lucifersPersoonlijk vind ik het een vervreemdend verhaal: predikanten die lappen tekst overnemen uit andermans preken en dat zondags oplepelen als was het hun eigen tekst. Maar er moet blijkbaar tegen gewaarschuwd worden: Theoloog waarschuwt voor plagiaat in preken.

Het verhaal over plagiërend preken geeft mij in elk geval aanleiding om iets te schrijven over een thematiek die me de laatste tijd veel bezig houdt en die ook te maken heeft met het al dan niet uitschrijven van preken. Ik schrijf mijn preken niet uit (ik bereid ze wel voor) maar preek met aantekeningen voor me (dus ook niet ‘uit het hoofd’). En ik stel me steeds de vraag: hoe present ben ik eigenlijk als ik preek?

Het is best een gevaar dat je al prekend zo met je tekst bezig bent, of met het zoeken naar woorden, of misschien ook met de vraag hoe je overkomt (en of je alle doelgroepen wel voldoende aanspreekt), dat je er niet aan toekomt om present te zijn. Een hoogleraar homiletiek zei eens: ‘Ik heb het zondags te druk met preken om aandacht te hebben voor de mensen in de kerk’. En nog maar een paar dagen geleden vertrouwde iemand aan me toe dat het haar zo opviel hoeveel predikant hun ogen óf op hun papier hadden gericht óf ten hemel ophieven, zonder dus (oog)contact te maken met de aanwezigen.

Met dat woord ‘present’ refereer ik aan de bekende presentie-theorie van Andries Baart. Op de site www.presentie.nl  staat een mooie omschrijving van presentie:

Een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en die in aansluiting dáárbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden en wie h/zij daarbij voor de ander kan zijn. Wat gedaan kan worden, wordt dan ook gedaan. Een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan worden met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap, met praktische wijsheid en liefdevolle trouw.

Er is niet zo heel veel aanpassing voor nodig om deze omschrijving te laten slaan op de daad van het preken, de preekpraktijk zoals die zich ontplooit als een prediker in een samenkomst van de gemeente enige tijd het Woord voert:

Een praktijk waarbij de prediker zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt, zo leert zien wat er bij die ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en die in aansluiting dáárbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gezegd zou kunnen worden en wie h/zij daarbij voor de ander kan zijn. Wat gezegd kan worden, wordt dan ook gezegd. Een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan worden met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap, met praktische wijsheid en liefdevolle trouw.

Hoe present ben ik als ik preek? Ben ik op dat moment in het hier en nu van de situatie, het hier en nu van de hoorders, het hier en nu van de heilige Geest ook? Ik vind het verhaal over plagiaat ook daarom zo vervreemdend dat preken gereduceerd wordt tot het doorgeven van van tevoren geschreven teksten die in dit geval dan ook nog niet eens van jezelf zijn.

Een geschreven preek ís helemaal geen preek. Een geschreven preek is hooguit de partituur die op het moment van uitvoering opnieuw tot leven gewekt moet worden, maar die juist vanwege haar uitgeschreven vorm weinig tot geen ruimte laat voor presentie.

Preken schrijf je niet. Preken is een gebeuren in het hier en nu. Dat gebeuren moet worden voorbereid door tijd te steken in gebed, exegese, hoordersvragen, luisteren naar de Geest, preken van anderen lezen en je erdoor laten inspireren. Maar een gescrheven preek is geen preek. Een preek is een communicatief gebeuren waarin de prediker geleid door de Geest het Woord voert en zich ter plekke voortdurend afstemt op het hier en nu van zin of haar eigen aanwezigheid, de aanwezigheid van de hoorders en de aanwezigheid van de Geest van de Heer.

Misschien kunnen we het gedoe over plagiaat even achter ons laten en ons bezig houden met wezenlijker thema’s: de presentie van de prediker tijdens de daad van het preken in het hier en nu van de hoorders en de heilige Geest.