Op zondag 7 maart preekt ik over Johannes 10:14-15. Deze preek was de tweede in een serie van vier Verlangenpreken die aansluiten bij het Verlangendocument waarin we als Plantagekerk onder woorden hebben gebracht wat volgens ons wezenlijk is voor kerk zijn.

We onderscheiden daarbij vier dimensies: spiritueel, pastoraal, diaconaal en missionair. Bij elk van de vier dimensies houd ik een preek naar aanleiding van een woord van Jezus uit het Johannesevangelie.

Je kunt de preek hieronder luisteren als audiobestand, terugkijken als YouTube-video en lezen in uitgeschreven vorm.

Luister de preek

Kijk de preek

Schriftlezing: Johannes 10:1-18

Lees de preek

Lieve mensen, afgelopen vrijdag had ik een pastoraal gesprek met iemand uit de gemeente. We hebben afgesproken dat we elke vrijdagmorgen een half uurtje met elkaar bellen, want dat is ook een manier om contact te onderhouden. We praatten over het leven, we praatten over wat er niet goed gaat. En er gaat veel niet goed in het leven van degene met wie ik in gesprek was. We praatten vooral over God en over Jezus, want we willen proberen om zijn stem te verstaan.  

‘Voel jij je gekend?’ vroeg ik ergens in dat gesprek aan hem. ‘Voel jij je gekend?’  

‘Nee’, zei hij, ‘ik voel me niet gekend. God is ver weg. Ik ben mezelf ook wel een beetje kwijt.’ 

‘Oké’, zei ik, ‘je voelt je niet gekend. Laat ik de vraag eens anders stellen: Ben jij gekend?’ 

En toen zei hij: ‘Ja, ik ben gekend. Ik weet zeker dat God mij kent, hoe dan ook. Maar ik zou het zo graag ervaren. Ik zou het zo graag voelen dat ik gekend ben.’ 

Nou, zo zitten we midden in de thematiek van vanmorgen: pastoraal gemeente zijn. 

En ik ga straks een accent leggen op dat kennen, op dat gekend worden

Maar als we gaan praten over pastoraat en over pastoraal gemeente zijn, dan is het zo belangrijk dat we niet beginnen bij de wat-vragen: wat gaan we dan precies doen in de gemeente. Ook niet de hoe-vragen: hoe pakken we het allemaal aan als het om een groeiende pastorale gemeente gaat.  

Maar die waarom-vraag: waarom willen we eigenlijk een pastorale gemeente zijn?  

Waarom? Omdat Jezus een herder is. Omdat Jezus een herder is willen wij een pastorale gemeente zijn. Want dat is dat woord herder. In het Latijn is dat pastor.  

En daarom nemen we eerst de tijd om dat bijbelgedeelte dat we gelezen hebben te beluisteren. Om te proeven wat daar gezegd wordt door Jezus over zijn herderschap en over wat dat voor ons betekent. 

Het bijzondere van het Johannes-evangelie is altijd opnieuw dat Johannes zo’n bijzondere verbondenheid heeft met Jezus. Hij is daarin bijvoorbeeld heel anders dan Petrus. Petrus is iemand die met vallen en opstaan probeert zijn weg achter Jezus aan te gaan. En Petrus heeft echt moeite met het kruis; daar wil hij eigenlijk niet aan. Dat herkennen we ook wel in ons leven.  

Johannes is daarin heel anders. Op een of andere manier is het bij Johannes in één klap duidelijk geworden: dit is Jezus. Als ik Jezus zie dan heb ik met God te maken. En dat verklaart ook een beetje die eigen kleur, wel een beetje die hemelse kleur van het evangelie van Johannes.  Johannes ging ook op een heel intieme manier met Jezus om. Jezus zegt zelf in Johannes 1: 

18 Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen. 

Dus Jezus is op een heel intieme manier verbonden met zijn Vader. En wat zie je nou in het Johannes-evangelie terug? Dat Jezus’ leerling Johannes op diezelfde heel intieme manier verbonden is met Jezus. Op een gegeven moment ligt Johannes ook aan tafel samen met Jezus. Hij ligt ter hoogte van het hart van Jezus – hij rust aan het hart van Jezus. Dus Johannes kent Jezus op een heel intieme manier. En dat is altijd goed om te beseffen als we in het Johannes-evangelie lezen.  

En dan begint Jezus te spreken in Johannes 10: 

Waarachtig, ik verzeker u. 

Het is mooi om te weten dat daar eigenlijk staat, zoals in een oudere vertaling: 

Amen, amen, ik zeg u. 

En als dat gezegd wordt – Jezus is de enige die dat zegt en in het Johannes-evangelie komt dat heel vaak terug – dan moet je bedenken dat Jezus dan eigenlijk zegt: Ik ga nu dingen zeggen die rechtstreeks uit de hemel komen. Het is dus niet zomaar even een aanloopje of een opstapje om iets te zeggen. Nee: 

Amen, amen, ik zeg u. 

Jezus zegt: Ik ga nu hemelse dingen zeggen. Wat ik nu ga zeggen komt rechtstreeks uit de hemel. 

Dat hoorden we vorige week ook even toen Johannes 3 centraal stond. Toen zei Jezus ook:  

12 Wanneer jullie Me niet geloven als Ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als Ik over hemelse dingen spreek?  

Jezus spreekt over hemelse dingen. En zo nu en dan maakt hij dat even extra duidelijk met Amen, amen, ik zeg uIk spreek rechtstreeks uit de hemel. 

En dan gaat Jezus een gelijkenis vertellen. Gewoon een verhaal over het dagelijks leven.  

Een herder en schapen, zoals we het zonet gezien hebben in het Kindermomentfilmpje.  

Het gaat in de gelijkenis ook over dieven en rovers. Misschien moeten we dan maar gewoon denken aan de farizeeën en schriftgeleerden, die op een heel verkeerde manier met het volk van God omgingen. En Jezus is dan in het verhaal de goede Herder. Die dieven en rovers klimmen ergens naar binnen, maar gaan niet door de deur. En zij hebben een stem die de schapen ook helemaal niet kennen.  

Maar de herder kent de schapen zelfs bij hun naam. En de schapen luisteren naar zijn stem. En dan leidt de herder de schapen naar buiten en gaat hij voorop. Dat is dus een heel belangrijk element in de gelijkenis die Jezus vertelt:  

De schapen luisteren naar zijn stem, hij roept zijn eigen schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.  

Dat zagen we net ook in dat filmpje gebeuren. Die schapen herkennen de stem van de herder. Er is op NPO Radio 1 ’s avonds laat een nieuwsquiz waar heel vaak een stem tot klinken wordt gebracht en dan moet je raden van wie die stem is. Stel je de stem voor van Marc Rutte. We hebben daar snel een beeld bij en herkennen die stem. Nou, dat is met die schapen en de herder aan de hand. Maar ik denk dat het hier wel wat verder gaat.  

Sowieso is het de vraag of we de stem van Jezus herkennen. Voelen we aan wanneer het Jezus is die spreekt? Maar het gaat nog een stapje verder: het is niet alleen maar of we de stem herkennen, maar herkennen we ook wat hij te zeggen heeft? Herkennen we de woorden die hij spreekt? Dat gaat verder dan die stemherkenning. Staan wij open voor wat Jezus te zeggen heeft?  

We moeten eerlijk toegeven dat dit niet altijd even makkelijk is om daar contact mee te krijgen. Want nogmaals, Jezus spreekt over hemelse dingen. En dat is soms een beetje ver van ons vandaan. We zijn veel met aardse dingen bezig. Lukt het ons nog om die stem van Jezus te horen en ook die hemelse dingen waarover hij spreekt echt binnen te laten komen? 

Dat is nu ook een uitnodiging, om ruimte te nemen in ons leven om de hemelse dingen van Jezus te horen. 

En dan gaat Jezus verder. We zijn dan bij vers 7 aangeland en opnieuw zegt Jezus:  

Amen, amen, ik zeg u 

En hij legt er weer de nadruk op: dit zijn hemelse dingen die ik zeg. En dan zegt Jezus: 

ik ben de deur. 

Dat is altijd een beetje ingewikkeld bij die gelijkenissen van Jezus, want het ging over dieven en rovers, en over een herder en schapen. En nu gaat het opeens over een deur. En Jezus blijkt die deur te zijn. En de herder gaat door de deur en Jezus ook. Dat is best wel ingewikkeld bij die gelijkenissen van Jezus. Zo meteen komen er ook nog huurlingen om de hoek kijken. Maar nu die deur. Jezus zegt:  

Ik ben de deur.  

Je moet door mij naar binnengaan. Je moet eerst door Jezus heengaan.  

Dat is misschien mooi om meteen even toe te passen. Als wij met elkaar omgaan in de gemeente en we willen dat op een pastorale manier doen, dan moet je altijd eerst door de deur heen. Dus niet zomaar naar iemand toe gaan. Niet zomaar op iemand afstappen. Maar eerst door de deur. Eerst via Jezus. En via Jezus naar de ander toe gaan. 
 

Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden. 

Jezus is dus de deur naar het leven. Dat zegt hij ook in Johannes 10 vers 10: 

Ik ben gekomen (de dieven zijn gekomen om te slachten en te roven en om kapot te maken), 

maar ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid. 

En dan zijn we weer terug bij het thema van de vorige keer: geven.  
Jezus is gekomen om het leven te geven in al zijn volheid.  

En dan zijn we bij de uitspraak:  Ik ben de goede herder.  

En dan zijn er opeens ook die huurlingen. Maar daar ga ik nu even aan voorbij. Zo’n bijbelgedeelte helemaal op je laten inwerken kost veel tijd. Maar ik wil zo meteen vooral inzoomen op dat kennen

Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij. 

En Jezus zegt ook nog en dat is goed om in de veertigdagentijd te benoemen. We zijn op weg naar Pasen. Want Jezus zegt ook nog: Ik geef mijn leven voor mijn schapen

Dat is belangrijk dat weer tot ons door te laten dringen.  De goede Herder is zo goed, dat hij zelfs zijn leven geeft voor zijn schapen.  

Maar laten we nu de rest van de preek stilstaan bij die woorden van Jezus: 

Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij,  zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken.  

Het is trouwens goed om even te zien dat het nu vertaald is met: Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij. Maar Jezus gebruikt op deze plek niet meer het woord schapen. Dat is als het ware ter verduidelijking even in deze vertaling ingevoegd. Maar Jezus zegt: 

Ik ben de goede herder. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen mij.  zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken.  

Dus: Ik ken die van mij zijn en die van mij zijn die kennen mij. Dat is wat Jezus hier zegt.  

Dus vier keer dat woordje kennen. Dat is dus een heel belangrijk woord.  

Het is ook typisch Johannes, de leerling van Jezus die op zo’n intieme verbonden manier met Jezus omgaat, om daar bij te zeggen (tenminste, Jezus zegt dat en Johannes tekent dat op): 

 Zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken 

Als je het Johannes-evangelie een beetje wilt begrijpen, dan moet je altijd op zoek gaan naar: hoe verhouden de Vader en de Zoon zich tot elkaar, wat gebeurt er tussen Vader en Zoon, en dat vindt als het ware een weerspiegeling in wat er gebeurt tussen Jezus en ons als zijn leerlingen. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mijDat gaat over ons, zou je kunnen zeggen. Zoals, en dan richt Jezus onze blik op de Vader en op zijn relatie met de Vader, zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken 

Dus onze relatie met Jezus is een afspiegeling van de relatie tussen Jezus en zijn Vader. Als je een beetje wilt begrijpen en ervaren hoe dat nou werkt tussen jou en Jezus, kijk dan naar hoe het werkt tussen de Vader en de Zoon. Wat daar gebeurt, dat wordt weerspiegeld in wat er tussen ons en Jezus gebeurt. En dat zijn hemelse dingen waar ik het nu over heb. En we voelen misschien ook wel aan dat we daar veel meer tijd voor nodig hebben om dat tot je door te laten dringen. Zoals de Vader zijn Zoon kent en de Zoon de Vader kent, zo kennen wij Jezus en kent Jezus ons. Dat zijn hemelse dingen. 

Ik vind het belangrijk die hemelse dingen te benoemen. In de kerk moet het over hemelse dingen gaan. Als het in de kerk niet meer over hemelse dingen gaat, waar dan nog wel?  

En die hemelse dingen, als we daar contact mee hebben, als we dat ontdekken, dan ontdekken we ook dat we vanuit die hemelse dingen ook ons aardse leven kunnen leiden. Vorige keer gaf ik heel duidelijk die generositeit van God aan, die gulheid van God. God is een gevende God. Het is zo belangrijk dat we dát eerst ontdekken en dat we daar als het ware in meegenomen worden en dat wij ook gevende mensen worden. 

En vandaag zou ik het zo willen zeggen: God is een kennende God. God kent ons. En als we dat door willen vertalen, dan kunnen we zeggen: zoals God ons kent, zo kunnen wij leren om elkaar ook te kennen. Om dat gekend-zijn aan elkaar door te geven. Want dat hoort bij elkaar: kennen en gekend worden. Psalm 139 zingt daar ook zo mooi over en dat komt na de preek ook terug:  

HEER, u kent mij, u doorgrondt mij. 

Dat is een prachtige werkelijkheid. En vandaag zeggen we, als we een pastorale gemeente willen zijn, als we willen ontdekken wat pastoraat nou is, wat de pastorale dimensie van kerk-zijn is, dan gaat het over kennen en gekend worden. En als je iemand kent, dan weet je wat iemand bezighoudt. Dan weet je wat iemand moeilijk vindt. Dan weet je wat iemand beweegt.  

Ik wil daar nog een paar dingen over zeggen. Ik heb van twee auteurs iets geleerd in deze week en daarna wil ik nog drie vragen aan je meegeven. Eerst wat ik geleerd heb van de twee auteurs Dietrich Bonhoeffer en Floortje Scheepers. Dat zijn een beetje ongelijksoortige grootheden. 

Dietrich Bonhoeffer heeft prachtige dingen gezegd over hoe wij met elkaar omgaan.  Hij zegt: Christus, de goede Herder, is altijd in het midden. Als we het hebben over pastoraal gemeente zijn, dan is dat heel belangrijk om tot ons door te laten dringen. Christus, de goede Herder, is altijd in ons midden. Hij staat in ons midden. Het is het wezen van de persoon van Christus om in het midden te zijn. Hij is in het midden van ons menselijk bestaan. Hij is in het midden van de geschiedenis. Hij is in het midden van de natuur. Christus is overal in het midden.  

En bij het midden denken we misschien aan een cirkel en dat hij dan in het middelpunt staat. Maar we moeten daar ook nog een ander beeld bij hebben: als Christus in het midden staat, dan betekent dat dat hij altijd tussen mij en de ander in staat. Dat moet je even tot je door laten dringen. Jezus is altijd tussen mij en jou in. Dat is in het pastoraat dus heel belangrijk: Jezus is tussen mij en jou in. Ik heb met niets en niemand een rechtstreekse verhouding. Dat is allemaal wat Bonhoeffer daarover zegt. Ik heb met niets en niemand een rechtstreekse verhouding, alleen via Christus. Dat betekent dus dat Christus in het midden is. Bonhoeffer zegt ergens: Ik heb geen rechtstreekse relatie met mijn vrouw. Ik ben met haar verbonden in Christus. Ik heb geen rechtstreekse relatie met mijn werk. Ik doe mijn werk immers in de Heer. Ik heb geen rechtstreekse relatie met het volk van Nederland. Alleen in Christus betekent Nederland iets voor mij. 

Altijd staat Christus in het midden. Altijd kunnen we alleen via Christus naar de ander toe gaan. Weet je wat ik eerder in de preek ook zei: we gaan eerst door Jezus heen, door de deur en pas dan kunnen we echt verbinding maken met de ander.  

Het tweede van wie ik iets geleerd heb. Maandag kwam ik een post tegen van iemand die mij attendeerde op een boek dat onlangs verschenen is van een zekere Floortje Scheepers, die ik verder niet ken. Maar zij schreef een boek over: Mensen zijn ingewikkeld. Een pleidooi voor acceptatie van de werkelijkheid en het loslaten van modeldenken.  

Dat vond ik boeiend: mensen zijn ingewikkeld. Een ander boek dat al een tijdlang hoog scoort heet: De meeste mensen deugen, van Rutger Bregman. Heel boeiend, maar ik vind het ook heel boeiend om deze titel te zien: Mensen zijn ingewikkeld. Jij bent ingewikkeld en ik ben ingewikkeld. En daar lopen we misschien juist wel in het pastoraat in de gemeente tegenaan. Als we voor elkaar willen zorgen en als we er voor elkaar willen zijn, dan lopen we al snel daar tegenaan: ja, mensen zijn maar ingewikkeld. En dan hebben we de neiging om elkaar in vakjes te stoppen. En dit boek gaat niet over pastoraat, maar over psychiatrie. Het is een pleidooi voor bescheidenheid in de psychiatrie, omdat we vooral heel veel niet weten. We kunnen wel overal een stickertje op plakken van: jij hebt dat. Dat doen we ook in de normale omgang met elkaar wel: nou, dat is er zo één, dan snap je wel een beetje hoe dat werkt.  

Maar Floortje Scheepers schrijft: Als het echte kennen ontstaat in de interactie die we met elkaar hebben van hart tot hart, dan zouden we het houvast dat we zo nodig hebben toch moeten vinden bij elkaar en niet in allerlei orden en kaders.  

Hoe leer je elkaar kennen? Niet door een boek bij de hand te hebben met allemaal beelden van: dat is er zo eentje. Maar door elkaar van hart tot hart te spreken. Dáár vindt het echte kennen plaats.  

En zo voert dat boek van Floortje Scheepers een pleidooi voor acceptatie van de werkelijkheid. Wij zijn allemaal best ingewikkelde mensen. En als we elkaar willen leren kennen, dan doe je dat niet via een model, maar door echt met elkaar in gesprek te gaan.  

En dan moet ik ook denken aan wat Paulus zegt 1 Korinthe 13:12:

Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.  

Zo wil ik vanmorgen een pleidooi voeren voor een pastorale gemeente. Dat is ons verlangen, een pastorale gemeente waar we allereerst gekend worden door Jezus en waar wij hem kennen. Een pastorale gemeente is een gemeente waarin we beseffen dat we alleen echt contact met elkaar kunnen krijgen via Jezus die in het midden staat. Een pastorale gemeente is een gemeente waarin we ons erover verwonderen dat we gekend zijn door God. En waar we ons er ook over verwonderen dat we de ander soms maar nauwelijks kennen en dat we onszelf vaak ook helemaal niet zo goed kennen. We zijn maar ingewikkelde mensen. En we kunnen elkaar een beetje leren kennen via Jezus. 

Ik rond nu af. Vorige keer gaf ik twaalf manieren mee waarop je kunt geven: aandacht geven, tijd geven, troost geven, vergeving geven. Ik geef nu drie vragen mee om je te helpen om in die wereld van dat kennen een stapje te zetten.  

  1. Door wie voel ik mij echt gekend? Duidelijk een vraag waar je een tijdje over moet nadenken. Daar kun je niet zomaar meteen een antwoord op geven. En wie ken ik nou eigenlijk echt? 
  1. Wat kan ik doen om een ander beter te leren kennen? Misschien heb je wel een naam in gedachten van iemand in je miniwijk of in de gemeente, of als je pastoraal assistent in de wijk bent.  
  1. Voel ik mij door God gekend? En waar merk ik dat dan eigenlijk aan? En nogmaals, ook weer een vraag waar je tijd voor nodig hebt om daar een antwoord op te vinden.  

Je bent in elk geval gekend, door God. En we kunnen altijd via Jezus, die de goede Herder is, naar God toe en ook naar elkaar toe. 

Amen.