De kerk (in Nederland) is in transitie. We weten ongeveer wat we achtergelaten hebben (of achter willen laten), maar hebben nog niet scherp welke kant het op gaat. Hoewel: er lijkt her en der al een richting te ontstaan.

Zo heb ik de indruk dat een van de verschuivingen die momenteel plaats vindt een verschuiving is van nadruk op overtuigingen naar nadruk op praktijken. Daarmee gebruik ik twee woorden die thuishoren in een drieslag die ik als heel helpend ervaar in de bezinning op kerk zijn en alles wat daar gebeurt. Dit is die drieslag:

  • overtuigingen (beliefs)
  • verlangens (desires)
  • praktijken (practices)

Overtuigingen

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we een tijd achter ons hebben waarin overtuigingen een centrale rol speelden. We moesten vooral (rationeel) goed weten wat we geloofden én het moest helder zijn dat we andere overtuigingen hadden dan anderen en wat er verkeerd was aan die overtuigingen van die anderen. De nadruk op kennis en confessies was hier een uitingsvorm van. In de kerkdiensten werd geleerd en zuiver gepreekt (dat was in elk geval de bedoeling). En als we dan ook nog goed met elkaar omgingen (wat vaak niet gebeurde) was dat mooi (maar niet per se noodzakelijk: als de leer maar zuiver was).

Praktijken

Het woord praktijken duidt aan dat het gaat om dingen die we doen, manieren van leven, oefeningen die we doen die helpen om te groeien in Christusgelijkvormigheid. Christen zijn in de praktijk – daar gaat het om in die praktijken. De aandacht voor discipelschap is daar een uiting van: de kerkelijke populariteit ervan sluit namelijk naadloos aan bij die beweging ván overtuigingen (zonder daarmee te beweren dat overtuigingen onbelangrijk zijn) náár praktijken als manieren van leven en doen die het christen zijn handen en voeten geeft in het dagelijkse leven.

De rol van verlangens laat ik in deze blogpost even in het midden (daar horen deze verlangens overigens wel degelijk thuis: in het midden).

Nu gaat het me er vooral om deze verschuiving in beeld te brengen: van leerregels naar een leefregel.

Leerregel of leefregel

Leerregels staan voor: confessies (met de Dordtse ‘Leerregels’ als voorbeeld), dogmatische overtuigingen, scherp afgegrensde onderscheidingen en rationaliteit als hét kenmerk van (zuiver) geloven.

Leefregel staat voor aanwijzingen die zijn geformuleerd om het christelijke leven in de praktijk vorm te geven: oefeningen, praktijken en karaktertrekken vormen er de hoofdmoot van. De leefregel wijst een weg om te gaan. En het gaan van die weg is het doel.

De tijd is voorbij dat de kerk een plek is waar vooral aan meningsvorming wordt gedaan, waar (zuivere) kennis wordt overgedragen en waar handtekeningen worden gezet onder vastgestelde formuleringen. Het gaat in de kerk om karaktervorming, om groei in Christusgelijkvormigheid, om leven in het spoor van Jezus’ bergrede.

Monastieke leefregels

Er bestaan al veel (monastieke) leefregels. Ze brengen ons in de sfeer van kloosters en andere leefgemeenschappen. Zo kan het gebeuren dat in de tijd die komt er extra veel belangstelling zal zijn voor bijvoorbeeld de Regel van Benedictus of de Regel van de Northumbrian Community. Andersom zal het wellicht ook mogelijk blijken te zijn om leerregels zoals we die vinden in bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus om te vormen tot een leefregel.

Hoe dan ook: de kerk is in transitie. En deze verschuiving is er één van: van leerregels naar leefregel!