Dit wordt de eerste van een aantal blogposts waarin ik zal schrijven over ‘praktijken’. Dit concept wordt in een stroming van de praktische theologie gehanteerd om op een nieuwe manier tegen kerk- en christen-zijn aan te kijken. Het is een relatief nieuw concept (overgenomen uit de theorie over ‘practices’ van Alisdair MacIntyre in zijn After Virtue), hoewel datgene wat ermee wordt aangeduid al zo oud is als de wereld.

Van ‘Geloven in de praktijk’ naar ‘Geloven in praktijken’

De titel van deze blogpost wil ik nog kort toelichten. ‘Geloven in praktijken’. Dat is niet een uitdrukking die vaak wordt gebruikt. Als ik googel op ‘Geloven in praktijken’ levert dat drie treffers op waar de zinswending op wat toevallige wijze wordt gebruikt. Googelen op ‘Geloven in de praktijk’ levert ruim 80.000 resultaten op. Daarmee kan ik gelijk duidelijk maken dat het me in ‘Geloven in praktijken’ ook echt om iets anders gaat dan wat we gewoonlijk onder ‘Geloven in de praktijk’ verstaan.

Met ‘Geloven in de praktijk’ bedoelen we doorgaans dat we als christenen geloven (in de zin van geloofsovertuigingen hebben) en dat we ons geloof graag in de praktijk willen toepassen. Hier wordt dus een bepaalde scheiding tussen geloven enerzijds en de praktijk anderzijds voorondersteld. Nog weer iets anders gezegd: ‘geloven in de praktijk’ suggereert dat er eerst geloof is (in de vorm van geloofsovertuigingen) en dat er vervolgens toepassing van dat geloof (die geloofsovertuigingen) in de praktijk plaats vindt. De weg die gegaan wordt is een cognitieve: we beginnen met het aanbrengen van overtuigingen en gaan er vanuit dat die in de praktijk dan wel vorm zullen krijgen.

De uitdrukking ‘Geloven in praktijken’ brengt nu juist tot uitdrukking dat praktijken (dingen die we doen) een onmisbare waarde hebben als het gaat om de vorming van ons geloof (als geloofsovertuigingen en geloofsvertrouwen). Sterker nog: de praktijken vormen het uitgangspunt voor de vorming van geloof.

Nog weer iets anders gezegd, is de overtuiging die achter ‘Geloven in praktijken’ ligt deze: geloven is niet allereerst het hebben van een set christelijke geloofsovertuigingen maar geloven is allereerst het participeren in een set christelijke praktijken. (Aan de doordenking van deze overtuiging is het studieverlof gewijd waarin ik me momenteel bevind: van 1 tot 21 juni. Ik heb op dit punt ook veel geleerd van James K.A. Smith, Desiring the Kingdom. Worship, Worldview, and Cultural Formation.)

Een definitie van praktijken

Wat zijn ‘praktijken’? Ik begin met het doorgeven van de veelgebruikte definitie van Dorothy Bass en Craig Dykstra uit hun boek ‘Practicing Our Faith. A Way of Life for a Searching People‘. Eerst even in het Engels, maar daarna zal ik verder alles in het Nederlands doen (blz. 204):

‘Christian practices are things Christian people do together over time to adress fundamental human needs and conditions of humanity and all creation in the light of and in response to God’s active presence for the life of the world in Jesus Christ’.

In vertaling: christelijke praktijken zijn dingen die christenen in de loop van de tijd samen doen om zich te richten op fundamentele behoeften en condities van het mens zijn en van heel de schepping, in het licht van en in reactie op Gods actieve tegenwoordigheid met het oog op het leven in Jezus Christus in deze wereld.

Voorbeelden van christelijke praktijken zijn: bidden, gastvrijheid, dopen, zingen, geestelijke onderscheiding, avondmaal vieren, vasten, lectio divina, eenvoudig leven, zorgen voor de schepping, vergeving geven enzovoort.

Bass en Dykstra lichten hun definitie van christelijke praktijken toe in 12 stappen (Practicing Our Faith, blz. 204-205).

Een christelijke praktijk

  1. richt zich op fundamentele behoeften en condities van mensen en van de schepping door middel van praktische menselijke daden;
  2. schakelt ons in in Gods actieve aanwezigheid in de wereld en weerspiegelt, door de manier waarop wij in de praktijk participeren, Gods genade en liefde;
  3. is belangrijk in de Bijbel en in de bediening van Jezus;
  4. is historisch: ze is voortgekomen uit de levende tradities van het christelijke geloof en heeft in het verleden talloze vormen aangenomen in allerlei culturen wereldwijd; ze is in staat zich aan te passen om zo de levende traditie in nieuwe tijden en op nieuwe plaatsen gestalte te geven;
  5. belichaamt wat we geloven en versterkt onze geloofsovertuigingen door ze te verbinden met de dagelijkse levenservaring;
  6. is sociaal: elke praktijk moet van anderen worden geleerd en behoort tot de gemeenschap als geheel, ook als mensen zich soms individueel bezighouden met de betreffende praktijk;
  7. wordt gekenmerkt door ideeën-rijkdom: elke praktijk berust op eigen karakteristieke wijsheid, kennis, deugden en vaardigheden; het goed beoefenen van de betreffende praktijk door de tijd heen voedt de wijsheid, kennis, deugden en vaardigheden die deel uitmaken van deze praktijk;
  8. wordt geoefend binnen de kerkgemeenschap, in de publieke ruimte, tijdens het dagelijkse werk en thuis;
  9. kan misvormd raken en staat daarom altijd open voor kritiek en vernieuwing;
  10. krijgt een geconcentreerde vorm in de liturgie;
  11. is een geschenk waarop wij met dankbaarheid reageren, is niet een taak die we slechts uit plichtsbesef doen;
  12. maakt, samen met andere praktijken, deel uit van een manier van leven die participeert in het actieve Leven van God ten behoeve van de schepping, onze naasten en onszelf.