoveel houd van bidden, maar de ernst die zij maakten van het leven met God liet een afdruk in mij achter waaruit een hernieuwd verlangen naar God groeide. Maar wat ik met dat verlangen aan moest, daarvan had ik geen idee. Het enige wat ik ervan wist, was dat het verlangen een antwoord kon krijgen in het klooster.

Ik denk niet dat ik monnik moest worden, maar het verlangen naar God en naar leven in een biddende gemeenschap was er niet voor niets.

Prachtig hoe Rick Timmermans zijn verlangen verwoordt. Voor mij ging het een verbinding aan met een bericht dat ik onlangs tegen kwam op de site van de Abdij Sion in Diepenveen (bij Deventer). De weinige monniken die daar nog wonen hebben namelijk een radicaal besluit genomen. Hun klooster gaat dicht. Ze spreken daarover op de voorpgania van hun website. En het trof me zeer dat deze broeders, juíst omdat ze monnik willen blijven, het klooster in Diepenveen achter zich laten.

De broeders hebben zich een aantal vragen gesteld: Wat doen we hier? Waarom blijven we niet hier? Wat verwachten we van een nieuwe plek? Het gaat me er nu vooral even om verbinding te maken met de essentie van monnik zijn en de rol van een klooster(gebouw) daarin. Ik onderstreep een paar zinnen:

Wat doen we hier?
We leiden hier in abdij Sion het leven van een monnik. Waar gaat het om in ons leven als monnik? Om God. We hebben alles achtergelaten omwille van God toen we aan de poort klopten om in te treden. Hier zijn, om God. Dat was en is en blijft onze roeping.

Waarom blijven we niet hier?
Monniken worden schaars. Heel schaars. De leeftijd kruipt langzaam omhoog. Onze abdijgebouwen zijn groot, duur en onhandig. Het is tijd om wakker te worden en een stap te zetten waardoor ons leven als monnik dóór kan gaan. Bij onze intrede lieten we alles achter omwille van God. Wat vraagt onze roeping nu? We zijn hier niet gekomen om in een mooie abdij te wonen.
(…)
Langzaam ontdekten we echter dat oplossingen voor het GEBOUW nog geen oplossingen zijn voor ONS, monniken. Of het nu leeg staat of gevuld of beheerd wordt door anderen, wijzelf komen dan uiteindelijk terecht in een gedeelte van dit gebouwencomplex. Dat willen we niet. We willen niet wegkwijnen in een hoekje van onze eigen abdij. We willen onze roeping volop BLIJVEN beleven. Vandaar dat we de overbodige ballast van dit gebouwencomplex achter willen laten.

Het gaat hier uiteraard om eigen unieke afwegingen in een eigen context. Maar het zet me wel aan het denken over de relatie tussen enerzijds de roeping die een mens kan ervaren om als monnik, monastiek dus, te leven en anderzijds de plek, het gebouw waar dat vorm en inhoud krijgt.

Zelfs het klooster(gebouw) kan dus een obstakel worden, ‘overbodige ballast’. Want het draait uiteindelijk om het verlangen naar God, het verlangen om Jezus te volgen, het verlangen om deel uit te maken van een gemeenschap, het verlangen om biddend te leven, het verlangen om in (de) beweging (van de Geest) te blijven.

Om weer te eindigen met wat Rick Timmermans schrijft:

Ik moest mijn leven leeg laten, zodat God in mij een eenvoudig te leiden volgeling zou aantreffen. Ik wilde kunnen blijven zeggen: doet U wat goed is, ik kan alle kanten op.