Op zondag 28 maart preekt ik over Johannes 13:1-17. Deze preek was de derde in een serie van vier Verlangenpreken die aansluiten bij het Verlangendocument waarin we als Plantagekerk onder woorden hebben gebracht wat volgens ons wezenlijk is voor kerk zijn.

We onderscheiden daarbij vier dimensies: spiritueel, pastoraal, diaconaal en missionair. Bij elk van de vier dimensies houd ik een preek naar aanleiding van een woord van Jezus uit het Johannesevangelie.

Je kunt de preek hieronder luisteren als audiobestand, terugkijken als YouTube-video en lezen in uitgeschreven vorm.

Lieve mensen, ik wil deze preek inleiden met drie actuele ervaringen. 
 
De eerste actuele ervaring: Iemand van buiten de gemeente stuurde mij een mailtje. Hij had het Verlangendocument gelezen dat we als Plantagekerk gemaakt hebben en hij stelde deze vraag: ‘Zijn wij er als kerk alleen maar om mensen te dienen, of zijn wij er ook om de schepping te dienen?’ Dat was dus een beetje een kritische vraag. Hij zei: ‘Jullie hebben helemaal geen aandacht voor de schepping en voor het klimaat en als we diaconaal willen zijn, zal duurzaamheid ook hoog op de agenda moeten staan.’ En ik denk dat hij gelijk heeft en dat het goed is om ons erop te bezinnen dat diaconaal-zijn ook betekent dat wij een duurzame levensstijl vertonen. Kom ik aan het einde van de preek wel weer even op terug. 

De tweede ervaring: We hebben het vanmorgen over ‘voeten wassen’, maar we zijn al een jaar lang handen aan het wassen. ‘Was je handen stuk’, zegt Marc Rutte steeds maar weer. ‘Voeten wassen’ is een symbool van ‘dienen’. Maar misschien is het mooi om het handen wassen wat we doen ook te zien als dienen. Misschien denk je, wat een onzin allemaal. Maar doe het voor een ander. Daar gaat ‘dienen’ over: Doe het voor een ander. Laat ook ‘handen wassen’ iets zijn wat je doet om te ‘dienen’.  

De derde actualiteit: Een paar weken geleden was de ‘Landelijke Opschoondag 2021’ op 20 maart. Door heel Nederland gingen mensen naar buiten om vuil uit de natuur te halen. Een opschoondag. Ik hoorde er pas achteraf van en ik dacht: Wat jammer eigenlijk. Zou je juist als christen die dienstbaar wil zijn, mee moeten doen met zo’n opschoondag? Kom ik aan het einde van de preek ook weer even op terug. 

Laten we nu samen dat verhaal induiken, dat verhaal van die voetwassing door Jezus en een aantal dingen ontdekken waar we gemakkelijk overheen kunnen lezen. Want het verhaal is overbekend, zou je kunnen zeggen. Maar ik denk dat we toch nog een paar dingen kunnen ontdekken die een wat ander licht op het verhaal kunnen werpen dan je misschien gewend bent. Ook weer drie dingen. 

1. Johannes begint in hoofdstuk 13 dit verhaal door te zeggen:   
 
Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.  

Wat mij daar zo opvalt is dat Johannes niet zomaar een verhaal begint te vertellen, maar dat hij als het ware een context creëert:  

Jezus wist dat zijn tijd gekomen was.  

Wat hier dus gebeurt is niet zomaar even een alledaags voorbeeldje. Nee, er zit een zekere urgentie in wat nu gebeurt, want Jezus wist dat zijn tijd gekomen was. Hij gaat nu iets doen wat heel diep gaat en wat heel belangrijk is. Hij doet dat door middel van een – ik bedoel het niet oneerbiedig – een toneelstukje. Hij had ook een gelijkenis kunnen vertellen, want dat deed hij meestal. Zoiets als: 
‘Het is met het koninkrijk van de hemel zoals met een maaltijd. Toen de feestgangers aan tafel wilden gaan, kwam de Heer naar voren en ging de voeten wassen van de feestgangers.’  

Jezus had dat verhaal kunnen vertellen. Maar deze keer kiest hij voor een uitgebeelde gelijkenis. Hij vertelt deze keer geen gelijkenis, maar hij beeldt een gelijkenis uit door wat hij doet. In die tijd was een voetwassing heel gewoon. Het was heel gewoon dat dat een slaaf deed. De mensen liepen daar op blote voeten of op sandalen door de stoffige straten, dus die voeten waren altijd vies. Als je dan samen ging eten, dan deden ze dat in liggende houding. En dan lag je een beetje schuin naast elkaar, dus voor je het wist zat je met je voeten in het gezicht van een ander. Je snapt dat het dan belangrijk is dat de voeten wel even gewassen worden. Dus iets heel gewoons wat daar gebeurt, daar maakt Jezus een gelijkenis van. Niet door het te vertellen deze keer, maar door het uit te beelden. 

2. Op het moment dat we zien dat hier een soort toneelstuk wordt opgevoerd, een gelijkenis wordt uitgebeeld, ontdekken we ook opeens dat er twee tegenspelers zijn in dit verhaal.  

De eerste tegenspeler is de duivel. Hij wordt expliciet genoemd door Johannes: 

De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet Jezus te verraden. Jezus, die wist dat de Vader hem alle macht had gegeven, dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, stond tijdens de maaltijd op. 

Dus het verhaal wordt verteld door Johannes en Jezus speelt dat verhaal uit en intussen wordt ook gezegd: Ja, die duivel gaat daar ook rond zo om dat verhaal heen. Ik moet denken aan de beelden van ‘The Passion of the Christ’. Die film draaide alweer jaren geleden. Ik kan me nog herinneren dat er een hele enge duivelse figuur achter de mensen langs schoof. Heel eng om naar te kijken. Dat is hier ook een beetje aan de hand. Die duivel loopt hier een beetje achter de coulissen rond. We zijn hier niet wat met een onschuldig verhaaltje bezig – wat aardig dat Jezus de voeten wast – nee, het staat hier op scherp. Er is hier strijd tussen licht en donker, tussen leugen en waarheid. Dus, dat is de eerste tegenspeler.  

De tweede tegenspeler is Petrus, waartegen Jezus ook een keer had gezegd: ‘Satan, ga achter mij.’ En ook nu moeten we even bedenken dat dit niet typisch Petrus is, die dán iets niet wil en dán weer wel. Nee, hier gebeurt hier iets diepers. Als Petrus hier zegt: Nooit zult u mijn voeten wassen!’ dan moet je dat eigenlijk een beetje vergelijken met wat ergens anders gebeurd is: Jezus vertelde daar dat hij moest lijden en sterven, en dan zegt Petrus op een gegeven moment tegen Jezus: God verhoede dat, Heer, dat zal zeker niet gebeuren!’ En op dat moment zei Jezus tegen Petrus, heel scherp: ‘Achter mij, satan!’  

En wat zegt Petrus nu: ‘O nee, míjn voeten zult u niet wassen, nooit!’  

‘Ik was mijn eigen voeten wel. Ik dop mijn eigen boontjes wel. Ik maak mijn eigen plannen. Ik regel mijn eigen redding. Ik plan mijn eigen verlossing. Ik ben mijn eigen baas.’ Dat is eigenlijk wat hier gebeurt. 

Ik moet denken aan een lied van een zanger die in 2013 overleden is, namelijk Maarten van Roozendaal. Hij zong in 2000 een goddeloos lied, wat hij zelf in dat lied zegt. Hij won met dit lied zelfs de Annie M.G. Schmidtprijs voor de beste liedtekst. Dat lied is getiteld: ‘Red mij niet.’ Dat gaat zo: ‘Leg een steen onder je kussen. Brand voor mijn part een kaars. Slacht een lam. Maar red mij niet. Zet een rare muts op. Duw briefjes in een muur. Voorspel de toekomst. Maar red mij niet, red mij niet, red mij niet.’ 

Het is een vrij heftig liedje. Als je het zou willen bekijken moet je het maar na de dienst doen. Maar je hoeft het niet te bekijken, want het is best een heftig liedje. 

Dat is eigenlijk wat Petrus hier zegt: Red mij niet. En even later, binnen een paar seconden bijna, 180 graden omgedraaid:  

Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!’  

Dus wat Petrus hier doet als tegenspeler in dit verhaal, is niet maar een beetje onschuldig. Want hier wordt ook weer een strijd gevoerd tussen ‘gered worden’ en ‘niet gered worden’, tussen iemand die zegt: ‘Red mij wel’ en iemand die zegt:‘Red mij niet’.  

3. Ik wil ook nog aandacht vragen voor de vraag die Jezus stelt na de voetenwassing:  

‘Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?’ 

Dat maakt nog weer extra duidelijk dat we hier te maken hebben met een gelijkenis, die deze keer dan niet verteld maar uitgebeeld wordt. Want bij die gelijkenissen die Jezus altijd vertelde – veel meer in Matteüs, Marcus en Lucas dan in het Johannesevangelie – zegt Jezus regelmatig zoiets als: ‘Hoe kan het dat jullie het nog niet begrijpen? Begrijpen jullie deze gelijkenis dan niet? Hoe zullen jullie dan al die andere gelijkenissen begrijpen?’  

Dus hetzelfde thema, namelijk ‘begrijpen’ en ‘niet begrijpen’. Jezus zegt:  

Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.  

Dus Jezus zet de zaak weer op scherp door te zeggen:  

Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?’ 

Dit in de context dus dat hij al veel vaker gezegd heeft: ‘Jullie begrijpen er helemaal niks van.’ En hij maakt duidelijk hoe belangrijk ‘begrijpen’ is. Want hij zegt ook nog:  

Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt.  

Een heel belangrijke uitspraak. Jezus zegt eigenlijk: Christenen zijn doeners. ‘Begrijpen’ is heel belangrijk, en dat lukt al vaak niet eens, maar het gaat er uiteindelijk om dat je het dóet.  

Wel bijzonder dat het woord ‘gelukkig’ hier ook wordt gebruikt. Het is een bekend woord in de mond van Jezus: ‘Gelukkig wie nederig van hart zijn. Gelukkig de vredestichters. Gelukkig wie zuiver van hart zijn. Gelukkig ben je als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt.’ 

Even een heel kort zijspoortje 

We vieren volgende week Pasen en daarna ga ik een nieuwe prekenserie houden van vijf preken bij het thema ‘De kunst van het on-gelukkig zijn.’ Ik wil met jullie dan stilstaan bij: Wat betekent het nou om geluk te zoeken; wat betekent het om de kunst van het gelukkig-zijn te beoefenen, maar ook de kunst van het ongelukkig-zijn. Daar horen jullie nog wel meer over. Dit is ook ter inleiding op een studieperiode die ik zal hebben na Pinksteren, die zal gaan over: ‘Geloven als een millennial’. En misschien zijn met name millennials, waarvan we er veel hebben in onze gemeente, op zoek naar geluk. En hoe doe je dat dan. Hoe word je gelukkig? 

Nou, dat waren de drie dingen die ik naar voren wilde halen uit dat bekende verhaal van Jezus die de voeten wast. Moeten wij ook voeten wassen? Nee, dat hoeven wij niet. Dat was iets heel specifieks uit die cultuur. Dat was een gelijkenis. We hoeven geen voeten te gaan wassen. Het was mooi om dat een keertje te doen, maar dat was niet de essentie van dat verhaal.  

De kern van dit verhaal is, dat Jezus laat zien wat zijn identiteit is. Hij heeft de identiteit van een dienaar die dwars tegen elke tegenstand in vasthoudt aan zijn missie. En opvallend is – en dat zei ik aan het begin van de preek ook – dat er tot twee keer toe over Jezus gezegd wordt: ‘Hij wist’. Dus het gaat er niet eens om dat hij de voeten wast, maar: ‘Hij wist iets’.  

Jezus ‘wist’ dat zijn tijd gekomen was en daarom waste hij de voeten. Als een soort ultieme daad, de ultieme gelijkenis. Zó ziet het er in het koninkrijk van God uit. Dit is waarom ik bij jullie neerkniel. En, Jezus wist dat de Vader hem alle macht had gegeven, en dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan. 

En dán gebeurt dus die voetwassing. Dus Jezus wist iets. Hij kende zijn identiteit. En misschien moeten we dat ook leren doorvertalen. Moeten wij ook niet weten wat Jezus wist? Dat is best spannend om te zeggen he? Want wij zijn leerlingen en hij is meester. Hij wist dat zijn tijd gekomen was. Misschien zijn er ook wel momenten in ons leven dat we weten: nú komt het er op aan. Misschien speelt er wel iets in je leven waar dat aan de hand is. En nú komt het er op aan. Nú moet je weten dat jouw tijd gekomen is om dit of dat te doen.  

En misschien moeten wij ook wel weten dat de Vader ons alle macht heeft gegeven. Natuurlijk niet op dezelfde manier als aan Jezus, maar ook wij hebben alle macht gekregen. Christenen hebben alle macht ontvangen. En dat heet in het Nieuwe Testament: het koninkrijk van God. Dat heet in het Nieuwe Testament: de heilige Geest. Wij hebben alle macht ontvangen. De macht van het koninkrijk, de macht van de heilige Geest, de macht van het nieuwe leven in al zijn volheid.  

Weet je dat ook echt? En als je het weet, kun je dat dan ook vertalen in die dienstbare houding die Jezus ons heeft voorgedaan? 

Ik ga afronden met nog twee wat meer op de praktijk gerichte dingen die ik tegen jullie wil zeggen. Want hoe doen we dit nou in de praktijk?  

Bij mijn eerste Verlangenpreek in die serie van vier preken was het kernwoord ‘geven’. ‘God had de wereld zo lief dat hij zijn eigen zoon gegeven heeft.’  

Hoe kunnen wij gevende mensen zijn?  

Bij de tweede preek: ‘Mijn schapen kennen mij en ik ken mijn schapen’ was ‘kennen’ het kernwoord waar we bij stilstonden. 

En vandaag is dat dus ‘dienen’. Als wij een diaconale gemeente willen zijn, als wij diaconaal in de wereld willen staan, dan is ‘dienen’ een belangrijk woord. Twee manieren om dat wat praktischer te maken in je eigen leven: 

De eerste manier: Ik noem het maar even: ‘Ruim je rotzooi op’. Ruim de rotzooi van een ander op, is wat we eigenlijk vandaag zeggen. Dat is wat Jezus ook kwam doen. Hij waste die vieze voeten van zijn leerlingen. Hij ruimt onze rotzooi op. En wij zijn geroepen om ook de rotzooi op te ruimen. Dan kom ik even terug op die Landelijke Opschoondag. Overal ligt zwerfafval. En natuurlijk kun je zeggen: Dat heeft een ander daar neergegooid. Maar de kern van ‘dienen’ is dat je de rotzooi van een ander opruimt. Dat voelt helemaal niet goed, maar dat is wel de kern van ‘dienen’. Ruim andermans rotzooi op. En ik kijk de diakenen nu eventjes aan en nodig hen uit om zich voor te bereiden op de Landelijke Opschoondag 2022. Ik zou wel willen dat we als kerkelijke gemeente meedoen met die Landelijke Opschoondag als ‘dienen’: andermans rotzooi opruimen. Nogmaals, dat voelt niet goed, maar dat is precies wat Jezus kwam doen. En je kunt natuurlijk elke dag je eigen Opschoondag creëren. Dus, creëer Opschoondagen. En ik spreek de wens uit dat we volgend jaar een gemeentelijke Opschoondag hebben.  
 
Het tweede: Veel van jullie hebben hun dagelijkse werk en daar denk je wel eens over na. Hoe moeten we dat allemaal aanpakken. Misschien heb je wel eens gehoord van de managementgoeroe Ben Tiggelaar, een christen en broeder van ons. Dat vind ik altijd mooi om te weten als ik hem bijvoorbeeld hoor op een podcast. Hij heeft al jaren geleden een boek geschreven, getiteld: ‘Dromen Durven Doen’. Ik wil je uitdagen om die drieslag eens aan te passen: ‘Dromen Durven Dienen’.  

‘Dromen’ betekent: je ziet dingen voor je die je graag tot stand wilt brengen in de werkelijkheid. ‘Durven’ betekent: je maakt concrete plannen en je ook weet dat het niet altijd makkelijk zal zijn. En dat gaan we niet doen, maar we gaan ‘dienen’. Probeer alles wat je doet te zien als een vorm van ‘dienen’. Ook in je dagelijkse werk, of ook in je gezin, of ook in je buurt. Probeer alles wat je doet te zien als een vorm van ‘dienen’. ‘Dromen Durven Dienen’. ‘Diep Dienen’, zeg ik er bij. Diep vanuit die identiteit van Jezus. Amen.