Divine embraceIn de vorige blogpost voerde ik een pleidooi voor verkloosterlijking van de kerk. Daar wil ik nu vanuit een boek van Robert E. Webber wat meer invulling aan geven. In zijn prachtige boek ‘The Divine Embrace. Recovering the Passionate Spiritual Life’ (verplichte literatuur voor de studenten van het vak Christelijke Spiritualiteit dat ik geef aan de ETF in Leuven) wijdt hij hoofdstuk 9 aan een doordenking van de belangrijkste elementen van de Regel van Benedictus voor het leven van ‘gewone’ christenen (blz. 199-217). Titel van het hoofdstuk is: ‘My Life in His. A Long Obedience in the Same Direction’.

Dit is de kerngedachte van dat hoofdstuk: We kunnen de Regel van Benedictus toepassen op de disciplinering van on eigen spirituele leven door te kijken naar drie geloften, drie disciplines en drie manieren waarop we Christus ontmoeten in heel ons leven. In een schemaatje:

Three Vows Three Disciplines Three Ways to Encounter Christ in all of life
Stablity

Fidelity

Obedience

Prayer

Study

Work

In Daily Life

In Material Things

In People

Mij gaat het nu om de drie disciplines. Daarin is de bekende drieslag herkenbaar die zo typerend is voor de monastieke spiritualiteit in de Benedictijnse traditie: Ora, lege et labora. De tweeslag ‘ora et labora’ is overigens bekender: ‘Bid en werk’. Maar deze tweeslag is eigenlijk een gekortwiekte drieslag die uiteindelijk de basis vormt: ‘bid, lees en werk’ (lees ook deze blogpost: ‘Ora et labora’ en wat daar mis mee is).

Het weglaten van het lezen mist een belangrijke kern van het monastieke leven die aangeduid wordt met het woord ‘studie’ (zoals Robert Webber doet) of door ‘lectio divina’ (Webber werkt het element van de ‘studie’ wel uit door een beschrijving te geven van de lectio divina.

Webber pleit ervoor om het leven als christen (en iets breder: het leven in en van de kerk) te vormen naar een regel, een leefregel. Hij reikt dus drie keer drie elementen aan. Ik wil me vooralsnog concentreren op de lectio divina, maar deze dus wel zien staan in de bredere benadering van ‘ora, lege et labora’. Zou het mogelijk zijn om als lokale kerk te zeggen: deze drieslag vormt onze leefregel? En hoe zou dat dan moet worden uitgewerkt? Wat komt erin mee? Hoe verbinden we ons er praktisch aan?

Inzichtgevend zijn nog de volgende gedachten van Webber (blz. 207, in een eigen vertaling):

De Regel van Benedictus is een christocentrische regel. Benedictus zette geen regel uiteen als een manier om een spiritueel leven na te jagen, maar als een manier om de tegenwoordigheid van Christus te beoefenen en te participeren in het leven van God in het leven in deze wereld. De regel van Benedictus presenteert de disciplines van gebed, studie en werk ook niet als zaken die zich naast het leven afspelen maar als dingen die geïntegreerd moeten worden in het leven in de wereld. Ook de monniken waren geen geïsoleerde individuen die in grotten of bomen leefden. Ze leefden in gemeenschap, in relaties binnen het ritme van een van-dag-tot-dag en van-week-tot-week schema. Om die reden kunnen de genoemde drie disciplines gemakkelijk worden vertaald naar onze eigen levens binnen de routine van ons dagelijkse leven in het gezin, op ons werk en in onze vrije tijd.

De vraag die Webber vervolgens stelt en waar hij een praktisch antwoord op geeft is:

Hoe zijn de disciplines van gebed, studie en werk dienstbaar aan het spirituele leven in ons dagelijks bestaan?

Wat hij daarover in een aantal bladzijden schrijft zie ik als inspirerend input in de zoektocht naar een antwoord op de vraag: Hoe verkloosterlijk je de lokale kerk?