Tom Wright in KampenHet was een mooie dag afgelopen vrijdag 31 oktober in de Bovenkerk in Kampen. Een bijzondere man sprak, een zeer geleerde man ook, inspirerend en gelovig, een echte Bijbelliefhebber: Tom Wright. Ik vond het prachtig om er te zijn, hoewel de academische diepgang misschien wat meer afgewisseld had mogen worden met toepasbaarheid op het kerkelijke en christelijke leven. Het ging vooral, en zo was de dag ook aangekondigd, over de rechtvaardioging door het geloof, zoals Paulus daar tegenaan kijkt, en niet zozeer over de evangelieboodschap van het koninkrijk, waarvan ik iets beter snap wat Wright er precies over wil zeggen.

Deïficeren, demoniseren en demythologiseren

Opvallend was het dat een van de andere sprekers, Joel White, zijn referaat begon met te zeggen dat Tom Wright zowel gedeïficeerd (vergoddelijkt) als gedemoniseerd wordt. In iets minder krasse bewoordingen: er zijn enerzijds mensen (gelovigen, geleerden) die Tom Wright helemaal het einde vinden en alles wat hij zegt zien als haast rechtstreeks uit de hemel afkomstig én er zijn mensen die vinden dat Tom Wright een handlanger van de duivel is omdat hij het (aloude) evangelie kapot maakt.

White vond het daarom beter dat we Tom Wright zouden demythologiseren: Tom Wright is geen mythe maar een mens, een mens van vlees en bloed (hij heeft soms een pet op en hij drinkt thee), een begaafd mens, dat wel, met grote invloed, dat ook. Geen mythe maar een mens met een missie.

Een verkeerd evangelie

Vorige week schreef ik een blogpost dat Tom Wright stelt dat we allemaal het evangelie verkeerd hebben begrepen: ‘We zijn gaan geloven in een evangelie van vergeving en verzoening binnen het schema van zonde en genade. Maar dat is niet de kern. Dit is de kern: het koninkrijk van God.’ In de wandelgangen van de Bovenkerk afgelope vrijdag had ik met verschillende mensen een gesprek over de vraag hoe de boodschap van Tom Wright zich nu eigenlijk verhoudt tot het evangelie zoals dat klinkt in de gereformeerde kerken (gereformeerd neem ik nu even heel breed: orthodox, bijbelgelovig) en zoals daarmee wordt ingestemd in de belijdenisgeschriften (en dan denk ik even aan Nederlandse Geloofsbelijdenis, Heidelbergse Catechismus en Dordtse Leerregels).

Zonde en genade

Ik kan mij namelijk niet aan de indruk onttrekken dat deze belijdenisgeschriften zijn geweven op het stramien van zonde en genade en een primaire belangstelling koesteren voor het probleem van de zondige mens die verlossing nodig heeft. Van deze geschriften zal volgens Wright denk ik (ik weet niet echt wat Wright ervan vindt) nog des te sterker gelden dat ze Credo’s zijn die je voorsorteren om de Bijbel op een bepaalde manier te lezen, de verkeerde manier namelijk, aldus Tom Wright.

Dus ik heb toch eigenlijk wel een prangende vraag, een vraag die ik ook in de wandelgangen van de Bovenkerk aan wat mensen stelde. Ik stel de vraag nu even iets anders, geleerd door de reacties die ik kreeg: verschuiven hier panelen of verschuiven hier accenten?

Verschuivende panelen?

Als hier panelen verschuiven, dan is er een paradigmashift aan de orde. We (dat zijn christenen in de brede gereformeerde traditie) hebben het evangelie verkeerd begrepen of op zijn minst sterk versmald door er een boodschap van te maken over persoonlijk heil, schuld en vergeving en een plaatsje in de hemel. En de drive van de genoemde belijdenisgeschriften ligt precies hier (hoewel er gelukkig tussen de regels door ook wel veel meer in te vinden is).

Jaren geleden al las ik bij Herman Wiersinga (‘Geloven bij daglicht’) dat er in de gereformeerde belijdenisgeschriften sprake is van een ‘obsessie met zonde en schuld’. Hij vond dat fout. En ik had altijd al het gevoel dat ik dat ook minder gelukkig vond, omdat we ons geloof dan belijden en beleven vanuit deze ene individualistische vraag: Hoe krijg ik een genadig God? Maar ik denk dat je momenteel heel veel eigentijds theologische boeken met een gezonde bijbelse inslag kunt openslaan die allemaal wel ongeveer ditzelfde beweren: we moeten af van dat eenzijdige accent op schuld en genade en persoonlijk zieleheil.

Verschuivende accenten?

Maar in de wandelgangen hoorde ik vooral dat hier helemaal geen panelen verschuiven. Er verschuiven hier accenten. De bestaande aloude kern van het evangelie krijgt bij Wright een breder kader. Het wordt weer in het grote verhaal geplaatst waaruit het was losgeraakt. Zijn accent op het koninkrijk is helemaal niet nieuw: dat was er bij gereformeerden altijd al (denk aan het cultuurmandaat en het ‘geen duimbreed’).

En inderdaad: het is zonneklaar dat het evangelie van Tom Wright heel goed landt en ook kan landen op een gereformeerde landingsbaan. Er zijn zoveel overeenkomsten en zoveel gelijksoortige accenten.

Canon en Credo

En toch lukt het me niet helemaal om los te raken van de gedachte dat hier wél een paradigmashift plaats vindt. Daarbij gaat het niet om Bijbels en onbijbels. Want ik heb zelden iemand Bijbelser horen spreken dan Tom Wright. Maar het gaat me wel om de verhouding tussen wat Wright Canon (de Schriften zelf met als kern de evangeliën) en Credo (de kerkelijke belijdenissen) noemt. Het Credo mag niet heersen over de Canon (want dat lijkt het geval te zijn in heel veel kerkelijke en christelijke geloofsbeleving en geloofsbezinning). De Canon moet (weer) leeswijzer bij het Credo worden (dat is het voorstel dat Wright doet aan het slot van zijn boek ‘Hoe God koning werd’).

Tom Wright dwingt ons op zijn minst om ons opnieuw af te vragen of de 16e en 17e eeuwse credo’s (NGB, HC en DL) die een belangrijke en identiteitsvormende rol spelen (speelden?) in gereformeerde kerken juist door hun gedateerdheid en door hun Credo-zijn (en niet-Canon-zijn) ons het goede zicht op het evangelie belemmeren.

Een spannende vraag. Of is dit inmiddels helemaal geen spannende vraag meer?