Toen ik ruim een week geleden bedacht om een paar blogs over ‘Kampvuur’ te gaan schrijven, las ik ook (geïnspireerd door dit verhaal van Ad de Bruijne: Dichtbij God leven) een meditatie uit de bundels ‘Nabij God te zijn’ van Abraham Kuyper. Om precies te zijn las ik deze meditatie: Met heel. Dit zijn de eerste zinnen van die meditatie:

Op het gebod dat we onzen naaste zullen liefhebben, wordt in onze dagen zoo sterk, ook zoo druk gedrongen, dat het eerste en groote gebod onder de menigte van ons volk al meer in vergetelheid is geraakt. Althans, dat het in de allereerste plaats ieders hoogste roeping is, om den Heere onzen God niet slechts te dienen, maar ook lief te hebben, – wie onder de groote massa van de kinderen onzes volks denkt er nog om?

Lees nog even verder mee. Ik weet het, de taal is wat ouderwets. Maar Kuyper heeft denk ik toch iets te zeggen wat we vandaag moeten horen.

En dit schuiven van het tweede voor het eerste gebod, wist zulk een heerschappij over den geesten te verkrijgen, dat ook onder de geloovigen het liefhebben van God aan innige warmte verloor, en zelfs in het bedehuis gretiger geluisterd werd, als er op deernis en toewijding en zelfopoffering voor den naaste, dan wanneer er op de nog veel hoogere roeping om God lief te hebben werd aangedrongen.

Dat verschuiven en omkeeren van de orde is hier fataal. Immers, wie God liefheeft, heeft ook den broeder lief; maar omgekeerd gaat het volstrekt niet door, dat wie zijn naaste liefheeft, ook zijn God liefheeft.

Kuyper maakt vervolgens duidelijk dat hier echt een profetische geluid moet klinken, en hij is er zelf een vertolker van:

Het is daarom hoognoodig, dat er tegenwicht in de schaal kome, en dat met nadruk en ernst het groote gebod, om God lief t hebben, onder heel de Christenheid weer op het hart gebonden worde.

Deze roepstem moet weer alom in de Kerk luide vernomen worden, en die prediker zou recht zijn plciht verstaan, die aan zijn gemeente dat liefhebben van God week aan week zóó lang en zóó warm en welsprekend op de conscientie bond, tot ten laatste heel de gemeente voelde: Wat heeft onze prediker zijn God innig lief! en als door zijn vuur aangestoken, zelve in de liefde voor haar God opleefde, als het kon heel de kerkeraad, ouderlingen en diakenen vooraan.

Ook de pers kan en moet daartoe meewerken, en reeds meer dan een jaar zijn we daarom ook in deze meditatiën doende, om van allen kant en op alle manier het oog te ontsluiten voor de noodzakelijkheid, om van de gemeenschap met, de kennisse van en de liefde voor God meer dan dusver onze dagelijkse bemoeiing te maken.

En heel concreet en dichtbij komt het in deze woorden:

Zonde en wereld hebben ons derwijs van God vervreemd, dat het soms inspanning kost drie, vier malen op eenzelfden dag, buiten onze gebeden genomen, onze ziel in bewuste liefdesuiting tot onzen God op te heffen. Zou het zelfs wel te sterk gesproken zijn, indien we er bijvoegden, dat er heel wat gebeden wordt in huis en kerk, zonder dat onder het bidden de ziel met haar God heeft verkeerd? En als het u nog gelukt, althans ettelijke malen op eenzelfden dag de ziel in liefde naar uw God te voelen uitgaan, hoe stond het dan nog met den graad der innigheid uwer liefde, en hoe lang duurde de zielsverheffing? Meer nog, hoe dikwijls werd het in u een dorsten naar God?

Toen ik deze meditatie las, vorige week maandag, dacht ik: is dit niet wat me een beetje dwars zit aan dat boek vol persoonlijke verhalen waarin vooral de weg van de community en de relevantie wordt gewezen als het gaat om kerk zijn vandaag? Is hier niet het tweede gebod voor het eerste geschoven? In hoeverre is de kerk nog de plek waar het over God gaat, over de God die God is, altijd weer groter en anders dan wij? Is de kerk niet in de eerste plaats de plek waar het vuur van de liefde voor God moet worden aangewakkerd? Is het ook niet de plek waar niet primair de warme behagelijkheid en de knusse gezelligheid van onderlinge verbondenheid moet worden omarmd, maar waar heilig vuur brandt? Het vuur van Gods heilige liefde en zijn liefdevolle heiligheid?

Die lijn is in het boek ‘Kampvuur’ beslist niet afwezig. Er worden prachtige dingen gezegd over God, over geloof, over Jezus’ diepe liefde, over genade. Neem bijvoorbeeld deze twee citaten:

‘Neem iedereen serieus behalve jezelf’, wordt vaak gezegd, en dat helpt om bescheiden te blijven. Maar meer nog helpt het om te kijken naar Christus, zijn relatie met zijn Vader. de grote liefde die daaruit spreekt, zijn liefde en gehoorzaamheid die standhield tot in de dood en die heeft geleid tot de hoogste glorie die een mens kan krijgen: op de troon aan Gods rechterhand. (blz. 108)

Ik heb geen speciale wensen voor de kerk, anders dan dat zij en plek zal blijven waar verschillende mensen het mysterie van het geloof vieren, totdat Jezus terugkomt. (blz. 126)

Toch kan het geen kwaad om, in een tijd waarin kerk zijn misschien te veel kan opgaan in community en naastenliefde, en waarin we vaak eerder geraakt worden door persoonlijke getuigenissen dan door Gods eigen Woorden, ook de opmerkingen van Kuyper ter harte te nemen.

Volgende en laatste blog: Wij verlangen naar waarheid…