De bijdrage die ik schreef naar aanleiding van de besluiten van de synode van de GKV over man, vrouw en ambt schreef over de vrede van Jezus en de school liefde kon rekenen op veel aandacht (de bijdrage verscheen ook in het Nederlands Dagblad). Daar ben ik natuurlijk blij mee. En heel veel lezers waren blij met het pleidooi voor de vrede van Jezus en de school van de liefde.

Toch bleek opnieuw dat voor niet weinigen de zaak van de vrouw in het ambt een sjibbolet voor bijbelgetrouwheid was: ‘wie vóór de vrouw in het ambt is, is tegen een eerbiedige en eerlijke omgang met de Schrift’. Nu was het mijzelf niet te doen om het innemen van een standpunt in de discussie. En ik geloof al helemaal niet dat het nog weer eens gaan uitwisselen van argumenten ons verder zal helpen.

Van sjibbolet naar sjalom

Ik moest denken aan de titel van een boek van mijn Nederlands Gereformeerde collega Jan Mudde: ‘Van sjibbolet naar sjalom. Ruimte voor homoseksuelen in de gemeente van Christus.’ Op de achterkant staat te lezen: “In onze tijd is homoseksualiteit een onderwerp dat christenen diepgaand verdeelt. Het standpunt daarover is een sjibbolet geworden voor het wel of niet recht in de leer zijn.” Precies hetzelfde lijkt dus ook te zeggen over het thema vrouw in het ambt. Ik heb het boek van Jan Mudde niet gelezen. Maar de titel en de beweging die daarin wordt bepleit heeft mijn hart: van sjibbolet naar sjalom.

Want: ‘ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt‘ (1 Korintiërs 13:9). Waar we dat niet kunnen erkennen, waar we niet kunnen leren leven met oprecht verschil van inzicht, daar zal de vrede ver te zoeken blijven. ‘Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben‘ (1 Korintiërs 13:12).

De grootste is de liefde

En nu ik toch aan het citeren ben uit dit magistrale hoofdstuk van de apostel Paulus, meteen ook nog maar even het slot: ‘Ons resten geloof, hoop en ​liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de ​liefde’ (1 Korintiërs 13:13).

Mij is in de voorbije maanden steeds duidelijker geworden hoezeer de liefde de kern en het hart vormt van het christelijk geloof en dus ook van de christelijke kerk. Dat is ook de reden dat ik pleit voor de kerk als school van de liefde. De besluiten van de GKv-synode rond man, vrouw en ambt vormden in wezen niet meer dan een zeer actuele (en ook heftige) aanleiding om te herhalen wat ik al eerder op mijn weblog had geschreven. En in de rest van deze blogpost onderstreep ik dat pleidooi nog een keer, helemaal los dus van de discussie over het thema man, vrouw en ambt (en op de plek van dit thema kunnen ook andere thema’s worden ingevuld die als sjibbolet gezien worden).

De liefde dus

Als ik schrijf: ‘Mij is in de voorbije maanden steeds duidelijker geworden hoezeer de liefde de kern en het hart vormt van het christelijk geloof en dus ook van de christelijke kerk’, dan bedoel ik daarmee uiteraard niet dat ik liefde eerder niet zag als iets heel belangrijks. Maar toch vond er een bepaalde verdieping plaats, een soort van afdalen van hoofd naar hart, als het gaat om mijn visie op liefde als kern. Daarbij speelden twee bijbelteksten een belangrijke rol. In de veertigdagentijd heb ik me laten leiden door deze uitspraak van Paulus (die mij aangereikt werd toen ik op een avond onderweg in de auto luisterde naar een programma van Groot Nieuws Radio):

Volg dus het voorbeeld van God, als ​kinderen​ die hij liefheeft, en ga de weg van de ​liefde, zoals ​Christus, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God.

(Efeziërs 5:1-2)

En in de voorbije vijftigdagentijd was dit mijn bijbelse leidraad (een tekst die ik vooral veel tegenkwam in een boek dat ik aan het lezen was over de doop met de heilige Geest (Frank D. Macchia, Baptizes in the Holy Spirit. A Global Pentecostal Theology):

Gods ​liefde​ is in ons ​hart​ uitgegoten door de ​heilige​ Geest, die ons gegeven is.

(Romeinen 5:5)

De meditatieve omgang met die Bijbelse woorden hebben een nieuwe visie gegeven op de liefde en een nieuw verlangen gegeven voor die liefde van God die door de Geest gegeven wordt. Ik was deze focus op de liefde ook al tegen gekomen bij Brian McLaren die in zijn boek The Great Spiritual Migration. How the World’s Largest Religion Is Seeking a Better Way to Be Christian ervoor pleit om de kerk te zien als een ‘School van de liefde’ (lees deze blogpost: De kerk als ‘School van de Liefde’ (De grote spirituele migratie 5)).

Wat ik echter veel tegenkom als het gaat over liefde in de kerk, zijn deze twee reacties. 1) Natuurlijk, liefde is belangrijk, maar er is ook nog zoiets als waarheid, heiligheid, toorn van God, confrontatie en vermaan; dat moeten we niet vergeten. En vervolgens hoor ik niets meer over liefde. 2) Pas op met die liefde, want liefde is maar gevoel, is zo vaak zoetsappig en oppervlakkig.

Verrassend, onbegrijpelijk, verrukkelijk

Het leek me daarom gepast weer eens wat bladzijden te lezen uit het bekende boek Christelijk geloof van Hendrikus Berkhof. Een citaat:

[God is een communicatieve God.] Maar dat zou Hij nog op velerlei wijze kunnen zijn: met het oog op onze houding jegens Hem zou de communicatie kunnen bestaan in een openbaring van verwijten, zelfs van toorn, misschien zelfs wel van haat. In elk geval zou de communicatie heel goed denkbaar zijn (en wordt ze door velen dan ook gedacht) als een openbaring van geboden, een mededeling van gedragsregels. God kan zich in zijn communicatie een toornende, een onderrichtende, een gebiedende of een inspirerende God betonen. Maar de verrassende werkelijkheid waarmee het geloof ons in aanraking brengt, is dat God in zijn condescendentie vóór alles de schenkende is, en wel de zichzelf schenkende, die erop uit is de mens gelukkig te maken door hem deel te geven aan de rijkdom van zijn eigen wezen.

Met deze laatste woorden pogen we een omschrijving te geven van wat gewoonlijk de liefde van God wordt genoemd. Wij duiden daarmee aan wat het meest verrassende, onbegrijpelijke en verrukkelijke in heel onze menselijke werkelijkheid is: dat wij omvat en gedragen worden door een laatste werkelijkheid die wij Liefde mogen noemen. Met het vertrouwen daarop staat en valt ons christelijk geloof en onze christelijke existentie. Hier zijn we bij het middelpunt van alles en dus van onze geloofsleer (blz. 122, 7e druk 1993).

En ook dit citaat is het waard om overwogen te worden (als conclusie van een kort overzicht waarin Berkhof duidelijk maakt dat met name in de westerse protestantse theologie de liefde maar nauwelijks die centrale plaats heeft gekregen die haar Bijbels gezien toekomt), en het gaat me met name om de laatste zin omdat ons verzet (vanwege vermeende oppervlakkigheid of eenzijdigheid) tegen de liefde als centrale notie uitdrukking zou kunnen zijn van onze moeite om deze goddelijke liefde te verdragen:

Het gaat om een liefde die voor geen grens halt maakt, die consequent op de ander is gericht, hoe ver en vijandig die ander ook mag zijn, een liefde die ongemotiveerd is en waarvoor geen offer te groot is om mensen te verrijken die daarom niet hebben gevraagd of er zich zelfs tegen verzetten. Voor deze vreemde en verrassende houding hebben wij geen beter woord dan liefde. Het lijkt wel, dat het ons uiterst moeilijk valt om gelovend en denkend het wonder van Gods liefde te verstaan en te verdragen (blz. 125).

School van de liefde

Ik kwam nog een pleidooi tegen voor de kerk als school van de liefde. Afgelopen dagen maakte ik al lezend (tijdens een drieweeks studieverlof dat ik nu heb) kennis met Tomáš Halík. In het voorwoord van zijn boek ‘Ik wil dat jij bent. Over de God van de liefde’ schrijft hij:

Ik ben ervan overtuigd dat het christendom van morgen noch ‘een ideologie’ noch ‘een systeem van geloven en rituelen zal zijn (…). Het moet en zal een leerplaats worden van geloof, hoop en liefde; een school op basis van het ideaal van de middeleeuwse universiteiten waar in een gemeenschap door middel van gebeden, studie en vrij debat gezamenlijk naar de waarheid werd gezocht. En nadat alles overdacht was, werd het aan anderen doorgegeven (volgens het principe: contemplata aliis tradere) (blz. 10).

Tomáš Halík pleit dus voor een ‘school van geloof, hoop en liefde’, iets breder dus dan alleen de liefde. Misschien is het trouwens beter om nog wat beweeglijker te definiëren: ‘school voor geloven, hopen en liefhebben’.

Opvallend vond ik vervolgens dat in hetzelfde Nederlands Dagblad van dinsdag 22 juni 2017 waarin mijn verhaal over ‘Man, vrouw, ambt – en de vrede van Jezus’ stond, ook de uitkomsten op een rijtje werden gezet van de Lazarustour die de voorbije maanden is gehouden. Ook in twee van de conclusies een pleidooi voor de liefde en de kerk als oefenplaats (in het bredere kader van een pleidooi voor progressief christelijk geloven als derde weg naast orthodoxie en vrijzinnigheid):

3. Hoeveel liefde je hebt, vertelt hoe dicht je bij God leeft | Als het gaat om andere overtuigingen, zijn de meeste bijdragen zelfbewust en tegelijk open. Juist als je stevig een eigen geloof onderschrijft, durf je van anderen te leren. Ieder mens staat in enige verhouding tot God. De christelijke traditie zelf daagt ons uit groepen niet tegen elkaar uit te spelen. ‘Wie liefde kent, kent God, want God is liefde’, staat er letterlijk in de Bijbel en dat zongen we – jazeker – van harte mee.

4. In de kerk oefen je in liefde | De kerk is vooral een oefenplaats: geen verplichting, maar ook niet triviaal. Het is een buitenkans om andere mensen te ontmoeten die zich bewust laten vormen door God. Samen kom je verder. Dat blijft gerommel, gedoe, gestruikel. Maar de ideale kerk bestaat uit niet-ideale mensen. Zoals wij. De kerk is daarmee ook een oefenplaats in ongemak.

 

Nu ben ik me ervan bewust dat ik me met verwijzingen naar auteurs als Brian McLaren en Tomáš Halík en naar de (nieuwe) beweging van progressief christelijk geloven de kritiek op de hals haal dat dat allemaal allesbehalve gereformeerd (of zelfs bijbels) is. Toch hoop ik dat we ook hier geen nieuwe sjibbolets gaan creëren (‘als je die en die auteurs leest of als je sympathie hebt voor die en die beweging, dan doe je niet meer mee’) en dat er ruimte is om ook de stemmen te horen van hen die zoeken, ook buiten de gebaande wegen van welke traditie dan ook, naar inhoud en vorm van christelijk geloven en christelijk kerk zijn in deze tijd.

School, leerplaats, oefenplaats

Of we het nu school, oefenplaats of leerplaats noemen, duidelijk zal in elk geval moeten zijn dat de liefde die we najagen allereerst tot uitdrukking komt in de omgang met elkaar en niet in de correctheid van onze opvattingen. Dat is een levenslang leerproces, een school voor het leven. Om steeds dichter bij de waarheid te komen: dat God liefde is. Kijk maar naar Jezus.