Onderstaande preek hield ik op zondag 21 januari 2024 in de Opstandingskerk in Zwolle.

Wat wil jij later worden als je groot bent? Die vraag is jou misschien ook wel eens gesteld toen je klein was. Wat wil jij worden als je groot bent? 

Daar zijn heel veel antwoorden op mogelijk: leraar, ondernemer, ontdekkingsreiziger, filosoof, verpleegkundige, danser, kunstenaar. Maak even contact met het kind in jezelf: welk antwoord heb jij vroeger gegeven? Of: welk antwoord geef jij nu als je jong bent.

Ik kwam deze afbeelding tegen bij de voorbereiding van de preek. Gewoon toen ik weer wat tijd zat te verspillen op Facebook, een beetje dom scrollen omdat ik niet zo goed wist hoe ik deze preek over worden als een kind zou beginnen.  Een handgetekende illustratie uit het bekende boek ‘De jongen, de mol, de vos en het paard’. Misschien ken je het boek wel?

Wat wil jij worden als je groot bent? ‘Lief’, zei de jongen. 

En je voelt denk ik wel aan dat dit antwoord van de jongen die bekende vraag meteen in een ander perspectief plaatst. Waar de meesten bij die vraag direct denken aan een beroep dat je later kunt gaan uitoefenen, opent de jongen een heel andere wereld. Niet de wereld van de beroepengids, maar de wereld van innerlijke groei en karakterontwikkeling. De wereld van transformatie en verandering, of in termen van Jezus: de wereld van bekering. Want de kernboodschap van Jezus is: ‘Het koninkrijk is nabij. Kom tot inkeer!’ Tot inkeer komen is: veranderen, anders gaan denken, anders gaan kijken. Je kunt het ook transformatie noemen: – dat levenslange proces dat voor ons allemaal belangrijk is, of we nu oud zijn of jong, of ergens daar tussenin. 

‘Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemel?’ Om Jezus heen staan zijn leerlingen, grote mannen die vroeger ook kind waren geweest. Een paar van hen hadden op de vraag: ‘Wat wil jij worden als je groot bent’ geantwoord: ‘visser’. En nu waren ze groot geworden en ze waren vissers geworden en door Jezus ook nog eens vissers van mensen gemaakt. 

Grote, volwassen mannen staan daar. Ze willen nog een keer groot worden: de grootste. Wie is de grootste? Wie is de belangrijkste? Wie heeft de hoogste status of de meeste invloed? De kleine jongen in hen – die vroeger op de vraag wat hij wilde worden als hij groot was nog had kunnen antwoorden ‘lief’ – heeft inmiddels een ander antwoord leren geven: ‘de grootste, de belangrijkste, de beste, de rijkste, de slimste’.

Maar als je in de buurt van Jezus komt met dit soort ideeën en verlangens, dan maakt Hij in alle vriendelijkheid duidelijk: in het koninkrijk waar Ik het altijd over heb, gaat het heel anders aan toe. Het is een omgekeerd koninkrijk, een tegendraads koninkrijk, een koninkrijk dat niet van deze wereld is, de wereld waarin beroepengidsen de toon zetten als je na moet denken over je toekomst. Mijn wereld, zegt Jezus, mijn koninkrijk gaat over: liefde, vreugde, vrede, nederigheid, zuiverheid, echtheid, kleinheid. 

En dan roept Jezus een kind bij zich. Die grote, volwassen mannen zullen er vast wel een beetje beteuterd bij hebben staan te kijken. Een kind staat in hun midden. En stel dat Jezus aan dat kind de vraag had gesteld: ‘Wat wil je worden als je groot bent’, dan had het hopelijk geantwoord: ‘lief’. En die grote, volwassen mannen zouden nog beteuterder hebben staan kijken omdat ze diep in hun hart wisten dat dat kind gelijk had.

Maar goed, zo gaat het verhaal niet. Jezus zegt: ‘Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel.’ 

En nu wordt het boeiend. Want wat is er dan met kinderen aan de hand, dat Jezus een kind naar voren kan schuiven en in het midden kan plaatsen en als voorbeeld kan stellen?

In de voorbereiding op deze preek heb ik in een appgroep van de Plantagekerk die ik gebruik bij mijn preekvoorbereiding tien eigenschappen van kinderen op een rijtje gezet met daarbij de vraag: welke twee kenmerken zijn volgens jou de belangrijkste? Zie het resultaat:

Maar, mijn vraag met de tien voorgegeven antwoorden  was misschien niet helemaal fair. Ik liet namelijk twee kenmerken weg die juist naar voren komen als we wat dichter bij het verhaal zelf blijven, bij wat Jezus zelf zegt. Want als je goed op je in laat werken wat Jezus erover zegt, dan komen er eigenlijk twee kenmerken naar voren die wij zo niet direct zouden noemen als het gaat om kinderen: nederigheid en geringheid.

Want het belangrijkste punt waarop Jezus juist een kind uitkiest om als voorbeeld gesteld te worden voor hoe een mens die in het koninkrijk leeft eruit ziet, is dit: een kind is iemand die niet in tel is. 

Dat is in onze samenleving heel anders. En dat is wat mij betreft ook heel mooi dat dat anders is. Wij koesteren kinderen als kostbare schatten. Wij houden van kinderen juist omdat ze kind zijn en juist omdat we zulke mooie dingen bij ze zien die we bij het volwassen worden zo makkelijk weer kwijt raken. 

Maar in de tijd en de cultuur van Jezus was een kind gewoon niet in tel. Het was niet belangrijk. Het had geen status. Een kind was gering en moest zijn of haar onbelangrijke, nederige plek erkennen. Dat strijkt ons denk ik wat tegen de haren in, maar dat moet dan toch ook maar even gebeuren. Gering, onbelangrijk?

Maar juist doordat dat schuurt, kunnen we op de plek komen waar we ontdekken dat dat voor Jezus dus anders was. Hij brengt een omgekeerd koninkrijk, met omgekeerde waarden. In zijn wereld is er juist wel heel veel aandacht en liefde en waardering voor de nederigen en de geringen, zoals kinderen. 

Jezus wordt ook heel scherp en heftig in wat Hij zegt tegen die grote, volwassen mannen die met die vraag op de proppen waren gekomen wie de grootste is in het koninkrijk van God. ‘Wie een van de geringe mensen die in Mij geloven ten val brengt, die kan maar beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden en in de diepte verdrinken.’ 

Dat is heftige taal waarmee Jezus bedoelt om ons wakker te schrikken: besef wel wat je doet als je mensen die in de ogen van de wereld gering zijn, of arm, of onbelangrijk, of zonder status, of zonder macht, of zonder invloed (zoals kinderen in de tijd van Jezus) – besef wel wat je doet als je die ten val brengt, als je voor hen de deuren van mijn koninkrijk dichtgooit, als zij geen ruimte krijgen om te leven in mijn nieuwe wereld, als je ze weghoudt op plekken waar Ik hen uitnodig om te komen. Als je dat doet, dan heb heb je aan Mij een kwaaie.

Maar lieve mensen, Jezus is geen kwaaie. Hij kan scherp spreken. Hij kan je laten schrikken met zijn heftige taal – maar dat doet Hij alleen maar zodat je wakker wordt en je ogen opent voor dat omgekeerde koninkrijk van Hem. Die nieuwe wereld die vol is van de schoonheid, de goedheid en de waarheid van God. Die wereld van genade, liefde en vrede. Die wereld die Hij kwam openen door wie Hij was en door wat Hem overkwam.

Als iemand aan Jezus had gevraagd, toen Hij nog een kleine jongen was: ‘Wat wil jij worden als je groot bent’, dan denk ik dat Jezus dit had geantwoord: ‘Als Ik later groot ben, wil ik klein zijn, gering, nederig, kwetsbaar en vredelievend.’

En toen Hij groot was geworden, een jaar of dertig, was Hij dat allemaal. Hij vereenzelfdigde zichzelf met de kinderen, de onderdrukten, de geringen, de armen, de mensen die niet in tel waren, de nederigen. En Hij omarmde de kwetsbare, zachte waarden die horen bij zijn koninkrijk. 

En dan komen we ook op het spoor van de zachte waarden van dat omgekeerde koninkrijk, die we eerlijk gezegd vaak beter kunnen zien bij kinderen dan bij volwassenen. Zachte en kwetsbare waarden waar we in onze harde wereld zomaar onze neus voor op kunnen halen. ‘Beetje soft toch’, zeggen we dan misschien wel.

Maar Jezus zet ons met zijn koninkrijk op dat spoor, van die zachte waarden. ‘Als jullie niet veranderen en worden als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan’. Je krijgt geen feeling met dat koninkrijk, als je geen gevoel ontwikkelt voor de zachte waarden die bij dat koninkrijk horen, zoals bijvoorbeeld: onbevangenheid, afhankelijkheid, en echtheid. 

Dat zijn eigenschappen die we inderdaad bij kinderen meer zien dan bij volwassenen. Het zijn eigenschappen die we afleren in een harde wereld, die vaak zo ver af staat van dat zachte koninkrijk van Jezus. En Jezus nodigt ons uit in een nieuw leerproces van innerlijke transformatie en verandering die we ook wel bekering (metanoia) noemen. Centraal staan daarin de zachte waarden die kwetsbaar zijn, zoals deze drie: onbevangenheid, afhankelijkheid, echtheid.

Onbevangenheid: dat is met een open geest en een open hart en zonder oordeel deze wereld benaderen en nieuwsgierig blijven naar mensen, juist als ze zo anders zijn dan jij, nieuwsgierig naar God ook die ook zo anders is dan jij. Die onbevangenheid is een kwetsbare zachte waarde van het koninkrijk van Jezus.

Afhankelijkheid: dat is dat je je menselijke beperkingen en je behoefte aan verbinding en ondersteuning erkent. Het is het besef dat we niet alles alleen kunnen en dat we anderen nodig hebben in een wereld die ons vooral aanmoedigt om zelfredzaam te zijn. Die afhankelijkheid van mensen en van God is een kwetsbare zachte waarde van het koninkrijk van Jezus.

Echtheid: dat is de moed om authentiek te zijn, om onze ware emoties, gedachten en kwetsbaarheden te tonen zonder angst voor afwijzing of veroordeling. Het is het loslaten van maskers en schijn. En dat is in een wereld waar oppervlakkigheid en schijn de norm lijken te zijn niet vanzelfsprekend. Die echtheid is een kwetsbare zachte waarde van het koninkrijk van Jezus.

Laat ik het tenslotte nog positief formuleren:

‘Als je verandert 
en wordt als een kind, 
dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker  binnengaan.’

En dat wil ik verbinden met een mooi inzicht van de bekende priester en schrijver Henri Nouwen. Ik ben momenteel weer veel van hem aan het lezen omdat hij zo’n inspirerende gids is op de geestelijke weg. In zijn boek ‘Eindelijk thuis’ vertelt hij over de jongste zoon uit de gelijkenis die we kennen als de gelijkenis van de verloren zoon maar die toch eigenlijk vooral de gelijkenis van de barmhartige Vader is.

Die jongste zoon is van huis gegaan, bij de varkens in de modder terecht gekomen om vandaar de lange weg terug naar huis te gaan. Om weer kind van de Vader te worden. En over die weg van het oude naar het nieuwe leven, het overbruggen van de afstand tussen een leven zonder Jezus naar een leven in het koninkrijk van God dat nabij is, daarover schrijft Henri Nouwen:

“De afstand tussen die twee moet overbrugd worden met verstand en discipline. De discipline houdt in dat je een kind van God wordt. Jezus maakt duidelijk dat de weg naar God dezelfde is als de weg naar een nieuw kindschap: ‘Wie niet wordt als de kinderen, zal het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan.’’ Jezus vraagt me niet een kind te blijven, maar een kind te worden. 

Hoe kunnen we mensen beschrijven die dit tweede kindschap hebben bereikt? Jezus geeft een duidelijke omschrijving in de zaligprijzingen in zijn beroemde Bergrede. 

Zalig de armen van geest. Zalig de treurenden. Zalig de zachtmoedigen. Zalig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid. Zalig de barmhartigen. Zalig de reinen van hart. Zalig de vredestichters. Zalig de vervolgden om de gerechtigheid.

Deze zaligsprekingen vormen met elkaar een treffend zelfportret van Jezus, de geliefde Zoon. Tegelijkertijd vormen zij een portret van een kind van God, dus ook van mij, zoals ik bedoeld ben. De zaligsprekingen vormen als het ware een korte en bondige routebeschrijving van de weg terug naar het huis van mijn Vader. Op deze route zal ik de vreugde van het tweede kindschap ontdekken: troost, genade en de voortdurende aanblik van God. Wanneer ik thuis aankom en de omhelzing van mijn Vader voel, zal ik ontdekken dat Hij niet alleen de hemel voor mij heeft weggelegd, maar ook de aarde. Hij schept hier en nu de ruimte om in vrijheid te leven, zonder obsessies en angsten. Kind worden betekent de zaligsprekingen uitléven.”

Wil je als een kind worden? 

Dan is dit de weg om te gaan. 

Lied: Heer, wijs mij uw weg.