De promotie van Robert Doornenbal trekt allerwegen veel aandacht. Helemaal terecht lijkt me! Want als het lukt om de thematiek van (vorming tot) missionair leiderschap op de agenda van de theologische opleiding én de lokale kerk te krijgen, dan is dat heel belangrijk.

Vandaag verwoordt Doornenbal nog eens zelf in gewoon Nederlands waar het hem om gaat. Dat doet hij in een artikel op de website Het Goede Leven met de titel: Missionair leiderschap vereist willen leren. Zijn aanbevelingen betreffen vooral de theologische opleiding. Dat is prima. Maar met deze focus richt Doornenbal zich dus wel op toekómstige missionaire leiders. Wat moeten zij doen die op dit moment al een roeping hebben om missionair leiderschap te vertonen (en dan denk ik onder andere aan in principe elke predikant)?

Voor een anwoord op die vraag reikt Doornenbal overigens al wel het een en ander aan als hij spreekt over de christelijke gemeente die zich zou moeten

‘ontwikkelen tot een leergemeenschap (learning community) om te groeien naar volwassenheid en om effectief haar missie in de wereld te kunnen vervullen. Dit impliceert dat de mensen die deel uitmaken van een gemeenschap – en in het bijzonder de leiders ervan – zelf ‘lerend’ in het leven moeten staan.

Lees vooral wat Doornenbal daar dus zelf over zegt. Op mijn beurt zou ik hier in willen brengen wat mijn eigen benadering is als het gaat om het vorm en inhoud geven aan een missionaire visie. Ik doe dat aan de hand van de afbeelding die je bij deze blog ziet staan. Ik maak er puntsgewijs een aantal opmerkingen bij. De eerste drie in deze blogpost. In een volgende blogpost volgen nog meer opmerkingen.

1. Kerngedachte achter de afbeelding is dat missionair betekent: dat je als lokale gemeente participeert in Gods missie. Die missie is verwoord door Jezus: ‘Gods koninkrijk op aarde zoals in de hemel’. Iets anders gezegd: het gaat er in Gods missie om dat mensen bij Jezus komen en ontdekken dat je in hem het ware, goede, en schone leven vindt zoals God dat oorspronkelijk heeft bedoeld.

2. Een tweede kerngedachte is dat de functies die de kerk van oudsher heeft (spiritueel – geloofsverdieping, verkondiging, gebed; pastoraal – elkaar zien, zorgen voor elkaars ziel, elkaar bemoedigen; en diaconaal – barmhartigheid, gerechtigheid, dienstbaarheid) gezien moeten worden als de manieren waarmee de kerk én gelovigen én niet-gelovigen op het oog heeft. Want missionair betekent niet dat er iets extra’s moet gebeuren, maar dat datgene wat in de kerk van oudsher wezenlijk is zó vorm en inhoud moet krijgen dat het voor zowel gelovigen als niet-gelovigen relevant is.

3. Op dit punt wil ik een belangrijke gedachte van Pieter Kleingeld oppakken. Hij stelt in een weblog ‘God en elkaar liefhebben (1) – een relatie teveel‘ dat er iets mis is met de in allerlei gemeenteopbouwbenaderingen breed gebruikte drieslag Boven, Binnen, Buiten. De gedachte is dat er drie relaties zijn: met God, met elkaar en met de wereld om ons heen. Maar dat is dus één relatie te veel. We worden door Jezus opgeroepen om Gód lief te hebben én onze nááste. Punt. De alom verbreide drieslag Boven, Binnen, Buiten bevordert op deze manier het wij-zij-denken. Juist het maken van verschil tussen hen die Binnen zijn en hen die Buiten zijn is een sta in de weg voor het kerk-zijn zoals God dat heeft bedoeld. Even in mijn eigen woorden: we moeten veel meer benadrukken dat het God om ménsen gaat, om alle náásten, of dat nu kerkmensen zijn of niet. Onbedoeld bevordert de term ‘missionair’ – helemaal waar dit verbonden wordt met het Buiten uit de bekende drieslag Boven, Binnen, Buiten – een wij-zij-denken dat de kerk juist op achterstand zet als het gaat om haar participatie in Gods missie. De boodschap van het koninkrijk van God op aarde zoals in de hemel is voor alle mensen één en dezelfde boodschap. In de kerk zullen we vooral moeten ontdekken dat mensen die Binnen zijn in wezen nauwelijks verschillen van mensen die Buiten zijn. We zijn allemaal ménsen, naasten, op zoek naar God, gezocht door God.