Het boek Herkerken vraagt om een breed gesprek. Want er staat veel op het spel: kerk zijn in deze tijd, die sterk veranderd is door corona en de maatregelen die genomen werden en worden om corona in te dammen. Wordt het kerkelijke leven ook ingedamd? Of moet de koers vooral verlegd worden?

Bij het lezen van Herkerken kwam ik zeven thema’s op het spoor waarover ik graag iets wil zeggen. Als een bijdrage aan het gesprek. Ik vind in dat gesprek wel van alles, maar uiteindelijk zijn er ook veel zaken waarover ik eerder in verwarring ben dan dat ik er een heel duidelijke en afgeronde mening over heb. Dus ik wil vooral een stukje meelopen nu op de zoektocht waar Herkerken getuigenis van aflegt.

1 ReChurch en ReJesus (en ReHuman)

Het boek gaat over de kerk. Dat is natuurlijk prima. Want de kerk is belangrijk in mijn leven (als predikant van een kerk), in het leven van Remmelt Meijer en Peter Wierenga (als kerkbegeleiders) en van vele, vele christenen die graag en met liefde kerkganger zijn (maar soms ook niet) en die ook ervaren dat kerk-zijn veel meer is dan zondagse diensten beleven.

Het eerste punt dat ik wil inbrengen ontleen ik aan een Engelse boektitel: ReChurch. Herkerken dus. Maar ik kende ook nog een andere boektitel: ReJesus. Opnieuw ontdekken wie Jezus is. Bij het lezen van Herkerken voelde ik op een gegeven moment toch weer de vermoeidheid toeslaan die zo kenmerken is voor al het gepraat en geschrijf over de kerk: er moet vooral van alles veranderen en nieuw georganiseerd worden (wel organisch natuurlijk) en dat is een grote uitdaging. Maar gelukkig is het Gods kerk. Maar dat laatste erbij zeggen neemt de vermoeidheid toch niet helemaal weg.

Ik had dat vooral bij het hoofdstuk waarin gepleit wordt voor allerlei soorten (kleinere) diensten. Ik zie dan een enorme organisatie op me afkomen. En ik denk: mag het ook gewoon over Jezus gaan?

Nu gaat dit boek niet over Jezus (als Hoofdonderwerp) en dat is prima. Natuurlijk moet er over de kerk geschreven worden. En er wordt in dit boek ook heel mooi geschreven over Jezus en zijn koninkrijk. Daar voel ik me erg bij thuis. En toch: ik ben eigenlijk veel liever bezig met ReJesus dan met ReChurch.

En: komt het boek eigenlijk wel los van het kerk-paradigma waar het zich tegen afzet?

2 Third places en thin places

Ik zou vanuit Herkerken verder willen ontdekken welke rol ‘plaats’ inneemt als we het hebben over christen zijn en kerk zijn in deze wereld en in deze tijd We hebben heilige plaatsen nodig, zo klinkt het een aantal keren in het boek. We willen graag op heilige grond staan. Dat is inderdaad een prachtig verlangen en Remmelt en Peter raken daar echt een mooi thema aan. Maar de plaats blijft me toch te gebouwerig.

Op bladzijde 42 komt de uitdrukking third places even langs: “Gebouwen met een publieke functie worden wel third places genoemd, derde plekken, die naast de eerste twee plekken van thuis en werk een soort tussenfunctie vervullen voor de samenleving.” Dat is op zich mooi maar focust intussen wel weer op het gebouw van de kerk.

Ik maakte onlang hernieuwd kennis met het concept thin places uit de keltische christelijke spiritualiteit (in het kader van een preek over Jakob bij Betel). Dat zijn plaatsen waar hemel en aarde elkaar raken, plaatsen waar de afstand tussen hemel en aarde minder groot lijkt, waar God gemakkelijker dichtbij komt en jij gemakkelijker bij hem. In die keltische spiritualiteit wordt dat vooral ervaren in de natuur, de schepping: die is, voor wie er open voor staat, vol thin places. Maar eigenlijk kan alles een thin place worden. Een dunne plaats is overal waar hemel en aarde elkaar (onverwacht of gezocht) elkaar even overlappen. Een willekeurige ontmoeting op straat kan een dunne plaats zijn. Een moment alleen met de bijbel kan een dunne plaats worden. De oogopslag van een arme en het elkaar even zien kan een dunne plaats zijn. Enzovoort.

Herkerken zou verrijkt kunnen worden met de veel meer spirituele insteek van het concept thin places in plaats van het meer sociale concept van de third places. Want is niet iedere mens in potentie een dunne plaats voor God?

3 De kerk als oefenplaats van de liefde

Hoe mooi is het dat Peter en Remmelt de kerk willen zien als de oefenplaats van de liefde. Ik herken daarin aansluiting bij een pleidooi dat Brian McLaren heeft gevoerd voor Schools of Love. En dit thema in hun boek wil ik ook alleen maar graag onderstrepen. Hoe belangrijk is het dat we herontdekken dat liefde, liefhebben de kern is van alles.

We praten als het over kerk zijn zo vaak over geloof en geloven. Maar Paulus wijst in zijn bekend drieslag geloof, hoop en liefde niet voor niets de liefde aan als de meeste. Dit is het allerbelangrijkse, allerwezenlijkste, allerfundamenteelste: dat we liefhebben omdat God ons eerst heeft liefgehad (en ons nog steeds liefheeft).

‘Heb lief!’ Die twee woorden vormen misschien wel de kern van wat Peter Wierenga en Remmelt Meijer willen zeggen. Heb lief! En vind de vormen voor kerk zijn die dat mogelijk maken.

Dit kan nog veel verder worden uitgewerkt en ik zou het prachtig vinden als het werk van Brian McLaren er dan ook bij betrokken wordt. Zelf schreef ik er eerder over: De kerk als School van de Liefde.

4 Van integraal naar non-duaal

Achterin het boek Herkerken wordt een model gepresenteerd voor integraal kerk zijn, met vier richtingen vanuit Jezus. Het model ziet er zo uit:

Ik merk dat ik moeite heb met dit model vanwege het dualistische denken dat er de boventoon in voert. Boven en beneden, binnen en buiten. Is dat allemaal niet veel meer één dan we al analyserend voor waar willen hebben? Hier wordt afstand en scheiding gecreëerd waar veel meer verbondenheid is.

God en mens staan niet zo tegenover elkaar als het model suggereert (en in de gereformeerde geestelijke vorming ook veelal is benadrukt). Is de kern van christelijk geloven nu juist niet de mystieke eenheid met Christus: God-in-ons en wij-in-God? Van die begrippen ‘boven’ en ‘beneden’ moeten we volgens mij hoognodig af omdat ze telkens opnieuw die afstand benadrukken. Een beetje meer denken uit de oude kerk is wel op zijn plaats: ‘God werd mens, opdat de mens God zou worden’ (Athanasius).

Boven, beneden, binnen, buiten – telkens duiken die zeer formele begrippen weer op als we spreken en schrijven over het hart van kerk zijn. Dat is vragen om problemen. Ook dat binnen en buiten deugt niet. Er zijn geen mensen binnen (de kerkmensen) en mensen buiten (niet-kerkmensen). Zo simpel zit de wereld niet in elkaar. We zijn allemaal ménsen, human beings, en het is problematisch om in het hart van je denken over kerk zijn een dergelijke scheiding aan te brengen (waarbij dan ook nog eens gehamerd wordt op: de kerk moet naar buíten).

Het gaat om mensen (dat schrijven Peter en Remmelt trouwens ook). En daar moeten we geen onderscheid in maken. Ieder mens heeft een ziel, een binnenste, een hart vol verlangens. Ieder mens verlangt naar (om met Tom Wright te spreken): gerechtigheid, schoonheid, spiritualiteit en verbondenheid. Mensen in de kerk verschillen daarin niet van mensen buiten de kerk.

Daarom is het niet oké om dat onderscheid tussen binnen en buiten, tussen gemeenschap en samenleving zo te benadrukken. De gemeenschap van de kerk is ook een (stukje van de) samenleving. De samenleving hunkert naar gemeenschap.

Wat ik wil zeggen: dat dualistische denken dat diep ingebakken zit is echt problematisch. In Christus zijn alle dingen één. We hebben niet een integrale benadering nodig (met aandacht voor alle vier de richtingen die in het model worden aangewezen) maar een non-duale benadering.

Nu ben ik me ervan bewust dat ik met dat begrip non-dualiteit een hele (nieuwe) wereld binnenhaal die ik zelf nog niet echt kan overzien. Maar ik leer een non-duale manier van kijken, leven, denken steeds meer waarderen op de meer contemplatieve weg waarop ik zelf zoekende ben.

Het gaat me er in het gesprek dat we voeren rond de kerk en Herkerken in elk geval om dat we leren om zaken niet los van elkaar te zien en zelfs tegenover elkaar, maar om te zoeken naar de eenheid. Niet kritisch onderscheid maken en tegen elkaar uitspelen maar leren om te zijn: één te zijn, één te zien.

5 Alleen en/of samen

Het boek Herkerken legt heel veel nadruk op de kerk als geloofsgemeenschap. Dat is terecht, want dat is de kern van kerk zijn: dat je samen met anderen een geloofsgemeenschap vormt die gedragen, gevoed en geïnspireerd wordt door de liefde van Christus en die die liefde zichtbaar en ervaarbaar wil maken in deze wereld.

Maar ik mis aandacht voor de individuele christen. Of liever: aandacht voor de binnenkamer. De buitenwereld is voortdurend in beeld (hoewel hier in de formulering ook wat dualistisch denken kan zitten;-) maar de binnenwereld komt er wat bekaaid af voor mijn idee.

Laat ik het zeggen met behulp van het begrip ‘plaats’: plaats is in het boek Herkerken toch steeds weer de kerk, het gebouw of de andersoortige samenkomsten die georganiseerd moeten worden. Maar ik mis de mens zelf als plaats. De mens als (individuele) mens die alleen iets kan toevoegen aan een gemeenschap als hij of zij ook alleen kan zijn en zelfstandig bezig kan zijn met geloven, hopen en liefhebben. Hoe leer ik om ‘een plaats van God’ te zijn? Hoe ben ik in eigen verantwoordelijkheid de mens die naar Gods beeld geschapen is en door de Geest wordt gevormd naar het beeld van Christus?

Ik moet ook denken aan het boekje van Dietrich Bonhoeffer: ‘Gemeinsames Leben’. Daarin wijdt hij ook een hoofdstuk aan ‘Der einsame Tag’. Niet alles is ‘geloofsgemeenschap’. Er moet ook plek zijn voor de ene mens als ‘plaats van God’, als thin place.

Dan kan er ook op een natuurlijker wijze aandacht zijn voor karaktervorming, groeien in Christusgelijkvormigheid, deugden of nog breder: spiritualiteit als de geloofsweg die de Geest gaat met ieder mens afzonderlijk (en niet alleen maar in geloofsgemeenschap).

Is de leegte van de kerk niet ook de leegte van de mensenziel? Zo’n soort vraag stelt Tomas Halik ook die in Herkerken het woord krijgt. Nee, kerkgebouwen en zijn niet ons geestelijk huis. Maar dan zijn vervolgens niet dit de twee belangrijkste vragen om te stellen: “Hoe inclusief is ons godshuis? Anders gezegd: hoe toegankelijk is dit huis van de gemeente bij alle vormen van laagdrempeligheid die we al kennen? En de tweede: wat is thuiskomen voor ons en in hoeverre helpen onze gebouwen daarbij?”

Dit is de vraag: hoe ben ik als christen zelf een geestelijk huis, een thin place, een tempel (we moeten veel meer doen met Tempeltheologie)? Hoe wordt mijn leven een Betel, Huis van God, een open ruimte waar hemel en aarde elkaar raken (‘overlappen’ zou Tom Wright zeggen) en waar God spreekt?

Daarover hoor en lees ik te weinig in Herkerken.

6 De predikant als kerkbegeleider

Een zesde thema: ReChurch brengt ook ReDominee met zich mee. En hoezeer ik daarover ook graag als volwassen en rationeel mens mee wil denken, ik kom toch niet los van het gevoel dat er in de kerk al langer, maar helemaal nu in de coronatijd, aan de stoelpoten van het predikantschap wordt gezaagd.

Citaat (blz. 117): “Vanuit liefde bezien is het niet langer duurzaam en verantwoord om een predikant 40-50 uur per werk te laten werken, met een overload aan taken en een eenzame verantwoordelijkheid als het gaat om de zondagse kerkdiensten. Hij of zij kan veel meer de coach worden en toeruster van anderen.”

Ik herken het hoor: 40-50 uur (meer waarschijnlijk) en overload. Maar het schuurt (en dan druk ik me liefdevol uit;-) als ik lees: “Hij of zij kan veel meer de coach worden en toeruster van anderen.”

Want wil ik dat wel: ReDominee? Kan ik het wel? Hier wordt mij verteld dat ik vooral (of in elk geval veel meer, maar misschien ook wel uitsluitend) coach en begeleider moet worden. Maar dat wil ik helemaal niet. Ik wil preken!

Ik wil preken! (Zo zwart-wit als ik het nu zeg is het voor mij persoonlijk niet helemaal, maar ik wil een belangrijk punt duidelijk maken.) Hiermee komt een thematiek op tafel die nog onvoldoende open op tafel ligt. Deze thematiek: dat het klassieke predikantschap in veel opzichten niet meer ‘werkt’: de dominee als predikant die preekt, pastoraat doet, catechese verzorgt en daarnaast ook nog wat andere dingen.

Maar: de meeste predikanten zijn nu juist opgeleid om te préken. De meeste predikanten ervaren hun diepste identiteit in hun roeping om het Woord van God te verkondigen (in de samenkomst van de gemeente op zondag). En juist hier is ontzettend veel aan het schuiven. Het is voor mij (en ik vooronderstel even dat ik niet alleen voor mezelf maar voor heel veel collega’s spreek) heel pijnlijk als ik lees als uitkomst van diverse Quickscans (blz. 23): “van alle onderdelen in de kerkdienst wordt de preek het minst gemist. Slechts zo’n 20% geeft aan de preek sterk te zullen missen als die helemaal wegvalt.”

Dus laten we predikanten die zijn opgeleid om te preken massaal gaan omscholen tot coaches en toerusters. Dan kunnen ze anderen leren preken (wat wel een beetje wrang aanvoelt). Maar: “Hier ligt niet een probleem, maar een kans om de rol van predikanten en voorgangers meer vloeibaar te maken. Bijvoorbeeld als spirituele coaches rond het verwoorden van het evangelie, en als toerusters voor een veel grotere groep mensen. De uitdaging die dit met zich meebrengt, is dat dit ook andere vaardigheden vraagt van voorgangers en werkers in de kerk” (blz. 70).

Nou, ik snap best dat er wat aan het verschuiven is en dat dat goed kan zijn. Maar ik zou willen dat daar (en dit is geen verwijt aan Remmelt en Peter) eerlijker en transparanter over gecommuniceerd wordt met predikanten: ‘stop alsjeblieft met preken (en we snappen dat dat pijnlijk is want juist daarvoor ben je opgeleid) en ga coachen en toerusten’.

Als het allemaal waar is natuurlijk: dat preken er weinig toe doen. Het kan ook goed zijn om nog een andere vraag te stellen: zijn we als kerkgangers nog bereid en in staat om ons gedurende twintig minuten open te stellen voor de stem van een ander en de stem van een Ander? Dat zou kunnen duiden op een heel andere, meer spirituele problematiek.

7 Kerk zijn online

Tenslotte, wat me echt verbaast is dat in het boek met geen woord gerept wordt over de online mogelijkheden voor kerk zijn. Het enige wat we te horen krijgen is dat de auteurs het eigenlijk best verbijsterend vinden dat het enige waar kerken echt in lijken te investeren het streamen van kerkdiensten is. Het woord ‘online’ komt 12 keer voor in het boek. Daarvan 11 keer in de uitdrukking ‘online kerkdienst’ (en vergelijkbare uitdrukkingen) waar de auteurs eigenlijk geen goed woord over hebben. Eén keer wordt het woord in een ander verband gebruikt: “Ambtsdragerswijken wordt gevraagd om online te gaan ontmoeten en bidden” (blz. 90).

Verder geen aandacht voor online ontmoeten, online verbinden, online community. Ik snap dat niet. Wat is de ‘plaats’ waar alle mensen dag in dag uit vele uren te vinden zijn? Online, via de smartphone, de laptop of welk digitaal apparaat ook maar.

Hoe kan de smartphone een thin place worden? En een Zoom-meeting? Of digitaal koffiedrinken? Of een online cursus? Of zelfs een online kerkdienst met een heuse preek daarin? Het bestaat: online communities.

Als we in en na coronatijd niet veel diepgaander de vraag stellen hoe we (ook) online kunnen inspireren, ontmoeten en dienen, hoe we online samen Christus kunnen voorstellen en vieren en bewonderen, dan hebben we pas echt de boot gemist.

Online is niet tweede keus. Zo wordt er nogal eens over gedacht is mijn indruk. Online is niet tweede keus. Online is in alle opzichten ook een ‘plaats’. Een kerk die zich herneemt (die aan het herkerken is) kan dat niet laten liggen.

Slot: praktijken

Nou, dat was het wel even voor nu. Het boek Herkerken verdient het om veel gelezen en besproken te worden. Je mag het hartgrondig eens zijn en je mag het hartgrondig oneens zijn met de boodschap en de koers van het boek. Maar naast je neerleggen kan niet.

Het gesprek is nodig. Maar vooral ook: nieuwe praktijken (een woord/concept dat in het traject Kerk2030 centraal staat en dat ik in Herkerken eigenlijk wel mis). Spirituele praktijken, pastorale praktijken, diaconale praktijken, missionaire praktijken maar vóór alles praktijken waarin we participeren in het werk dat Jezus aan het doen is in ons en in deze wereld. Dat de kerk als geloofsgemeenschap daaraan vooral bijdraagt (aan het creëren van Jezuspraktijken), is wat ik hoop.