Het thema van discipelschap heeft zich, als ik het goed zie, een eerste plaats verworven op de agenda van veel Nederlandse kerken en parakerkelijke organisaties. Daar ben ik blij mee. En ik beken: ook op mijn to-do-list staat de thematiek van discipelschap bovenaan. Ik spreek bewust even over mijn to-do-list, want hier moet vooral iets worden gedáán. Het wordt tijd om te stoppen met het alleen maar hebben van goede gedachten en ideeën. Want een idee zonder actie is een hallucinatie.
In dit verband is het ook opmerkelijk dat Jezus ons het woord ‘maken’ aanreikt (in elk geval in onze Nederlandse vertalingen). Er moet iets gemaakt worden. Er is blijkbaar iets maak-baar. Discipelen zijn maak-baar. Je kunt ze maken. Dat wil niet zeggen dat het allemaal gemakkelijk is. Want dat is het niet. Sterker nog, het zou wel eens kunnen zijn dat dit een van de meest veronachtzaamde doe-dingen is waar de kerk niet aan toe is gekomen.
Afgelopen zondag preekte ik over de Grote Opdracht uit Matteüs 28:18-20. Ik heb toen de vraag opgeworpen of dit wel is waar we mee bezig zijn in de kerk: het maken van discipelen. Is dat het ‘product’ van kerk zijn? Dat er mensen opstaan die gevormd worden naar het beeld van Christus en die in de kracht van de Geest andere mensen uitnodigen om Jezus te volgen? Nog iets scherper gezegd: maakt de kerk ‘producenten’ of paait de kerk ‘consumenten’?
Consumenten zijn christenen die vooral op hun wenken willen worden bediend. En neem ze (mijzelf incluis) het eens kwalijk: we groeien allemaal op in en worden tot op het bot gevormd door een consumentistische samenleving. Raak daar maar eens los van. Wees daar maar eens ongevoelig voor. Schud dat maar eens van je af als je de kerk binnenkomt.
Producenten daarentegen zijn christenen die een diep verlangen ontwikkelen om in de praktijk van het dagelijkse leven vruchtbaar te zijn (op de manier van Johannes 15) voor het koninkrijk van God doordat ze in de kracht van de Geest andere mensen bij Jezus brengen omheen tot zijn leerlingen te maken.
Is het misschien zo dat de kerk niet missionair is omdat ze omissionair is (van omissie: weglaten, namelijk de Grote Opdracht weglaten, skippen, vergeten)? Lees in dit verband het boek van Dallas Willard: The Great Omission.
Hoe het allemaal ook zij, afgelopen zondag heb ik als evangelie verkondigd, aan de gemeente maar misschien ook wel vooral aan mezelf, dat we als kerk geroepen zijn (en Jezus is erbij, want hij zegt: ‘Ik ben met jullie, alle dagen’) om bezig te zijn met het ene nodige: discipelen maken. Dát is de manier waarop Gods koninkrijk op aarde komt zoals in de hemel.
Zelf verdiep ik me momenteel in twee boeken tegelijk. Naast het boek ‘Missionaire leiders vermenigvuldigen’ van Mike Breen (het vervolg op ‘Een cultuur van discipelschap’) lees ik van Bill Hull: ‘The Disciple-Making Pastor. Leading Others on the Journey of Faith’. Met name Hulls boek ervaar ik als op het lijf geschreven voor mensen zoals ik, die dominee zijn in een ‘gewone’ kerk. De boeken van Breen, hoezeer ze ook benadrukken dat er principes in worden geleerd, ontkomen er toch niet helemaal aan dat je in zee moet met de ‘instrumenten’ van de huddel en de missiegemenschap, terwijl ik vooral op zoek ben naar een benadering die de bestaande structuren en manieren van binnenuit kunnen reformeren richting discipelschap.
Die benadering biedt het boek van Hull. Zijn stelling: de pastor (vul daarvoor in: de voorganger die verantwoordelijk is voor de lokale kerk als geheel, in onze situatie degene die veelal ‘dominee’ wordt genoemd) heeft als allereerste taak en prioriteit dat er er mensen tot discipel worden gemaakt. Ik moet eerlijk bekennen dat dat een inzicht is dat me in mijn theologische opleiding nooit is aangereikt en dat ik in de loop van vijftien jaar predikantschap wel heb aangevoeld maar nog niet echt heb kunnen omzetten in iets wat bovenaan mijn to-do-list kan staan.
Ik hoop de komende zomermaanden me hier verder in te verdiepen. Intussen heb ik ook al en en ander voorbereid waardoor het nieuwe kerkelijke seizoen in de Plantagekerk ook daadwerkelijk door aandacht voor discipelschap zal worden gekleurd. Meer daarover kun je hier lezen: (BE)ZIN IN DE ZOMER: discipelschap!
25/06/2014 op 10:06
Hoi Jos, Dank voor je column! Goed om te lezen dat je ook zo in het thema discipelschap bent gedoken. Het staat zelfs bovenaan op je themalijst! 🙂 Dank voor je boekentip ‘The Discipelmaking Pastor’. In mijn huidige werkcontext zou dit goed kunnen aansluiten bij mensen. Dus ik ga het zeker bekijken. Het boek van Sake Stoppels vond ik ook wel boeiend als evaluatie en overzicht, maar je komt er niet veel dichter mee bij de praktijk van discipelschap.
Je zegt in je column dat je bij het boek van Mike Breen niet aan ontkomt om de werken met instrumenten en een missiegemeenschap en suggereert dat dit niet zou aansluiten bij bestaande structuren. Dit lijkt me ten dele maar terecht.
Sinds september vorig jaar ben ik zelf met een groep jongerenwerkers de tweejarige training begonnen bij 3DM via Navigators. Dit is de benadering die door Breen en zijn medewerkers is ontwikkeld. Het middel van de leergroep (die we ‘huddel’ noemen) is inderdaad een belangrijk instrument om met elkaar een leertraject door te maken. We leren daar de leervormen toepassen en we richten ons op uitdagingen in onze directe praktijk en bidden daarvoor. Dat lijkt me vrij voor de hand liggen als middel en zeker niet ver gezocht. Maar je hebt gelijk het is een middel of een instrument wat je wel/niet moet zien zitten. Het kan vrij intensief zijn op deze manier voor sommigen.
Dat het niet zou aansluiten bij bestaande structuren lijkt me een suggestie die de mogelijkheden van deze benadering niet helemaal recht doet. Maar zoals je zegt, discipelschap is ‘doen’ en je leert dit niet vanuit een boekje of vanuit een model. Hoe handig een boekje soms wel kan zijn. Maar juist door het doen en het gesprek met anderen, zie ik wel mogelijkheden waarbij het kan aansluiten in bestaande structuren. Zo zou je als dominee met wat ouderlingen een leergroep kunnen beginnen. Ook zouden je ouderlingen of degenen die een taakgroep coördineren/leiden een leergroep kunnen beginnen met mensen uit hun groep. De jongerenwerkers kunnen zo mooi met elkaar in een leergroep en op die manier komen tot een discipelschapstraject en daarbij tot concrete toepassingen komen voor hun praktijk. Juist omdat deze benadering niet is gericht op het doen van extra activiteiten, maar op lerende en ‘missionaire’ levensstijl kunnen bestaande structuren best blijven bestaan. Er kan vanuit de bestaande structuur ook in projectvorm een groep komen die zicht richt op een bepaalde groep mensen in de wijk. Juist de ondersteuning vanuit de bestaande structuur van de kerk kan dan zeer behulpzaam zijn.
Kortom vele toepassingen zijn mogelijk en het vraagt wat praktijkoefening en creativiteit om dit in bestaande structuren te integreren. Toen ik aan het traject begon was ik zeer kritisch. En nu ben ik enthousiast geworden maar zeker niet zonder kritiek 😉 Ik zie ook wel wat hobbels van de benadering van Breen. Het kan voor sommigen erg intensief zijn om twee keer per jaar een trainingweekend te hebben met je leergroep. Elkaar om de twee weken spreken over het proces en de leervormen kan dan ook best intensief zijn. En het theologisch jargon van Breen zou nog wat breder acceptabel kunnen worden gemaakt in een taal die een ‘breder kerkelijk spectrum’ kan meemaken. Maar als deze hobbels kunnen worden genomen, kan het ook een benadering zijn die door de kerk wordt gedragen en waaruit mooie dingen kunnen ontstaan. In Engeland wordt er al veel en ook langer mee gewerkt vanuit bestaande structuren zoals de Anglicaanse kerk en ook in Nederland zijn er kerken mee aan de slag in/naast hun gebruikelijke structuur.
Helaas kom ik je donderdag niet tegen. Maar ik hoop je spoedig weer een keer te zien en te spreken. Zegen in je werk en bij de verdieping in dit onderwerp. We zien iets van de vruchten vast op je blog verschijnen. Het ga je goed, Jos!
28/06/2014 op 11:54
Dag Ronald, mooi om elkaar hier in elk geval weer (digitaal) te ontmoeten! Voor een heel groot deel zullen wij elkaar vinden in onze ideeën. Maar toch twee dingen:
– De benadering van Breen en Nederland zoekt… heeft hoe dan ook prominent twee (nieuwe) welomschreven instrumenten/vehikels in beeld. Remmelt Meijer laat dat ook zien in zijn blogpost: “Raak in de kritiek: het klopt dat we ‘leervormen’ hanteren: een leercirkel, een vierkant, een driehoek of een kwadrant. Ook is er een sterke overtuiging dat ‘huddels’ (kleine kringen voor onderlinge coaching en vorming) en ‘missiegemeenschappen’ (middelgrote groepen van 20-40 mensen) belangrijke bouwstenen zijn voor missionaire kerkvorming.” (http://nederlandzoekt.nl/blog/) Dat is op zich natuurlijk prima: er zijn veel wegen die naar discipelschap leiden! In andere literatuur kom ik andere wegen tegen: Bill Hull in zijn ‘The Disciple-Making Pastor’ en Dallas Willard in zijn ‘Heel je ziel en zaligheid (Renovation of the Heart)’. Hierin voel ik me veel meer geïnspireerd en gestimuleerd om vanuit de bestaande dynamiek en structuur van een ‘gevestigde’ gemeente te zoeken naar concrete wegen die helpen om discipelen-maken tot het hart van de kerk te maken.
– Je doet een aantal suggesties zoals ‘Zo zou je als dominee met wat ouderlingen een leergroep kunnen beginnen.’ Op zich een prima suggestie. Voor mijn agenda zou dat echter een extra traject betekenen naast heel veel andere dingen die moeten gebeuren. Daar kan ik voor kiezen, door andere prioriteiten te stellen. Wat ook kan, en dat is het spoor dat ik meer aan het verkennen ben: hoe kan ik discipelschapsprincipes en discipelschapsleervormen een plek geven binnen de bestaande kerkenraadsvergaderingen, cursussen die worden aangeboden, catechisaties die worden gegeven, mannen- en vrouwengroepen die er al zijn. Dus niet een extra activiteit maar bestaande activiteiten van binnenuit ‘renoveren’ zodat het discipelschaps-DNA er gestalte krijt in een geduldig en waarschijnlijk ook langdurig proces.
Hartelijke groet en zegen!
Jos
02/07/2014 op 23:02
Hoewel je nu geniet van je welverdiende mediarust en je vast niet terugreageert, toch nog even een korte reactie.
Je eerste punt zal ik verder onderzoeken aan de hand van Hull en Willard. Ik ben erg benieuwd naar de uitwerkingen van Willard en Hull. Waarin zij meer aansluiten bij ‘bestaande structuren’. Willard heb ik nog liggen dus die kan ik deze vakantie nog eens goed bekijken. Hull probeer ik ook te lezen. Discipelschap is niet voorbehouden aan een bepaalde benadering, dus openheid lijkt me een goede zaak. Maar ik zie nog geen tegenstrijdigheid tussen bestaande structuren en 3dm en ook in de blog van Remmelt lees ik dit niet direct. Het vraagt wel iets van mensen, maar dat zie ik meer in de houding en de cultuur dan in de bestaande structuren is mijn indruk. Maar misschien mis ik iets…
En dat betekent voor je tweede punt dat 3dm er juist bijzonder op gericht is om zo min mogelijk extra activiteiten te ontwikkelen en elkaar te betrekken in activiteiten de je al doet. Zo kun je afspreken tijdens een maaltijd en kunnen je de leergroep beperken tot een uurtje via skype. Ook als het gaat om naar buitengericht zijn (wat we veelal missionair noemen) dan is het niet gericht op extra activiteiten maar het delen van ons leven. Anderen (kerkelijk of niet) meenemen in ons levensritme (predictable patterns). Dat is wat ik er nu van mee krijg en hoe ik het zelf ook probeer te leven. Het vraagt wel iets, maar het geeft ook veel moois. Ik ben benieuwd naar hoe Hull en Willard hierin staan.
Jos, geniet van je vakantie en tot later weer!