vrijgemaaktboekBoven mijn weblog staat al een heel aantal jaren de wat dubbelzinnige subtitel: ‘Over LEVEN in de kerk’. Dat gaat over de GKV (Gereformeerde Kerken vrijgemaakt) waarvan ik mijn hele leven al lid ben, inmiddels ook al bijna 16 jaar als predikant. Daarom ben ik ook meer dan gemiddeld nieuwsgierig als er een boek verschijnt waarin dertigers vertellen over hun ervaringen met de gereformeerde zuil: ‘Vrijgemaakt?  Dertigers over het leven in een gereformeerde zuil’ onder redactie van Lammert Kamphuis.

Die interesse wordt ook nog wel wat aangewakkerd omdat de GKV Plantagekerk in Zwolle, waar ik nu voorganger ben, veel dertigers herbergt. Als ik even de leeftijden van de auteurs van het boek invoer in de database van de Plantagekerk (van geboortejaar 1984 van Bettelies Westerbeek tot geboortejaar 1966 van Anthonie Roose – dan ben je niet echt meer een dertiger, maar met mijn 1968 kan ik dus ook nog mooi voor dertiger doorgaan) dan kom ik op dit aantal uit: 372 van zo’n 1050 gemeenteleden in totaal. Meer dan een derde dus.

Dan is zo’n boek vol ervaringen van dertigers en een enkele veertiger in en na de vrijgemaakte zuil dus ook best wel relevant. Overigens kreeg ik vandaag een mailtje van een 21-jarig jongere die aangaf nog zeker geen belijdenis te willen doen en dat dat alles te maken heeft met wat er in het boekje ‘Vrijgemaakt?’ valt te lezen. Dit is dus niet alleen boeiend voor dertiger maar een stuk breder denk ik: 20-49 jaar of zoiets.

Het lezen levert heel veel herkenning op. Wat me vooral als indruk bij blijft is die moeizame verbinding die blijkbaar speciaal bij vrijgemaakt-zijn hoort: benauwdheid enerzijds en loyaliteit anderzijds. En dat herken ik helemaal (overigens wel meer als het om het verleden gaat dan nu). Benauwdheid: het was allemaal zo naar binnen gericht, zo ons-kent-ons (de helft van de auteurs heb ik wel eens ontmoet – zo gaat dat in vrijgemaakte kring), zo braaf en burgerlijk en zo ontzettend normatief ook allemaal. Ja, normatief idealisme, dat zijn de twee woorden die erbij horen. Normatief idealisme: het hoorde zo te zijn en dus was het ook zo (ook al was het niet zo).

Het was zo waar allemaal, zo duidelijk, zo vast (vertrouwen) en zeker (weten). Daar had ik zelf ook al snel moeite mee: weten en vertrouwen, dat vind ik prachtig, maar waarom daar altijd per se vast en zeker voor moest staan, dat begon ik hoe langer hoe minder te begrijpen.

En met dat ik dit schrijf denk ik: ‘mag ik dit wel schrijven, want het staat zo toch wel in de Catechismus – waarvan Marijke de Boer niet geheel ten onrechte maar ook niet geheel ten overvloede opmerkt dat die ‘immers niet door God is geschreven’  (85),  want dat beleefden we wel zo) – de confessie dus, en daar heb ik een handtekening onder gezet’? Dat ik het toch schrijf geeft aan dat er enerzijds al heel veel meer ruimte in die vermaledijde en inmiddels ingestorte vrijgemaakte zuil is gekomen en dat anderzijds ondergronds de denkpatronen van weleer nog steeds hun sporen trekken. ‘De routekaart die mij destijds is ingeprent speelt me nog regelmatig parten’, schrijft Herbert Ploegman (112). Klopt.

Over LEVEN in de kerk. Dat staat dus al jaren lang boven mijn weblog. Ik heb het ook wel moeilijk gevonden om te zijn en te functioneren in de vrijgemaakte kerk(en). Het was soms overleven (maar dat was meer vanaf dat ik zo’n 25 jaar was denk ik, in mijn studietijd, onderzoeker-tijd aan de TU, ouderling in de GKV Eudokiakerk Kampen zijn), ondanks alles waar ik tegenaan liep toch doorgaan.

En ik heb altijd ook beseft dat dat voor mij als predikant (vanaf 30 jaar) ook wel makkelijker was (hoewel andere collega’s misschien precies het tegenovergestelde ervaren of ervaren hebben) om te blijven en door te gaan omdat je als predikant nu eenmaal wel de ruimte (en wat mij betreft ook de roeping) hebt om verschil te maken en (in alle loyaliteit, dat weer wel natuurlijk) ook voorzichtig wat andere accenten te zetten. Ja, loyaliteit, ik gebruik dat woord best vaak als ik daar even bij stil sta. Ik wil loyaal zijn. Dat is dus typisch vrijgemaakt.

Voor de goede orde: ik bewaar eigenlijk vooral heel veel goede herinneringen aan mijn jeugd in de vrijgemaakte kerk. Ik denk aan de Wilhelminapepermunten die ik van oude mevrouw de Vries altijd kreeg (en mijn tweelingbroer Gert ook) in de banken van de (inmiddels al lang afgebroken) kerk aan het Van Starkenborghkanaal in Zuidhorn. En wat hadden we veel vriendjes waarmee we honderduit speelden. En wat waren de Psalmen die we zongen mooi. ‘Zijn grondslag, zijn onwrikb’re vastigheden, heeft Hij gelegd op bergen Hem gewijd’ (in mijn herinnering zongen we die Psalm heel vaak, en ik zie dan ds. Tj. Boersma nog voor me, de vader van de beste vrienden van mijn oudere broers die zondags bij ons over de vloer kwamen aan de Fazantenlaan in Zuidhorn). Oh ja, en we woonden met drie vrijgemaakte gezinnen op een rijtje: de leraar (mijn vader), de slager (Sennema) en de dominee (C. van den Berg). En de achtertuinen waren door middel van paadjes aan elkaar geschakeld: we konden als kinderen zo elkaars tuinen en huizen inlopen. Vrijgemaakt staat ook voor verbonden zijn.

Tegelijk speelde de antithese ook volop. Na schooltijd (lagere school Zuidhorn, Jan van Nassau) gingen we als gereformeerden vechten tegen de openbaren bij de spoordijk, vlakbij het zwembad in Zuidhorn. Ja, dat lees je goed. We gingen vechten tegen de openbaren. De openbaren waren de vijand.

Maar het was allemaal heel veilig en vertrouwd en gelovig, kerk zijn in de vrijgemaakte zuil. En ook de Meppeler jaren waren prachtig: wat een vriendschap en wat een samen optrekken. Samen de kerk verbouwen aan de Commissaris de Vos van Steenwijklaan (nu van een RK parochie). Orgelspelen ook in de kerkdiensten, vanaf mijn dertiende jaar, daartoe gestimuleerd door de organist die later mijn schoonvader werd, Gerard van Emden. Hij speelde altijd de sterren van de hemel. De vertrouwde gezichten voorin de kerk in de kerkenraadsbanken, van diakenen en ouderlingen. Sommigen zitten er nog steeds als ik eens een keertje in Meppel preek.

Ik herken het wel als collega Luite-Harm Kooij zegt dat er gewoon ook heel veel positieve herinneringen zijn en dat dat misschien eigenlijk ook wat lastig is. Was het dan niet benauwd? Toen ik er middenin zat: nee, het was voor mij niet benauwd. Ik was gelukkig vrijgemaakt.

Achteraf is het makkelijk zeggen dat het allemaal bekrompen en naar binnen gekeerd was (want dat was het natuurlijk wel), maar als je er midden in zit hoeft dat niet per se nadelig te zijn. En achteraf herken ik ook heel veel van wat de schrijvers van het boek ‘Vrijgemaakt?’ zeggen. Wat citaten die me getroffen hebben omdat ze raak typeren wat de cultuur was of waarvan een auteur afscheid nam:

  • Er waren geen bijzaken, alles was belangrijk. De Waarheid was in beton gegoten. (19)
  • Maar mijn God is geen wereldvreemde grefo, mijn God is een allemansGod, een oecumenische God. (31)
  • Je voelt je niet schuldig, maar je bent het wel. Geloof dat nou maar. Je voelt je niet verlost, maar je bent het wel. Geloof dat nou maar. Je voelt je niet dankbaar, maar je bent het wel. Geloof dat nou maar. (37-38)
  • Gisteren was ik nog gelukkig gereformeerd. De leer ging aan het leven vooraf en als dat niet paste, dan paste het toch. (60)
  • Volgens mij gingen sommige vrijgemaakten hieronder gebukt: geloof, kerk, traditie, cultuur, belijdenisgeschriften waren één grote klont geworden. Een massief totaalpakket. Haal één element weg en men bevindt zich op het ‘hellend vlak’: de hele wereld stort dan in as een kaartenhuis. (68)
  • Ex-vrijgemaakte evangelischen zijn (op uitzonderingen na die ik nog niet ben tegengekomen) behoorlijk onverdraagzaam. (78)
  • In alles voelt de kerk voor mij als een pad dat ik hoor te bewandelen en waarvan de route van tevoren precies is uitgestippeld. (84)
  • We hadden één Bijbel en die zat tjokvol waarheid. (…) We leefden uit dankbaarheid, omdat we gered waren van zonden waarvan we niet precies wisten of ze nu echt zo erg waren. (122)
  • Op catechisatie mochten we vragen stellen, maar de antwoorden stonden voorgedrukt in een boekje. (133)

Nog maar een keer: over LEVEN in de kerk staat er al jaren boven mijn weblog. In de loop van de jaren – want wat is er veel aan het veranderen in de vrijgemaakte kerken – is voor mij toch steeds meer dat woord LEVEN naar voren gekomen. Wat is er veel verlangen naar God, veel geloof en hoop en liefde, veel mensen die echt gaan voor de Heer, veel verlangen om kerk in de 21e eeuw te zijn. Tenminste, dat is wat ik ervaar. En als het nu in de vrijgemaakte kerken veel over Jezus gaat en discipelschap dan denk ik: zo was dat inderdaad vroeger niet, maar nu dus wel.

*) Het boek ligt er nu. Wat gaan we ermee doen? Dat vind ik een wat lastige vraag. Het is in elk geval goed om tijd te nemen om het op ons in te laten werken. Want pijn moet naar buiten kunnen. Wat zeer deed moet gezegd worden. En het is echt erg dat er veel vrijgemaakten zijn die het niet konden uithouden in de kerk van hun jeugd. Ik vraag me wel af of dit boek nu de agenda van de GKV als geheel de komende tijd moet gaan bepalen. Terugblikken op je eigen verleden heeft ook grenzen: naast dat het therapeutisch kan werken, kun je ook in de houdgreep van je verleden terecht komen terwijl er zich allang een ander heden heeft aangediend. Ik zie dan eerder voor me dat er naar aanleiding van dit boek in het persoonlijke pastoraat gesprekken worden gevoerd waar de pijn van het verleden er echt mag zijn en waar we samen zoeken naar genezing. En ik kan me voorstellen dat er her en der in lokale kerken gesprekavonden rond dit boek ontstaan waar stem gegeven kan worden aan datgene waar misschien te weinig oor voor is geweest (of nog is). Daarbij hoop ik wel dat de pijnlijke ervaringen een plek mogen vormen waar een nieuw vertrouwen op Jezus kan groeien, een vernieuwd verlangen om aan zijn stem gehoor te geven: ‘Volg mij’.

Luite-Harm Kooij, mijn collega in de classis Zwolle, spreekt de vrijgemaakte kerken van weleer vermanend toe met deze woorden: ‘Had toch meer op Jezus gefocust!’ (70)

Ja, je hebt gelijk, Luite-Harm. ‘Had toch meer op Jezus gefocust!’

En het mooie is: er is niemand die ons tegenhoudt om dat te doen.

Om met Rikko Voorberg af te sluiten: ‘Ik vertrouw dat Woord wel, die Jezus, zijn verhaal heeft de potentie om de wereld te veranderen, om kerken weer kerk te laten worden, om gelovigen weer gelovigen te laten worden en mensen weer mensen – als we maar alles op het spel durven zetten. Tijd voor verwarring. Voor vrijgemaakten en voor iedereen.’ (129)

Hoewel: ‘Tijd voor verwarring?’ Misschien eerder: tijd om mee te gaan. Met Jezus.

*) In een eerdere versie van deze blogpost schreef ik hier een alinea met onder andere de zin: ‘Maar laten we proberen er ook redelijk snel mee klaar te zijn’. Dat riep een aantal reacties op die me tot nadenken hebben gestemd en die ertoe geleid hebben dat ik de betreffende alinea heb herschreven, waardoor wat ik wil zeggen beter tot uitdrukking komt.