Sinds 17 juni 2017 leven de leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in een nieuwe werkelijkheid. Deze nieuwe werkelijkheid: dat ze deel uit maken van een kerkverband waar alle ambten (diaken, ouderling en predikant) open staan voor mannen én vrouwen. Dat is een grote verandering. En ook een verademing: ik ben er blij mee. Samen als mannen en vrouwen in alle denkbare bedieningen optrekken om het evangelie van Jezus Christus en zijn koninkrijk te delen. Samen proeven dat het meer waar is dan we zovele jaren hebben gedacht: “Er zijn geen ​Joden​ of Grieken meer, ​slaven​ of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in ​Christus​ ​Jezus” (Galaten 3:28).

Nieuwe werkelijkheid

Een nieuwe werkelijkheid dus. Een breekbare en kwetsbare werkelijkheid ook omdat de kans niet denkbeeldig is dat de komende maanden er in de kerken gedacht en gesproken gaat worden langs de lijnen van voorstanders en tegenstanders van het synodebesluit. Dat zou een ramp zijn. Maar de geschiedenis van de GKv leert dat dit wel het meest voor de hand liggende karrenspoor is waar we in terecht zullen komen: voor en tegenstanders die elkaar te lijf gaan met steeds weer nieuwe (maar vooral ook steeds weer dezelfde) argumenten. En daarmee impliciet steeds zeggend: onze eenheid kunnen we eigenlijk alleen vinden op het niveau van (de juiste) overtuigingen. Want was er niet maar één zuiver leer?

Kans

Maar de kerken hebben nu ook de kans – en deze blogpost is een pleidooi om die kans met beide handen en met heel het hart aan te grijpen – om te doen wat we altijd al hadden moeten doen: elkaar bij alle verschil van inzicht zoeken aan de voeten van Jezus die zegt: ‘Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar ​liefhebben. Aan jullie ​liefde​ voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn ​leerlingen​ zijn’ (Johannes 13:34-35).

Ik zeg bewust niet: we moeten elkaar vasthouden. Dat is een doodlopend spoor, een al te menselijke spoor ook, een spoor dat je kunt gaan door een paar goede gesprekstechnieken van stal te halen en in praktijk te brengen. We moeten elkaar helemaal niet vasthouden, we moeten Jezus vasthouden en bij hem ontdekken hoe we samen op weg kunnen zijn en blijven.

De kerk is niet de plek waar we elkaar op het niveau van gedeelde overtuigingen kunnen en zouden moeten willen vasthouden. Dat zit wel in de geschiedenis van de GKv: we moesten overal hetzelfde over denken. Dat was de norm. Maar die is al lang niet meer de realiteit. De synode heeft deze realiteit nu zichtbaar gemaakt en gesanctioneerd: we zijn een kerkverband geworden waarin we leven met verschillen van inzicht over (wat we ervaren hebben of nog ervaren las) fundamentele thema’s.

Ruimte

En wat levert dat ook een ruimte op! Ruimte om elkaar niet langer de maat te nemen als het gaat om overtuigingen die we al dan niet hebben over allerlei thema’s. Ruimte om van inzicht te verschillen. Ruimte om echt naar de ander te luisteren omdat we niet meer met (het meest zuivere) oordeel hoeven klaar te staan om die de ander op te leggen. Ruimte om op adem te komen en ook eens te zeggen: we weten het allemaal niet zo zeker en zo precies tot twee cijfers achter de komma. Ruimte dus voor niet-weten en voor niet per se gelijk willen krijgen. Ruimte om niet langer voor je gelijk te hoeven gaan maar voor het echte geluk: ‘Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben. Want voor hen is ​Gods nieuwe wereld’ (Matteüs 5:3 Bijbel in Gewone Taal).

Vrede: van mijn gelijk naar het echte geluk

Gisteren viel bij mij een boekje in de brievenbus:  Vrede kun je leren, een essay van Thomas d’ Ansembourg en David van Reybrouck. Dat lijkt me nu de uitnodiging aan iedereen in de kerken: om bij verschil van inzicht en overtuiging elkaar de vrede van Christus te blijven wensen en gunnen (het boekje heeft overigens geen christelijke insteek). Op de achterflap van het boekje staat te lezen: ‘Vrede is een vak. Je moet eraan werken met dezelfde toewijding waarmee je een taal leert, of wiskunde, of motorrijden. De opvoeding tot vrede moet net zo vanzelfsprekend zijn als gymnastiek en lichamelijke verzorging. Dit essay pleit voor mindfulness, geweldloze communicatie en compassie op school, op het werk en thuis.”

En in de kerk, voeg ik daar nu maar even aan toe.

Contemplatieve momenten

Ja, ik geloof dat dat het belangrijkste is: dat je, hoe je ook denkt over M/V en ambt, er voor kiest om in jouw GKv-gemeente een vredestichter te zijn. Want: ‘Het echte geluk is voor mensen die ​vrede​ sluiten. Want zij zullen ​kinderen​ van God genoemd worden’ (Matteüs 5:9).

Dat vraagt allereerst dat je zelf de vrede van Christus zoekt, innerlijke vrede najaagt door gebed, meditatie en stilte. Laat alle gesprekken die gevoerd gaan worden in lokale kerken beginnen met tien minuten stil zijn. Samen stil zijn. Noem het voor mijn part een contemplatief moment. Om Gods genadige aanwezigheid te proeven die zoveel dieper en verder gaat dan de lieve vrede die we misschien zouden willen bereiken door op een slimme manier discussies in te richten.

En als het gesprek dat volgt toch oververhit raakt, word dan weer stil, drie minuten maar, om even naar binnen te luisteren en je vertrouwen te stellen op de Geest van vrede. In de stilte gebeurt vaak meer dan in het gesprek. Stilte is zendtijd van de Geest.

School van de liefde

Een tijdje geleden heb ik, vanuit Brian McLaren’s boek ‘The Great Spiritual Migration’, gepleit voor De kerk als ‘School van de liefde’. Een citaat (blz. 53-54):

Wat ik geloof dat kan en moet gebeuren is dat tienduizenden kerkgemeenschappen wat ik noem ‘scholen’ of ‘studio’s’ van de liefde zullen worden. Dat is de toekomst waar ik naar verlang en waaraan ik gepassioneerd ben toegewijd. Ik ben niet geïnteresseerd in de denominatie, de muzikale stijl of de liturgische smaak van kerkgemeenschappen. Het maakt me niet uit of ze wekelijk in een kathedraal, maandelijks in een bar, jaarlijks in een retraitecentrum of dagelijks online samenkomen. Het maakt me niet uit of ze groot of klein zijn, formeel of alledaags, hip of niet-hip. Het maakt me niet uit of de stijl van de eredienst traditioneel of eigentijds of wat dan ook maar is. Wat mij uitmaakt is dit: of ze de mensen leren een leven van liefde te leiden, vanuit het hart, voor God, voor alle mensen (geen uitzonderingen), en voor heel de schepping.

De kerk als ‘School van de liefde’. Stel je voor dat dát is waar we warm voor lopen met elkaar. En stel je eens voor dat het ‘huiswerk’ dat nu in al die GKv-kerken op tafel ligt om de nieuwe werkelijkheid die er sinds 17 juni 2017 is (dat vrouwen samen met mannen in alle ambten mogen dienen) te omarmen – stel je eens voor dat we dat allereerst als een uitnodiging aanvaarden om elkaar lief te hebben en in de kracht van Jezus’ Geest iets te laten zien van de werkelijkheid (Gods nieuwe wereld) die Jezus op het oog had toen hij zei: ‘Aan jullie ​liefde​ voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn ​leerlingen​ zijn’ (Johannes 13:35)?

Wie heeft geluk?

Niet de vraag wie gelijk heeft zal dan alles beheersen. Maar Jezus zal Heer zijn en ons één voor één uitnodigen om een vredestichter te zijn, een liefhebber (van God en de naaste), een leerling van Gods nieuwe wereld op aarde zoals in de hemel en een gelukszoeker: ‘Het echte geluk is voor mensen die weten dat ze God nodig hebben. Want voor hen is ​Gods nieuwe wereld’ (Matteüs 5:3 Bijbel in Gewone Taal).

Lees hier het vervolg: Man, vrouw, ambt – en de vrede van Jezus (2, slot).