De gelijkenis van de verkwistende God
Preek van Jos Douma, Haarlem, 29 augustus 2010
De gelijkenis die we gelezen hebben vertelt een verhaal dat christenen al eeuwenlang aanspreekt. Want het gaat over verloren zijn en toch weer gevonden worden. En wie kent dat niet? Het verhaal raakt ons allemaal. Ik preek er vandaag over omdat iemand uit de gemeente het bekende boek van Henri Nouwen heeft gelezen en zei: “Jos, ik zou het mooi vinden als je daar weer eens over preekte!” En dat doe ik graag. Want dit verhaal is misschien wel heel bekend, maar het is tegelijk ook zo’n wezenlijk verhaal, zo’n fundamenteel verhaal voor het christelijk geloof, dat je er nooit op uitgekeken raakt. Je zou kunnen zeggen dat je hier de essentie van het christelijk geloof in één verhaal krijgt samengevat.
Maar ik zag het ook als uitdaging om misschien iets nieuws over dit verhaal te zeggen. Om er samen ook eens wat anders tegenaan te kijken, er een voor ons misschien nieuwe betekenis en nieuwe toepassing aan te verbinden. Nu zijn er rond deze gelijkenis drie lijnen in de uitleg, drie uitlegtradities. In elk van de drie tradities staat steeds één van de hoofdrolspelers uit de gelijkenis centraal.
(1) Je hebt de uitleglijn waarin de jongste zoon centraal staat. Het verhaal heet dan, zoals we het meestal gehoord hebben, “De gelijkenis van de verloren zoon”. En het gaat zo: iedereen die van God is vervreemd mag weer bij hem terugkomen. Je bent altijd welkom. Wat je ook gedaan hebt, hoe los-van-God je ook hebt geleefd, de vader staat al op je te wachten. Zijn hart trilt van vreugde als hij merkt dat je aan het terugkomen bent. En we denken aan onszelf, omdat we het hebben meegemaakt: een deel van ons leven waarin we echt van God-los waren, wat hebben we er een zootje van gemaakt, maar door Gods genade kwamen we tot inkeer en we ontdekten zijn onvoorwaardelijke liefde. Of we denken aan anderen, onze kinderen misschien, familieleden, vrienden die we liefhebben en die naar een ver, ver land zijn gereisd zonder God. God wacht op hen! Een hoopvol en een troostvol verhaal want het eindigt met een feest vanwege de thuiskomst van de verloren zoon.
(2) Je hebt ook de uitleglijn waar de oudste zoon centraal staat. Het verhaal heet dan: “de gelijkenis van de twee verloren zonen”. En het gaat dan zo: eigenlijk is niet de jongste maar de oudste de verloren zoon. Want die jongste komt terug. Maar die oudste? Die is totaal vervreemd van de vader. Hij is een conformist, doet keurig wat er van hem wordt gevraagd, en als je hem zou vragen om een lijstje normen en waarden die voor hem echt belangrijk zijn, dan zouden bovenaan dat lijstje staan: gehoorzaamheid, trouw, doen wat je gezegd hebt, hard werken. Maar de woorden liefde en verbondenheid en barmhartigheid komen op dat lijstje niet voor. Die oudste zoon mag dan wel bij de vader in huis wonen, maar hij kent hem niet, hij is in wezen naar een ver, ver land vertrokken, het land van boosheid en bitterheid, het land van hoogmoed en harteloosheid, het land waar je geen contact hebt met de liefde van God.
(3) En dan heb je ook nog de derde uitleglijn waarin de vader centraal staat. Het verhaal heet dan: “De gelijkenis van de barmhartige vader”. En het gaat zo: eigenlijk moet je je aandacht niet richten op die twee zonen. Het gaat er niet om dat je ontdekt in wie van de twee je jezelf nu het meest herkent: in die vrijbuiter, die egoïst, die jongste zoon die zich van God noch gebod iets aantrekt, óf in die conformist, die zuurpruim die altijd kritisch is en die als hij iemand hoort zeggen dat er bij God vreugde en genade is kijkt alsof hij het in Keulen heeft horen donderen. Hij weet werkelijk niet wat je daarmee bedoelt. Nee, in deze derde uitleglijn staat de vader centraal. Het gaat erom dat je ontdekt hoe hij is, hoe hij reageert, hoe bewogen en vol ontferming hij spreekt en handelt.
Ik vind vooral de derde lijn heel boeiend. Een opmerking van een kennis van Henri Nouwen heeft me op dit spoor gezet. Henri Nouwen heeft naar aanleiding van het schilderij van Rembrandt een prachtig boek over de gelijkenis van de thuiskomst geschreven waarin ook heel veel, in alle kwetsbaarheid, van zijn eigen geestelijke reis doorklinkt. Toen hij veel aan het nadenken was over de gelijkenis en over de vraag op welke van de twee zonen hij nu het meeste leek, zei die kennis (een vriendin) tegen hem: “Henri, of jij nu de jongste of de oudste zoon bent, weet goed dat je uiteindelijk geroepen bent om de vader te worden…”. En ze ging verder: “Henri, zolang ik je ken, heb je gehunkerd naar genegenheid. Je hebt je voor duizend en één dingen geïnteresseerd. Je hebt links en rechts gebedeld om aandacht, waardering en bevestiging. Nu is het tijd om gehoor te geven aan je werkelijke roeping, en dat is: een vader zijn die zijn kinderen welkom heet, zonder hun ook maar iets te vragen, zonder van hen iets terug te verlangen” (Eindelijk thuis, blz. 31).
Worden als de vader… Henri Nouwen liep tegen de zestig toen dit tegen hem werd gezegd. Moet je inderdaad ook niet al wat ouder zijn, wat meer levenservaring hebben om hier iets mee te kunnen? Is het niet te veel gevraagd als je nog een stuk jonger bent: 18 of 29 of 45 bijvoorbeeld? Zó zonder grenzen genadig zijn voor de mensen om je heen en niet te vergeten voor jezelf: is dat op te brengen? Dat is een belangrijke vraag die meekomt met die derde uitleglijn. Dan gaat over geestelijke volwassenheid. Daar spreekt de Bijbel ook over, bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 2. Paulus doet daar die bekende uitspraak: “Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde.’ En hij zegt even verder: “Wat wij verkondigen is wijsheid voor wie volwassen is in het geloof” (1 Korintiërs 2:2,6).
Die genade van de vader uit de gelijkenis heeft alles te maken met de gekruisigde Christus. Want de basis en de bron van Gods genade is de kruisdood van Jezus. Achter hem aangaan is hetzelfde als de weg naar geestelijke volwassenheid gaan en voluit leren leven in het koninkrijk van God. Maar nogmaals: kunnen we dat? Zullen wij ooit in staat zijn om hen die ons iets hebben aangedaan, hen die ons hebben gekwetst, zeventig maal zeven maal te vergeven? Zullen we het ooit kunnen opbrengen om zonder oordeel te kijken naar onze naaste? Zal er ooit in dit leven een bron in ons zijn, een onuitputtelijke bron van genade en mededogen voor jongste zonen, voor oudste zonen?
In het laatste deel van de preek kom ik daarop terug. Nu wil ik toch ook eerst ruimte maken voor de eerste twee uitleglijnen. Want nadruk op die derde lijn leggen betekent natuurlijk niet dat de eerste en de tweede niet van belang zouden zijn.
1. De verkwistende zoon
Het verhaal dat Jezus vertelt zet in bij een man die twee zonen had. Dat zien we vaker in de Bijbel: twee zonen. Kaïn en Abel, Ismaël en Isaak, Esau en Jakob. Twee zonen, twee werelden, de een dichtbij, de ander ver weg.
Eerst leren we de jongste zoon kennen. Als we dat tafereel willen samenvatten waarin we zien dat hij naar zijn vader gaat om zijn erfdeel op te eisen, dan kunnen we eigenlijk alleen maar zeggen dat dit zijn boodschap is: “Pa, voor mijn part val je dood. Sterker nog, ik beschouw je vanaf dit moment als gestorven. Ik heb geen vader meer. Dus geef mijn erfenis maar vast.”
De jongste zoon verbreekt elke band met zijn vader en met zijn ouderlijk huis. Hij wil wel de spullen van zijn vader, maar aan de vader zelf heeft hij geen boodschap. Waarom? Hij wil vrijheid! Het hoeft ons niet veel moeite te kosten om te zien dat hier iets algemeen menselijks voor ogen wordt geschilderd. Jongste zonen zijn al die mensen die gewoon willen genieten van alles wat het leven te bieden heeft zonder het toeziende oog van vaders en moeders of andere mensen die iets van hen zouden kunnen vinden. Jongste zonen zoeken de grenzen op, nee ze trekken de grenzen over om alles uit het leven te halen wat er in zit en er grenzeloos van te genieten. Jongste zonen zijn de vrijbuiters, de flierefluiters, de mensen die doen wat hun hart hun ingeeft. En voordat we dan alleen maar om ons heen kijken om eens te zien wie dat dan allemaal zijn, is het goed om ook even naar binnen te keren: hoeveel waarde hecht ik eigenlijk aan mijn vrijheid? Hoe graag wil ik eigenlijk onafhankelijk zijn? Hoezeer ben ik misschien verknocht aan alle zegeningen die God mij geeft maar niet aan hemzelf?
Wat Jezus in deze gelijkenis doet is twee manieren laten zien om van God vervreemd te raken, twee manieren om toegang te zoeken tot het koninkrijk van de hemel, twee manieren om gelukkig te worden. De jongste zoon kiest voor de eerste manier, de manier die door een andere bekende auteur, Tim Keller, de weg van de zelfontdekking wordt genoemd. Het is de manier om persoonlijke betekenis aan je leven te geven door je eigen doelen na te jagen, door te kiezen voor jouw individuele vrijheid, door zelfvervulling en zelfontwikkeling na te jagen. Tradities en gewoontes en gezagsstructuren en verwachtingspatronen – het zijn allemaal maar hindernissen op de weg van onze zelfontdekking. En dit is je motto: “Ik ben de enige die bepalen kan wat goed of slecht voor mij is. Ik leef zoals ik leven wil en vind op die manier mijn ware ik en mijn ware geluk.”
Dat klinkt best bekend in de oren. Misschien vraag je je af: “Wat is daar eigenlijk mis mee?” Dit is de boodschap van de 21eeeuwse levenskunst, van het proactief je eigen leven plannen. En misschien dat er nog wel een spiritueel sausje overheen gaat zodat het er wat minder brasserig en verkwistend uitziet als bij de jongste zoon in de gelijkenis. Of misschien dat je het zelfs combineert met actieve betrokkenheid bij een christelijke geloofsgemeenschap. Maar in wezen is dit de hoofdlijn van je leven: “ik kies mijn eigen weg, ik ontwikkel mijzelf, ik luister naar mijn hart”.
En wat doet de vader uit de gelijkenis als zijn zoon hem komt vertellen dat hij lucht voor hem is, een lijk? Hij verdraagt het. Hij draagt geduldig het enorme verlies aan rijkdom en aan aanzien dat het afscheid van zijn jongste zoon met zich meebrengt. Hij verdraagt het dat zijn liefde wordt afgewezen en dat het thuis dat hij wil bieden niet wordt herkend.
De jonge man eindigt – om een lang verhaal kort te maken – tussen de varkens in de modder. Hij heeft niets meer, komt tot inkeer en gaat op weg naar huis deze zinnen druk repeterend: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” “Vader, ik heb gezondigd…”. De vader staat al te wachten en rent naar hem toe en bouwt een geweldig feest. Einde verhaal. Eind goed al goed. Tenminste, dat is wat er op de eerste lijn van uitleg vaak overblijft van de gelijkenis. Een wat sentimentele en romantische verhaallijn waarbij we allemaal een traantje wegpinken. “Gelukkig, je kunt altijd weer terug naar God.”
En laat ik er geen misverstand over laten bestaan: lieve mensen, er is altijd een weg terug naar God. Hoe zondig je leven ook is, welke dingen je ook hebt gedaan, wat voor zootje je er ook van hebt gemaakt door van-God-los te leven: de liefde van onze hemelse vader is onvoorwaardelijk en eeuwig. Laat je door hem omhelzen!
Maar als we deze boodschap hebben gehoord, hebben we nog maar een deel gehoord. Zo komen we bij die tweede lijn.
2. De boze zoon
In de tweede uitleglijn wordt de oudste zoon uitvergroot. En de blikrichting gaat nu van buiten de kerk naar binnen de kerk. Want die oudste zoon staat in de gelijkenis voor de farizeeën en schriftgeleerden die zich zo geweldig ergeren aan Jezus. Want dat is de situatie waarin Jezus dit verhaal vertelt (Lucas 15:1-2): “Alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren. Maar zowel de farizeeën als de schriftgeleerden zeiden morrend tegen elkaar: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen’.”
En de lijn naar vandaag is dan snel getrokken. Zitten er in de kerk niet heel veel oudste zonen. Vrouwen en mannen, zusters en broeders die – het moet ze nagegeven worden – zich inzetten voor de kerk, zeer betrokken leden zijn en trouw de samenkomsten bezoeken. Maar ze klagen vaak, ze ergeren zich vaak, ze zijn vaak boos en ze kunnen het niet zo goed hebben dat hun trouw niet wordt gezien en geprezen, en dat er in de kerk soms meer belangstelling lijkt te bestaan voor buitenstaanders, voor mensen die los-van-God leven, dan voor hen.
Jezus zet het heel scherp neer. Het moet werkelijk een klap in het gezicht zijn van de farizeeën en schriftgeleerden die naar hem staan te luisteren. “Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan.” Let goed op: hij wilde niet naar binnen gaan. En de vader doet hetzelfde als bij de jongste zoon: hij gaat nu naar buiten, naar de oudste toe. Die staat daar te koken van woede. Witheet is hij. Alle opgekropte bitterheid komt naar buiten: “Die waardeloze zoon van u, die sneue vent, die alles wat kostbaar is verkwist heeft – u verkwist het gemeste kalf aan hem!?”
Want dat is wat de oudste zoon de vader kwalijk neemt. Dat hij een verkwistende vader is, dat hij zijn geld en nu het gemeste kalf verspilt aan iemand die het niet waard is. Het helpt
ons nu even als we weten dat deze gelijkenis in het Engels als de gelijkenis van “The Prodigal Son”. “Prodigal” betekent: verkwisten, verspillen, over de balk gooien. En het boek dat door net de genoemde Tim Keller is geschreven is in het Nederlands verschenen onder de titel “De vrijgevige God”, maar heet in het Engels: “The Prodigal God”. “De verkwistende God” – de God die genade verkwist, die genade over de balk smijt, de God die doet alsof de bodem van de schatkist van zijn genade nooit in zicht komt. Dat is zó ergeniswekkend! Vrijgevigheid – dat is alleen maar mooi. Een vrijgevige God. Maar dat is niet de kern: de vader uit de gelijkenis verspilt, verkwist zijn genade.
Oudste zonen kunnen daar niet tegen. Het staat haaks op hun hoogmoedige gehoorzaamheid, hun afgepaste trouw, hun verbeten woede omdat ze niet genoeg gewaardeerd worden, hun vreugdeloze inzet voor de kerk. Dat klinkt allemaal hard, en in het boek van Keller wordt het heel scherp neergezet: de traditionele kerk in de westerse wereld zit vol oudste zonen en oudste dochters. Vandaar dat die kerk zo weinig aantrekkelijk is.
En weet u, er zit genoeg oudste zoon in mij om alles wat ik net zei niet zo leuk te vinden. Ik vind het nogal confronterend. Ik had kortgeleden een gesprek met een broeder van een jaar of zestig uit een zusterkerk ergens in het midden van het land. We kwamen aan de praat over de gelijkenis en de boeken van Nouwen en Keller. Ik zei dat ik vond dat Keller wel wat erg scherp was over die oudste zonen waarmee de kerk vol zit. Maar hij zei: “Ik ben er juist heel blij mee. Want weet je: ik was het grootste deel van mijn leven zo’n oudste zoon. Altijd vooraan in de kerk, altijd hard aan het werk, altijd vinden dat dat te weinig werd gewaardeerd. Van buiten was ik aan het werk voor God en voor de kerk, maar van binnen was ik boos, ondankbaar en ik had geen werkelijke relatie met God en met Jezus. Maar gelukkig is dat veranderd. En het boek van Keller heeft me daar erg bij geholpen.”
Het kan inderdaad heilzaam confronterend zijn om te horen: “Jij bent die oudste zoon.” Maar het is vooral ook heilzaam omdat de vader in de gelijkenis zijn oudste zoon niet anders benadert dan zijn jongste zoon. Hij zegt niet als zijn oudste daar zo woedend staat te zijn: “Weet je, jongen, ik word doodziek van je. Hoe haal je het in je hoofd om zo over je broertje te spreken? Hoe besta je het om zo arrogant en zelfgenoegzaam te zijn. Hoe durf je? Ik ben het spuugzat. Ik wil je niet eens bij het feest hebben. Je zou de stemming alleen maar bederven. Ga toch lekker werken. Daar ben je toch zo goed in? Trouwens, ik ga ook niet met je in discussie. Je hebt toch altijd gelijk.” En daar klapt de vader de deur van het feest hard achter zich dicht.
Maar nee, dat gebeurt niet. Zeker, Jezus is tegenover de farizeeën en schriftgeleerden, de oudste zonen in de kerk, regelmatig scherp en confronterend. Maar hier in de gelijkenis laat hij de vader zeggen: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou.”
Lieve oudste zonen in de kerk, lieve oudste dochters – God houdt van jullie…. Echt, God houdt van jullie!
3. De verkwistende vader
En zo staan we oog in oog met de vader, die verkwistende vader die zijn genade over de balk smijt alsof het niet op kan, alsof het niets kost. En dan moeten we een vraag stellen. Of eigenlijk twee vragen. Eerste vraag: als dit zo’n fundamenteel verhaal voor het christelijk geloof is, waarom speelt het offer van Jezus aan het kruis dan op geen enkele manier een rol? Tweede vraag: wie is die vader eigenlijk?
Wat die eerste vraag betreft: er wordt wel een beroep op deze gelijkenis gedaan om te onderbouwen dat God helemaal geen offer van zijn Zoon nodig heeft om zonden te vergeven. Kijk maar naar de vader: hij vergeeft zonder meer. Op geen enkele manier vindt in de gelijkenis iets van betaling voor de zonden plaats.
Sommige uitleggers in vroeger tijd (dan moet u denken aan Augustinus en Irenaeus) hebben geprobeerd om de kruisdood van Jezus en de noodzaak van verzoening door voldoening toch binnen te smokkelen door te zeggen: “Zie je wel die twee armen van de vader, waarmee hij zijn jongste zoon omhelst? Die ene arm is Jezus, die voor ons gestorven is. En die andere is de heilige Geest, die het verzoenende werk van Christus aan Gods verloren kinderen toepast.” Benedictus de XVI – om naast Henri Nouwen en Tim Keller nog een christelijke schrijver te noemen – zegt in zijn boek over Jezus, waarin hij deze gelijkenis ook bespreekt – Benedictus zegt: “Zo’n uitleg is beslist heel mooi, maar toch een ‘allegorie’ die ver buiten de tekst gaat.” En tegelijk reikt hij een andere uitleg aan, die een antwoord geeft op de tweede vraag die we moeten stellen: Wie is die vader?
We zijn gewend om zonder meer te zeggen: “Dat is natuurlijk de hemelse Vader, de Schepper van hemel en aarde, de Vader-God van Jezus Christus.” Maar, lieve mensen, dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend. Want als we heel eenvoudig de situatie waarin Jezus deze gelijkenis vertelt op ons laten inwerken dan zien we dit. Daar staan de tollenaars en zondaars, de jongste zonen die naar Jezus komen luisteren. En daar staan de farizeeën en de schriftgeleerden die neerkijken op de tollenaars en zondaars en die boos zijn op Jezus. Als de jongste zoon staat voor de tollenaars en zondaars en als de oudste zoon staat voor de farizeeën en schriftgeleerden, dan staat de vader voor Jezus! Die vader, dat is Jezus! En als we die vader met wijd open armen zien staan, dan zien we daarin de schaduw van het kruis. En we zien dat het die vader alles kost om zó te reageren op de jongste zoon én op de oudste zoon. Jezus laat in zijn optreden zien dat hij de openbaring is van degene die hij altijd ‘mijn Vader’ noemde.
En nu kunnen we ook begrijpen dat het proces van geestelijk volwassen worden, het proces van leren leven in het koninkrijk samenvalt met: worden als de vader. Ten diepste is dit het appel in deze gelijkenis – niet dus allereerst dat we ons herkennen in de jongste zoon, de vrijbuiter, niet in de oudste zoon, de conformist, de boze harde werker die zich niet gewaardeerd voelt – nee, dit is het diepste appel: dat we navolgers worden van Jezus, dat we in onze levens genade gaan verkwisten, genade over de balk gaan gooien, genade verspillen aan… Ja aan wie eigenlijk?
Ik wil eindigen met twee opmerkingen waarvan ik hoop dat ze u helpen om als christen te leven in Gods koninkrijk.
(1) Eerste opmerking. Genade verspillen aan wie? Worden als de vader betekent voor ons denk ik allereerst dat de moed hebben om de jongste zoon die in ons allemaal zit en de oudste zoon die in ons allemaal zit te omhelzen. Laten we niet naar buiten kijken, naar anderen, maar naar binnen, naar onszelf. Wees geduldig met de jongste zoon, de jongste dochter in je die zo graag vrij wil zijn maar dan niet op Gods manier, maar op de manier van de zelfontdekking, de zelfverwerkelijking. Vrij door je eigen begeerten te volgen, je eigen hart te volgen. En daardoor raak je vaak verdwaald op wegen die van God wegleiden. Heb geduld met hem of haar: vecht hem of haar niet de tent uit, doe niet verschrikkelijk je stinkende best om vooral geen jongste zoon te zijn – maar wees genadig en besef dat je nooit helemaal bevrijd zult zijn hier op aarde van de jongste zoon of dochter in je. Dat geldt dus ook voor de oudste zoon in je, de oudste dochter die zichzelf beter vindt, die vaak boos is en verbitterd, ontevreden, harteloos. Gun hem of haar de genade van de vader. Die vader uit de gelijkenis scheldt jou niet de huid vol, maar zegt: “Alles wat van mij is, is van jou.”
(2) Tweede opmerking. Worden als de vader betekent altijd dat je je eerst moet laten omhelzen door de vader. Kom tot de vader. De jongste zoon heeft het gedaan. Van de oudste zoon weten we het niet. Ja, Nicodemus, schriftgeleerde in hart en nieren, kwam tot Jezus. Dat stemt hoopvol: ook oudste zonen kunnen de weg naar Gods Vaderhart vinden. En als je je dan laat omhelzen door de vader, als Jezus zijn armen om je heen mag slaan, als je open staat voor het evangelie dat je een dode was maar dat je nu mag leven, volop leven uit de genade, dán zul je ook kunnen leren een vader te zijn, iemand die geestelijk volwassen aan het worden is. Want we moeten maar eerlijk zeggen dat we zo vaak onvolwassen zijn in ons geestelijk leven, en dat geldt voor jongeren én ouderen. Helaas is het niet vanzelfsprekend dat we met het ouder worden ook geestelijk volwassener worden. We zijn zo snel ontevreden. We oordelen zo snel. We kijken zo gemakkelijk neer op een ander. We hebben nog zo vaak de behoefte om ons geluk te zoeken ergens anders dan bij Jezus. We zijn zo vaak niet vergevingsgezind, ongeduldig, we mokken nog zo vaak zolang door als ons onrecht is aangedaan of als we ons niet gewaardeerd voelen. Dat is allemaal geestelijke onvolwassenheid. En die onvolwassenheid kan maar op één manier uitgroeien tot volwassenheid: door de heilige Geest, door hem te laten werken in je leven en door hem de gelegenheid te geven je bitterheid te laten ombuigen in vreugde, en je boosheid in vergevingsgezindheid, en je hoogmoed in nederigheid en zachtmoedigheid.
Mocht u het moeilijk vinden om in deze uitleg van de gelijkenis mee te gaan, een uitleg die ons oproept om als de vader te worden. luister dan tenslotte naar deze woorden uit Efeziërs 5 vers 1 en 2: “Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die hij liefheeft, en ga de weg van de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God.”
Amen.
Geef een reactie