In het Nederlands Dagblad van deze dag voert Robert Doornenbal een warm en belangrijk pleidooi voor missionair leiderschap: Missionaire nood vraagt ander leiderschap. De gemiddelde student/dominee krijgt er wel weer behoorlijk van langs:
Als je de spirituele biografie van de huidige studenten bekijkt, zijn het over het algemeen brave, vrij traditionele gelovigen – prima, deze mensen heb je ook nodig.
Dat is niet zo aardig. Maar goed, de waarheid is ook niet altijd aardig. Doornenbal pleit voor luizen in de pels, afwijkende types:
Verder zou ik actief op zoek gaan naar apostelen, evangelisten, luizen in de pels. Ik zou types rekruteren die, los van de eigen zuil, helpen de missionaire identiteit van de kerk vorm te geven.
Boeken lezen en papers schrijven
Nu zijn dit niet zo maar schoten voor de boeg. Komende vrijdag hoopt Robert Doornenbal te promoveren op een indrukwekkende dissertatie: ‘Crossroads. An Exploration of the Emerging-Missional Conversation with a Special Focus on ‘Missional Leadership’ and Its Challenges for Theological Education‘. Ik zeg denk ik niet teveel als ik beweer dat dit proefschrift een heel belangrijke bijdrage levert aan de voortgaande reflectie op het (missionaire) leiderschap in de kerken én op de vraag hoe theologische opleidingen hiermee bezig moeten zijn.
Een belangrijke conclusie van Doornenbal is dat de onderzochte theologische instellingen (PThU Kampen/Leiden/Utrecht, TU Kampen, ETF Leuven) veel te veel de toekomstige kerkelijke leiders opleiden tot academici:
De opleidingen die ik onderzocht, laten hun studenten vooral boeken lezen en papers schrijven, met het idee later op theologisch gebied te kunnen publiceren. Het accent ligt op theoretische vorming.
De academie heeft het weer fout gedaan
Dat zal waar zijn. Maar hoe eerlijk is het eigenlijk om dat een academische instelling kwalijk te nemen? Het heeft ook iets gemakkelijks om vanuit de missionaire praktijk te roepen dat de academische opleiding onvoldoende voorsorteert voor missionair leiderschap. Universiteiten en faculteiten worden nu eenmaal afgerekend (door visitatiecommissies) op hun académische prestaties. En het is al decennialang zo dat het theologische gebied dat zich veel meer dan de andere richt op de praktijk (de Praktische Theologie) een ondergeschoven kindje is geweest (‘veel te praktisch’, ‘niet echt theologisch’). Daar probeert dit vakgebied nu wat aan te doen – juist – door zichzelf veel académischer te profileren (‘heus, wij zijn ook wetenschappelijk bezig’).
De oplossing ligt natuurlijk in een soort ‘mixed economy’: academische opleiding én praktijkgerichte vorming. Daar zijn in de theologische wereld ook wel voorbeelden van. Maar feit blijft dat er een enorm spanningsveld is waar het gaat om academische theologische opleiding (die primair academische theologen aflevert) en beroepsgerichte seminaries (die hopelijk missionaire leiders voor de praktijk aflevert). Die twee laten zich niet heel gemakkelijk met elkaar verbinden zónder gevolgen voor de academische kwaliteit van een opleiding.
Aandacht voor spirituele vorming
Wat mij in Doornenbals dissertatie in elk geval zeer aanspreekt, is zijn aandacht voor spirituele vorming. Daar worden heel wat bladzijden aan gewijd en dat is prachtig. Doornenbal geeft deze mooie omschrijving van spirituele vorming door (blz. 211):
Our continuing response to the reality of God’s grace shaping us into the likeness of Jesus Christ, through the work of the Holy Spirit, in the community of faith, for the sake of the world.
Hij laat zien dat juist in de context van vorming met het oog op missionair leiderschap al heel wat werk verzet is rond spirituele vorming. Dat kan dus vruchtbaar worden gemaakt in de context van de theologische academie. Een van de negen vragen die Doornenbal aan de drie theologische opleidingen heeft gesteld, ging dan ook over de aandacht voor spirituele vorming: ‘How Is ‘Spiritual Formation’ Perceived and Given Form?’ De spirituele vorming heeft het in elk geval niet gemakkelijk (blz. 233):
Apart from rationalism, other profoundly influential forces that work against spiritual formation in theological education are said to be those of institutionalization and professionalism, with their functionalist emphases.
Ik heb uiteraard nog niet de hele dissertatie kunnen lezen, maar volgens mij biedt Doornenbal buitengewoon belangrijke inzichten die een rol moeten gaan spelen (zo dat niet ook al gebeurt) in de verschillende theologische opleidingen. Daarbij gaat mijn aandacht in het bijzonder uit naar het thema van de spirituele vorming (met zeker ook een relatie naar een missionair leiderschap). Deze opmerkingen lijken me een prachtig startpunt (blz. 234):
It is broadly agreed that it would be wrong to assume that spiritual formation will happen automatically. If it is not a part of the purpose and mission of the theological school, “it is extremely difficult to implement structures and policies to support the initiative.” Spiritual formation, furthermore, cannot be marginalised or left fragmentary, for example by providing independent courses “added to an already overloaded program.” Integration must be actualized and visible, and not simply left to the student to achieve on his own. In a gripping metaphor, it is recognized that “you cannot grasp the finger of spirituality without having to grasp the whole fist of the educational experience.” The cultivation of spiritual practices for future clergy may involve “faculty attention to the mutuality of worship, small groups fostering spirituality, and individual spiritual guidance in educating seminary students.”
27/06/2012 op 15:39
Ik zou willen pleiten voor experiment gekoppeld aan de academie. Twee, drie of meer nieuwe of bestaande gemeenten gaan het/een missionair experiment aan, dat tegelijkertijd ondersteund, gemonitord en beschreven wordt vanuit de academie die daarbij ook haar internationale contacten en relaties gebruikt.
Nu wordt er wel academisch onderzoek gedaan naar wat er in het veld gebeurt, maar dat is (voor zover ik het overzie), descriptief. Ik zou veel meer een R&D insteek willen zien.
In zekere zin is Amsterdam in Beweging daar wel een voorbeeld van, doordat Stefan Paas daar zo nauw verbonden mee was / is. En misschien zou een beweging als Nederland Zoekt ook wel nauwer met een universiteit verbonden kunnen worden.
27/06/2012 op 18:31
Hoi Pieter,
Dat is op zich wel een interessant voorstel, maar op welke manier draagt het vanuit de academie bieden van ondersteuning, monitoring, en beschrijving bij aan groei in het missionair leiderschap van theologie-studenten? Want daar gaat het in het gesprek volgens mij over. Niet over de meer algemene wens dat Research (academie) en Development (missionair experiment) een nauwere relatie moeten aangaan.
Ik hoor het graag!
Groet,
Jos
28/06/2012 op 07:50
Zie ook het antwoord van Johannes hieronder.
Je geeft zelf aan dat een mixed economy de oplossing is… Ik zou die vernauwen tot een mixed economy waarbij het missionair experiment centraal staat en niet kerk in het algemeen. Dus de vraag komt ook terug bij jou.
En misschien een wat abstracter antwoord:
Wat is het object van onderzoek van de theologie? Misschien moeten we theologie wel vervangen door missiologie. Dan wordt meteen ook duidelijk dat de kerk zelf deel van het object van onderzoek is. En dus niet alleen de theoretische kerk, of de historische kerk, maar de levende kerk. Zoals de natuurkundige ook natuurkunde hier en nu onderzoekt, met de kennis die opgedaan is door de eeuwen en met wellicht ook een deel historische natuurkunde.
En dan verandert de gerichtheid. De gerichtheid op verleden en papier, naar een gerichtheid op heden en het leven onder Gods missie nu. Onderzoeksveld selecteert ook onderzoekers. En onderzoeksveld selecteert ook onderzoeksmethoden.
Theologie is vaak theoretische missiologie of historische missiologie, maar we moeten naar missiologie.
27/06/2012 op 16:07
Zou het mogelijk zijn dat dat studiecentrum van OOG/GH/TUK op die manier gaat werken? Heb ooit een tweetal blogs geschreven over “adviesorgaan van de kerken” een beetje in lijn met wat Pieter schrijft. Al is Pieter’s insteek nog praktischer en nauwer verbonden aan de/een praktijk. Mooi! Zie:
http://www.johvandenakker.nl/2008/09/adviesorgaan-voor-de-kerken/
en
http://www.johvandenakker.nl/2011/01/adviesorgaan-voor-de-kerken-ii/
27/06/2012 op 18:33
Hoi Johannes,
Aan jou eigenlijk dezelfde vraag als aan Pieter. Nu wat anders geformuleerd: wat moet er in/rond de academie gebeuren om er zorg voor te dragen dat afgestudeerde theologen een goede vorming hebben gehad tot ‘missionair leiderschap’?
Groet!
Jos
27/06/2012 op 19:37
Door ‘simpelweg’ meer op basis van de praktijk en geconfronteerd met de praktijk te leren theologiseren. Door dat dichterbij elkaar te halen (denken/handelen) wordt je beter voorbereid op missionair leiderschap. Nu sta je al snel ‘met de mond vol tanden’ (even geen betere uitdrukking paraat), omdat je moet reageren en handelen binnen situaties waarop je tijdens je studie absoluut niet bent voorbereid.
27/06/2012 op 19:10
Als student Missionair aan de TU én medewerker bij OOG kan ik daar natuurlijk (op persoonlijke titel) alleen maar op reageren. Idealiter gaat het Praktijkcentrum inderdaad voor een veel nauwere verbinding tussen kerken en (academische) opleiding zorgen.
Dat betekent ook dat de TU daarmee plaats moet geven aan ervaringsdeskundigen: van het huidig onderwijzend personeel heeft het merendeel een verleden als herder en vooral leraar.
Daarnaast is het denk ik nog veel relevanter dat we in de zoektocht naar studenten (en dus ook naar missionaire leiders) veel meer de uitdaging om professie en persoon te verbinden. Daarmee bedoel ik dat kerken en opleiding ook de ruimte moeten bieden om profeten en evangelisten ruimte te geven. En dat zal vast even wennen zijn…
27/06/2012 op 21:26
Beste Jos,
Ik ben zeer geinteresseerd in het onderwerp en betrokken bij Crossroads Rotterdam, pioniers in de lijn die Doornenbal ook schetst. Vragen die bij mij opkomen zijn eigenlijk een beetje omgekeerd:
– Als luis in de pels zie ik een opleiding van enkele jaren niet zitten (past beter bij herders/leraars), maar wat en waarom hebben missionaire leiders uit het werkveld nodig aan academische theologische vorming?
– Naar mijn idee hebben de reformatorische kerken al veel te lang vast gehouden aan geschoolde predikanten, zie jij hier in de toekomst verandering in komen?
Groeten!
Job
28/06/2012 op 08:23
Beste Job,
Dank voor je reactie! Ik geloof beslist niet dat alle voorgangers/kerkwerkers een academische opleiding zouden moeten hebben. Liever niet;-)
De vraagstelling is in dit gesprek iets meer: er is een theologische academische opleiding (als gegeven) waar theologen gevormd worden; hoe kan deze vorming zo plaats vinden dat het missionaire leiders oplevert?
De vraag wat missionaire leiders uit het werkveld nodig hebben aan academische theologische vorming, speel ik graag door aan Stefan Paas;-)
Ik denk dat de reformatorische kerken nog heel lang gaan vasthouden aan (academisch) geschoolde predikanten. En dat lijkt me ook wel terecht. Nogmaals: van mij hoeft niet iedere voorganger/kerkelijk werker academisch geschoold te zijn, maar in kerken die bevolkt worden door hoogopgeleide christenen misstaan hoogopgeleide voorgangers niet.
Academische vorming heeft volgens mij ook veel te maken met zelfstandig leren denken, kennis van (theologische) zaken hebben en met professionaliteit, wat me onmisbare randvoorwaarden lijken voor het uitoefenen van het beroep van predikant.
Hartelijke groet!
Jos
28/06/2012 op 08:34
@Pieter,
Dank voor je reactie! Mooie suggestie om theologie te vervangen door missiologie! Dat geeft een heel andere focus. Ook theologie-beoefening zou primair deel uit moeten maken van onze participatie in Gods missie in deze wereld!
@Johannes,
“Door ‘simpelweg’ meer op basis van de praktijk en geconfronteerd met de praktijk te leren theologiseren.” Dat lijkt me inderdaad een goed punt. Wel is de vraag hoe een academische opleiding waaraan heel veel academische eisen worden gesteld in de overvolle cirrucula hier voldoende invulling aan kan geven.
@Jannet,
“Dat betekent ook dat de TU daarmee plaats moet geven aan ervaringsdeskundigen: van het huidig onderwijzend personeel heeft het merendeel een verleden als herder en vooral leraar.” Lijkt me een heel belangrijk punt! De vraag is natuurlijk wel waar je de profeten, apostelen en evangelisten vindt die een verlangen hebben om op academisch niveau mee te helpen aan de vorming van theologie-studenten (dus niet alleen hun ervaringsdeskundigheid inbrengen maar ook academisch theologiseren).
28/06/2012 op 08:35
Onwillekeurig moet ik terugdenken aan mijn jaren bij KPN. Trainingen/cursussen stonden daar telkens in dienst van de praktijk. Toch was het ook nodig om regelmatig dieper te gaan (begrijpen, verwerken, reflecteren) om werkelijk aangesloten te zijn op de praktijk. Zo herinner ik me de introductie van ISDN in Nederland waar ik een rol speelde in de regio Den Haag om verkopers te trainen. Om goed te kunnen trainen zul je de materie eerst zelf van voor tot achter moeten begrijpen en hebben leren toepassen.
Ook in ons eigen kerkgenootschap is de neiging om meer academisch te worden terwijl er heel wat minder oog is voor de weerbarstige praktijk. Wat mij betreft wordt de opleiding tot predikant iets korter en zouden kerkgenootschappen moeten investeren in een permanente leeromgeving waar praktijk en theorie (R&D) elkaar steeds ontmoeten. Dat zijn geen losse seminars of modules maar reguliere (maandelijkse?) bijeenkomsten van predikanten in een kerkgenootschap om samen na te denken over die mooie combi van theorie en praktijk. Ik voorspel dat de leercurve omhoog zal schieten, mede door het goede netwerk van contacten wat ontstaat.
Op dit moment zie ik predikanten en gemeenten keer op keer tegen dezelfde vragen/problemen oplopen zonder dat zij hun opgedane ervaringen op een adequate wijze delen. Predikanten zijn te solistisch en moeten zich soms staande houden binnen de druk van een lokale gemeente. Dat kan eenvoudig anders worden georganiseerd. Denk aan een gilde: een geestelijk gilde, waar het ambt van voorganger/predikant/dominee/priester wordt gewaardeerd en waar men elkaar ondersteund, leert en op Christus gericht houdt.
Ik zie jonge voorgangers en predikanten na een aantal jaren afhaken, vaak omdat er zo’n kloof is tussen R&D en de dagelijkse praktijk van de gemeente. Je kunt je afvragen waarom kerken veelal blijven werken met louter herders/leraars? Op zich een prachtig (en broodnodig!) profiel, maar dat levert vaak conflicten op met apostelen, profeten en evangelisten. Kerken of kerkgenootschappen zouden R&D beter moeten waarderen. Academici in de R en apostelen/evangelisten in de D.
In de regio waar ik woon en werk probeer ik samen met collega’s zoiets op te zetten (we spreken hier druk over). Gewoon binnen de mantel van ons kerkgenootschap goed en verstandig lokaal samenwerken. Bewegingen vanuit een heel kerkgenootschap zijn uitstekend, maar veel ingewikkelder en trager. Lokaal samenwerken heeft zo zijn voordelen: korte lijnen, flexibel, relaties. Senior voorgangers die jongere voorgangers onder hun hoede nemen om scheefgroei te voorkomen en gedeelde vragen/problemen samen uitwerken. Het lijkt me ideaal om binnen ons kerkgenootschap een “desk” te hebben van academici die geraadpleegd kunnen worden bij specifieke theologische en ethische kwesties. Zij zijn vaak goed thuis in deze materie maar kunnen vaak de koppeling met de praktijk niet maken (ligt minder in hun profiel), dat geeft niets; laten we hen inzetten zoals zij in elkaar zitten in plaats van dat we van elke predikant een academicus willen maken. Laten we elkaar gewoon waarderen zonder R&D tegen elkaar uit te spelen maar juist de kracht van de combi te zoeken tot opbouw van het lichaam van Christus!
28/06/2012 op 16:54
Wat een inspirerend onderzoek van Robert Doornenbal. Ik hoop dat de uitkomsten impact zullen hebben op de academische gang van zaken.
Deze uitkomst is toch een belangrijke bijdrage dat de manier waarop de theologische academie is ingericht niet meer past bij twee praktijken. Namelijke de academische praktijk en de kerkelijke praktijk en de bredere missionaire praktijk in christelijke instellingen (zoals de EO). Toen ik mij destijds oriënteerde met een Evangelische Hogeschool en met een theologiestudie heb ik een soortgelijke hypothese ontwikkeld. Ik vond daar veel bijvakken die ik niet nodig had voor de richting die ik op wilde en die ik voorzichtig als mijn roeping zag. En ik was daar zeker niet de enige. En dit onderzoek komt met geverifieerde argumentatie.
Laat ik voorop stellen dat een theologische studie zoals deze nu is georganiseerd niet zonder nut is. Maar de aansluiting met de academische praktijk en met de gevarieerde kerkelijke praktijk zou een stuk verbeterd kunnen worden.
Robert laat dit zien met het oog op missie. Het vraagt om een ander soort leiderschap. Op dit moment is er te weinig oog voor de gevarieerde theologische praktijk in kerken. Zo komt missie niet goed van de grond.
Is spiritueel leiderschap dan het antwoord, zoals jij beweert, Jos? Ik denk het wel. Zeker als je bedenkt dat missionaire praktijk ook onder spiritualiteit valt. Even los van hoe het op dit moment universitair is ingericht. Dat punt hebben we onlangs nog voorbij laten komen. Alleen wordt spiritueel leiderschap al snel geframed als meditatief en dat lijkt me de volgende opmerking waard. Spiritualiteit is gericht op de geloofspraktijk en op de omvormingsprocessen die daar gaande zijn. En dat lijkt me het frame waar missionaire gerichtheid goed in thuis hoort. En christelijke spiritualiteit laat zich hierbij voeden door en is daarbij gericht op Jezus Christus vanuit een persoonlijke “omgang”. En ook deze spiritualiteit is in de laatste eeuw(en) ondergesneeuwd geraakt op de theologisch academie. Is hier een verband?
Spiritueel leiderschap dus een vorm van leiderschap waarin kennis, houding en vaardigheden worden ontwikkeld om dit straks in de praktijk te laten zien. Dit vraagt een opleiding, maar dit vraagt ook om een basishouding met een passende gerichtheid op God. Dit zou je roeping kunnen noemen. Als God ons gericht ergens voor roept dan hebben wij immers te antwoorden.
Nu is de basis academische opleiding er één met veel vakken die mij niet altijd nodig lijken voor de kerkelijke praktijk. Het is een typische indeling die past bij het bouwen van scholen en kennis-instituten. En hoewel dit goed van dienst kan zijn aan de kerk is de kerk toch veel meer dan dit. En dat heeft alles te maken – zoals al is gezegd – met de Missio Dei.
Johannes geeft een belangrijke stroom van onder af aan. Deze is kenmerken voor deze tijd en de academie doet er goed aan om hierop aansluiting te zoeken in plaats van een status quo te handhaven die niet meer passend is.
Misschien raken er dan minder predikanten overspannen. Er is geen opleiding toereikend om ze het schaap met de 5 poten te laten zijn. Een kerk zal hierop ook moeten anticiperen met gedifferentieerde functies waar de kerkelijke praktijk om vraagt. En bij te weinig geld is een tentemakersconstructie ook denkbaar.
Misschien komen er dan ook weer meer (praktijkbekwame) theologen bij zendingsgenootschappen, meer theologen bij diaconie-instellingen en meer theologen bij de EO. Want dat lijkt mij nu ook nog erg mager. En ik heb op het bredere terrein van kerk en instelling al meerdere stagiaires zien functioneren die met hun theologische bagage tekort kwamen en flink moesten bijspijkeren.
Zo zal de theologische opleiding weer aan praktijkwaarde winnen zodat de bestaansrecht van de theologische academie wordt versterkt.
Dat vraagt naar mijn overtuiging om een algemene basisopleiding met diverse theologische vakken waarin spiritualiteit een centrale rol inneemt met inbegrip van de Missio Dei en de praktische uitwerking hiervan. Na deze bachelor kunnen dan specialisaties komen. In de richting van onderzoek op alle deelgebieden van de theologie. De meer onderzoeksvakken kunnen dan wel in een aanvullende opleiding voor degenen die de onderzoekskant op willen. Want dit is nog steeds een nobele richting. Er zal een academische verantwoording plaatsvinden en een verantwoording naar de Missio Dei en naar de praktijk ervan in kerk en samenleving.
Kerken kunnen zo ook makkelijk eisen stellen als het om opleiding gaat. Gericht op hun signatuur en gericht op de vaardigheden die zij vragen voor de nodige functies.
Het gaat net iets te ver om te roepen dat wanneer dit er eerder was geweest dan was de kans groot dat ik mijn theologiestudie had afgemaakt. Maar toch 😉
Het argument dat de huidige theologische academische situatie anders is georganiseerd lijkt me geen goed argument om te veranderen. De theologie zou een voorloper moeten zijn bij andere wetenschappen, omdat de theologie als geen ander dienstbaar zou moeten zijn aan de praktijk waarin Gods Missie wordt uitgewerkt. Waarmee is de kerk en de samenleving gediend. Hierin lijkt het toch tekort te schieten. Zelfs de natuurkunde heeft soms nog meer oog voor de praktijk. De te grote verstrengeling die het onderzoek daar nu soms belemmerd vraagt om enige herziene regulering. Vandaar het boek van Robbert Dijkgraaf: “Het nut van nutteloos onderzoek”. Ik denk dat Dijkgraaf daarmee zeker niet de theologie op het oog had. Stephen Toulmin schreef zo’n 20 jaar geleden het boek Cosmopolis, waarin hij al pleitte voor een praktijk gerichte academie, waarbij hij de zuivere wetenschappelijke houding a la Descartes verwenste. Dit lijkt me een inspirerend boek voor de theologische academie.
Ik ben enthousiast over deze ontwikkeling en ik ben benieuwd of de gevestigde theologie de moed heeft om deze slag te maken.
Maar misschien zie ik iets over het hoofd. Dan hoor ik het graag.
Vriendelijke groet!
28/06/2012 op 23:39
Ronald eindigt met: misschien zie ik iets over het hoofd. Dat nodigde mij uit te reageren. Als ouderling in een kleine gemeente werden vooral kandidaten beroepen (of predikanten boven de 55 die het rustig aan wilde doen) De kandidaten kwamen net van de opleiding. Gemotiveerd, veel kennis, Officiële bevestigingsdienst met handoplegging en dan begon het. Hoe ga ik om met mijn gemeente en met mijn kerkenraad. De eerste trekken van de vorming tot predikant werden al snel zichtbaar: hoe wil ik dat men mij aanspreekt, schenk ik alcohol op mijn verjaardag, wat is mijn houding tegenover de collega’s van andere kerken, wil ik voorzitter zijn van de kerkenraad of laat ik dat aan een voorzitter-ouderling over. Is de scriba mijn secretaris of een partner in beleid. Mogen leden van de kerkenraad in mijn huiskamer komen of ontvang ik in principe iedereen in mijn studeerkamer.
Als ouderling in een andere grotere gemeente lag dat iets anders. Predikanten waren al gevormd in voorgaande gemeenten, volgden ook seminaria en maakten gebruik van studieverloven. Wat zag ik aan verschillen: De een zei: ik wil wel een proponent begeleiden, maar dat vind ik moeilijk, want dat maakt je medeverantwoordelijk voor het goed uitoefenen van je roeping. De ander zei: ik krijg weer een proponentje. Eens kijken of die naar me wil luisteren. De predikanten hadden inmiddels ervaring in de samenwerking met kerkenraadsleden. Er was een predikant die eiste voorzitter van de kerkenraadsvergaderingen te zijn en de ander zei: ik ben uiteindelijk een voorbijganger: het proces van de kerkenraad staat daar boven. Ik hoef dus geen voorzitter te zijn. De een zei: wat leuk dat ik hier collega’s van een andere (PKN-)gemeente heb. De ander zei: ik vind het moeilijk, ik krijg s-middags al opvliegers als ik aan het gemeenschappelijk moderamen van vanavond denk. De een zei: ik vind dat de kerkrentmeesters mijn kilometers moet betalen en de ander heeft nooit over extra kosten naast het salaris gesproken. Ik ga hier nu niet verder in mijn voorbeelden met meerdere predikanten. Ik heb enkele tegengestelde meningen uitgekozen.
Niet iedereen is gelijk. Iedereen heeft zijn eigen geschiedenis. Elke gemeente moet een relatie met de predikant aangaan en visa versa. Vraag blijft of de opleiding predikanten voorbereid op de effecten van het eigen gedrag op de omgeving. Reflexie, respect, gevoel voor status en verhoudingen, invloed van de eigen groei en vooral: dienende roeping. Ik zie ook wel dat de veranderende maatschappij zeer veel van predikanten vraagt. Mondigheid van het publiek, verminderde behoefte aan deelname aan de kerkelijke gemeenschap en opboksen tegen de tijd die werk, sport en kinderen zijn zeer moeilijk. Hoe kun je daar een beter antwoord op laten groeien?
Door de attitude van predikanten scherper onder de loep te nemen. Niet in kerkenraadsverband (dan krijgen de visitatoren en gemeenteadviseurs het wel erg druk) Niet in individueel begeleidingssessies (mentorschap) want die zijn te veel manipuleerbaar (ouwe jongens krentenbrood) Wel in verband met de opleidingen, zoals nu ter discussie staat. Ik pleit voor het aanwezig zijn van een ervaren psycholoog of psychiater tijdens (nascholings)bijeenkomsten. Opdracht: reflecteer op de individuele communicatie die je hebt gezien tijdens een groepsgesprek over een (zo mogelijk missionair) onderwerp. Ook voor een signaalfunctie via visitatoren, wanneer er spanningen blijken in de relatie predikant met (meerdere) kerkenraden.
Wel om predikanten te vragen eens een missionaire actie te doen: bezoek een straat en ga met ieder die de deur open doet een gesprekje aan. Ik heb ervaren dat een gemeente ernstig kan splitsen door het gedrag / statusgevoel van een predikant. En daar zit de kerkenraad en de volgende predikant dan nog jaren mee. Vandaar de aandacht die ik er voor vraag binnen deze zeer zinnige en betrokken discussie. Missionair leiderschap van Jezus was: dienen en aandacht geven en mee laten denken / groeien tot eigen keuzes. Dat is in 2012 toch niet anders?
29/06/2012 op 07:47
Dit is een mooi stuk, en ik ben het er op grote lijnen mee eens. Zelf heb ik bijna mijn bachelor theologie in Kampen afgerond, en grotendeels om de redenen die Robert Doornenbal noemt heb ik besloten om een eenjarige master missionaire gemeente te combineren met een leerwerktraject, als vervanging van de driejarige predikantsmaster. Toen ik tegenover een missionair pionier liet vallen dat ik de opleiding te theoretisch vond kreeg ik een verrassend antwoord. Mijn gesprekspartner, oorspronkelijk geen theoloog, vergeleek de studie theologie met andere studies. Alle masters zijn theoretisch, en het is vreemd dat bijvoorbeeld in Kampen zoveel praktijk (stage, praktijkcollege zoals homiletiek) in de opleiding zit. Hij vond het dus doodnormaal dat je bijvoorbeeld in Kampen alleen academische vaardigheden aanleert, en ziet geen reden om het anders te willen.
Volgens hem moet je inzetten op traineeships e.d.
Verder nog een kritische noot: het onderscheid tussen apostelen/evangelisten/profeten enerzijds en herders/leraars anderzijds is niet zo helder. Het klinkt wat denigrerend, maar heeft het ook betekenis? En wat is nu precies de waarde van een luis in de pels?
Verder zeg je, Jos, dit:
“Ik denk dat de reformatorische kerken nog heel lang gaan vasthouden aan (academisch) geschoolde predikanten. En dat lijkt me ook wel terecht.”
Nu ben ik heel benieuwd: zouden mensen met een academische bachelor en eenjarige master en voldoende relevante praktijkervaring ook als prediker (preeklicentie) aan de slag mogen volgens jou? En wanneer zie jij dat gebeuren?
En waarom wil je dat predikanten (academisch) geschoold zijn? Zoek je de meerwaarde in de brontalen en exegese, in cultuuranalyse, in kennis van de traditie…?
Op dit moment probeer ik me te verdiepen in de ontwikkelingen binnen de kerkelijke praktijk, zodat ik zo goed mogelijk een eigen plaats kan zoeken.