Momenteel ben ik nogal intensief bezig met vragen en verlangens rond de heilige Geest. Dat is aangewakkerd door allerlei ontmoetingen en ervaringen de afgelopen maanden, lezen in de Bijbel (Kolossenzen, Handelingen), het lezen van boeken over de Geest en de conferentie ‘There is More’ (lees deze blogpost: Zó zal de kerk krachtiger worden) die in september zal plaats vinden, georganiseerd door het Evangelisch Werkverband). Centrale gedachte bij alles is: Hoe kan ik mij – als voorganger – laten leiden door de Geest? Hoe kunnen wij ons – als kerk – laten leiden door de Geest?

Zo ben ik momenteel aan het lezen in het boek ‘De doop met de heilige Geest’ van ds. D.G. Molenaar. Dat klinkt niet heel eigentijds en dat is het ook niet. Het boek is van een gereformeerde predikant en verscheen in 1963. Het is de weergave van zijn zoektocht naar de betekenis en de ervaring van de doop met de heilige Geest. Hij zet in bij het boek ‘De Heilige Geest’ dat in 1949 verscheen, bestaande uit artikelen geschreven voor theologen, onder redactie van onder meer dr. J.H. Bavinck. In dat boek wordt scherpe kritiek geleverd op het geestelijke leven in de Gereformeerde Kerken. Molenaar schrijft (blz. 5-6):

Volgens Bavinck komt de volle en rijke kracht van de Geest in ons leven niet tot openbaring. Z.i. kan men het gemakkelijk eens worden over het feit, dat wij op dit moment staan in een eb-periode van het werk des Heiligen Geestes in zijn kerk. Men moet in d kerk van onze dagen, ook in die in ons vaderland, constateren een zekere moeheid en machteloosheid. (…) Aan het slot van van zijn artikel zegt Bavinck dan: “Er moeten ergens bronnen in ons verstopt zijn, zodat het werk van de Geest zich niet in zijn heerlijkheid openbaren kan.”

Een eb-periode. Moeheid. Machteloosheid. Bronnen die verstopt zijn. De taal ademt hier een verleden van ruim vijftig, zestig jaar geleden, de aangeduide werkelijkheid is wellicht actueler dan ooit. Molenaar zegt vervolgens (blz. 6):

Niet alleen in de Gereformeerde vroomheid, maar ook in de Gereformeerde theologie is er op dit punt nog een manco. Het is hoogst merkwaardig, dat de Gereformeerde theologie in het verleden, op een enkele uitzondering na, niets heeft gezien van de grote betekenis van de doop met de heilige Geest. Het wordt tijd, dat zij, ook met het oog op de prediking, naar diepere inzichten doorstoot. Wie zelf nieuwe vergezichten mocht ontdekken, staat er verbaasd over, dat Gereformeerde theologen op dit punt soms met blindheid geslagen zijn geweest. Het zou aan de prediking ten goede komen als aan de betekenis van de doop en de vervulling met de Heilige Geest in de theologie tenvolle recht werd gedaan en het zou een reveil, waaraan de kerk zozeer behoefte heeft, in belangrijke mate bevorderen.

Ik blijf voorlopig in het boek lezen. Ik geloof namelijk in de heilige Geest. Maar ik merk ook dat ik de behoefte heb om erachteraan te zeggen: ‘Kom mijn ongeloof te hulp’. Want geloof ik wel echt, praktisch, dagelijks in de heilige Geest? Heb ik niet, samen met veel anderen, een nieuw bekrachtiging van de heilige Geest nodig zodat ik mijn theologische kennis ook kan vertalen naar levende praktijk?