Voor je verder leest: denk even na over de laatste ontmoeting die je had. Wie ontmoette je? Waar hadden jullie het over? Wat gebeurde er met jou? En wat met de ander? Heb je er een goede herinnering aan over gehouden? Heeft het je veranderd?

God ontmoeten

Geloven is ten diepste dat je God ontmoet hebt. Zeker, geloven heeft ook alles te maken met kennis hebben over God en over Jezus. En ook hoort bij geloven in Christus een bepaalde manier van leven. Maar zowel die levensstijl als die kennis kunnen er ook zijn zonder dat je God daadwerkelijk ontmoet hebt. Geloven is ten diepste dat je God ontmoet hebt. 

Niet voor niets wordt de Bijbel daarom wel het ‘boek van de ontmoetingen’ genoemd. In de Bijbel gaat het telkens weer om levensechte ontmoetingen tussen de levende God en concrete mensen van vlees en bloed. Die mensen hebben namen. Ze heten: Abram, Jakob, Elia, Ruth, Jesaja, Micha, Maria, Petrus, Paulus, Lydia en Johannes. Mannen en vrouwen met een eigen levensgeschiedenis, een eigen karakter, eigen verlangens en eigen worstelingen. In die levens is God binnengekomen: hij sprak, hij verscheen, hij raakte aan. In elk geval gebeurde er wat. Want als God je leven binnenkomt vindt er een gebeuren plaats waaruit je niet onveranderd tevoorschijn komt. Ik vind het bijvoorbeeld altijd weer indrukwekkend wat er gebeurt als Abram (die later Abraham ging heten) door God wordt geroepen om op weg te gaan: hij gaat (Genesis 12:1-9). En kijk eens naar het leven van Maria, Jezus’ moeder: wat een toewijding en overgave (Lucas 1:26-38). Laat ook eens tot je doordringen wat er met Paulus gebeurt als hij in een stralend licht wordt overrompeld door Jezus (Handelingen 9:1-9).

Ontmoeting en verandering

Nu zou je kunnen denken dat dit toch allemaal wel heel bijzondere ontmoetingen waren met bijzondere mensen: Abraham, Maria en Paulus zijn toch niet de minsten? Inderdaad, ze hebben in Gods koninkrijk grote bekendheid gekregen. Maar waar kwam dat door? Niet omdat ze zo bijzonder waren: het waren gewone mannen en vrouwen met heel menselijke verlangens en gebreken. Ze werden bijzonder omdat God hen had ontmoet en omdat ze uit die ontmoeting als veranderde mensen tevoorschijn waren gekomen. Echte ontmoetingen waren het geweest, waar ze met huid en haar, met hart en ziel in betrokken waren. 

Dat hoeft natuurlijk niet altijd zo te zijn. Het gebeurt ook dat je een ander tegenkomt en misschien een praatje maakt, maar je niet openstelt voor wezenlijk contact. Dan blijft het bij een vluchtige kennismaking of een oppervlakkig gesprek. Ook als God naar ons toekomt kan dat gebeuren: we lezen in de Bijbel of we horen iemand vertellen over Jezus of er gebeurt iets heel bijzonders in ons leven, maar we laten het (bewust of onbewust) niet tot ons doordringen. Er ontstaat geen contact en dus ook geen echte ontmoeting.

Want dat is kenmerkend voor echte ontmoetingen: je maakt contact met de ander, je wordt door hem of haar geraakt, je wordt aan het denken gezet, je doet een nieuwe ervaring op. Er gebeurt iets in de ontmoeting waardoor je er niet onveranderd uit te voorschijn komt. De ontmoeting verrijkt je: je ontvangt iets heel nieuws dat echt waardevol is voor je leven.

Voor zo’n echte ontmoeting is het ook nodig dat je jezelf openstelt: dat je kwetsbaar bent, dat je je laat raken, dat je deelt wat er in je leeft aan angst en boosheid, schuld en schaamte, vreugde en verlangens. Want als je je niet wilt laten raken en als je niet wilt delen wat er in jou leeft, zul je zelden echte ontmoetingen meemaken. Als je geen contact hebt met jezelf, zal het contact met de ander ook moeilijk tot stand komen. Ook als je op zoek bent naar een echte ontmoeting met God, is het belangrijk om tot je door te laten dringen dat je eigen openheid en kwetsbaarheid een belangrijke voorwaarde zijn voor zo’n ontmoeting. 

Neem daarom wat tijd om jezelf vragen te stellen zoals deze:

  • Waar ben ik bang voor?
  • Waar maak ik me zorgen over?
  • Wat voel ik aan verdriet en pijn?
  • Wat is voor mij echt heel erg belangrijk in mijn leven?
  • Waar voel ik me kwetsbaar?
  • Wat durf ik eigenlijk niet met God te delen?

Ontmoeten wordt ont-moeten

Graag wil ik je ook een verborgen betekenis van het woord ontmoeten laten zien. Jaren geleden wees een vriend mij er op dat je dat woord ontmoeten kunt lezen zoals je ook het woord onthaasten leest. Er is zoveel haast in ons leven, zoveel drukte en stress en gejaagdheid, dat het noodzakelijk is om bewust de tijd te nemen om te ont-haasten: weg van de drukte, weg van de stress, weg van de gejaagdheid. Ook voor christenen is dat belangrijk.

Maar er is iets wat nog belangrijker is: in een echte ontmoeting met Jezus zullen we ook mogen leren ervaren hoe waardevol ont-moeten is. Het christelijke leven wordt nogal eens gekenmerkt door moeten. Je herkent dat vast zelf wel: ik moét Bijbellezen, ik moét naar de kerk, ik moét meedoen in een commissie, ik moét eigenlijk nog een bezoekje brengen, ik moét een bijdrage leveren aan mijn gemeente, ik moét bidden, ik moét liefdevol zijn, ik moét vergeven. Als je dat ervaart, en als je het eigenlijk ook wel normaal vindt dat het christelijke leven er zo uitziet, dan is het nu de tijd om te ontdekken dat een echte ontmoeting met Jezus deze verandering met zich meebrengt: ont-moeting! 

Overvloedige goedheid

Nu is het niet mijn bedoeling om het ‘ik moet’ te vervangen door ‘ik mag’. Dat is goed bedoeld en het is ook vaak zo gezegd in de kerk: ‘We moéten God niet dienen, we mógen God dienen!’ Maar uiteindelijk is dat alleen maar een meer subtiele vorm van hetzelfde wetticisme en moralisme waar het christelijke leven zo onder kan lijden.

Laat ik duidelijk maken wat ik bedoel door het zo te zeggen: de sfeer van het moeten in het christelijke leven ontstaat doordat we niet de overvloed kennen die de echte ontmoeting met Jezus met zich meebrengt. De wettische last van het moeten waaronder je als gelovige gebukt kunt gaan heeft te maken met een moeten dat een appel doet op je eigen tekort: ‘Het moét wel, maar ik kán het niet.’ En dat klopt ook helemaal: je kunt het niet vanuit jezelf, in eigen kracht. Maar in de ontmoeting met Jezus wordt deze last van je afgenomen. Als je hem leert kennen, leer je de overvloed van het koninkrijk van God kennen. Jezus zelf zegt het zo: Ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid (Johannes 10:10). Die volheid van leven, die overvloedige goedheid van onze Heer valt je ten deel als je Jezus echt ontmoet. En uit deze overvloed gaat door de Geest in jouw leven de gehoorzaamheid stromen die Jezus aan je geeft.

De ontmoeting

Ik weet niet of je Jezus zo al hebt ontmoet en of Jezus zijn ont-moetende werk in je leven al is begonnen. Ik hoop het van harte, en ik wens je dan toe dat je de volheid van zijn leven nog meer zult gaan ervaren. Als je deze ontmoeting nog niet kent, dan zou ik je willen uitnodigen om God te vragen deze ontmoeting tot stand te brengen. Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan (Matteüs 7:7). Het is mijn verlangen dat de Geest van Jezus jou verder wil brengen in een leven vol ont-moeting.

Reflectievragen

  1. Welke ontmoetingen zijn in jouw leven van grote betekenis geweest?
  2. Waaraan merk jij dat je je echt openstelt voor een ontmoeting met God? Hoe kwetsbaar en openhartig ben jij?
  3. Hoe ervaar jij het ‘moeten’ in je leven als christen? Wat versta je zelf onder ont-moeten? Voel je als je hierover nadenkt vooral verwarring of juist opluchting?

Gebed

Heer Jezus, ik verlang ernaar om u echt te ontmoeten, want ik geloof dat er bij u een volheid van leven is, waar ik nog veel van mag ontvangen. Brengt u een echte ontmoeting tot stand waardoor ik niet langer vanuit mijn tekort maar vanuit uw overvloed leer leven. Amen.