Welkom bij de derde les! Hier vind je de vorige les.

Neem rustig de tijd om het onderstaande aandachtig te lezen met in je hart een gebed of de heilige Geest je wil leiden en je liefde en aandachtigheid wil geven.

2 Kijk, kijk!

2.1 Inleiding

Hoe vertrouwd ben je inmiddels met de woorden van 2 Korintiërs 3 vers 18?

Ik begin met een wijsheid van een bekende voetballer en coach: Johan Cruijff. Hij staat erom bekend dat hij grossiert in opmerkingen die je in eerste instantie een open deur vindt, waar je om moet lachen, maar waar je vervolgens toch nog eens over na moet denken. Dit is er één van: ‘Je gaat het pas zien als je het door hebt.’

Als je daar even over nadenkt, is de link met 2 Korintiërs 3 vers 18 helemaal niet zo moeilijk te leggen. Daar gaat het ook over ‘zien’. En dan gaat het nu ook in het bijzonder over het onbedekte gezicht: ‘je gaat het pas zien als je het door hebt.’ Als je dat vertaalt naar 2 Korintiërs 3 vers 18 zou je het zo kunnen zeggen: je gaat die luister van de Heer pas zien als je door hebt hoe belangrijk die is en als je door hebt dat er maar zo wat voor kan zitten. Want daar wil ik nu vooral de nadruk op leggen. 

‘Je gaat het pas zien als je het door hebt.’ Dat geldt ook wel voor op andere gebieden in ons leven. Neem bijvoorbeeld wiskunde: je gaat pas zien hoe mooi wiskunde is als je het door hebt… En als je het niet door hebt, dan kun je er helemaal niets mee. Dat geldt misschien ook voor de sterrenhemel. Als de indrukwekkendheid van dat fenomeen je niet geraakt heeft, dan zie je alleen een heel groot zwart gat met wat witte stipjes daarin, dan zie je niet de schoonheid van de sterrenhemel. ‘Je gaat het pas zien als je het door hebt.’

De volgende kernpunten wil ik aan de orde stellen:

  • Wat is dat aanschouwen nou eigenlijk? (deze les)
  • Hoe zit dat met dat onbedekte gezicht? (deze les)
  • Hoe doe je dat dan: met onbedekt gezicht aanschouwen? (volgende les)

2.2 Aanschouwen

We zeggen in de kerk vaak dat het geloof uit het horen is. Het is een gevleugelde uitspraak: ‘we moeten leren luisteren’, zeggen we dan tegen elkaar, ‘omdat God een sprekende God is’. En dat zal ik ook zeker niet ontkennen, al helemaal niet omdat deze gedachte teruggaat op een belangrijke Bijbelse uitspraak (Romeinen 10:17, NBG 1951): ‘Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.’ Horen met je oren is dus buitengewoon belangrijk als het gaat om geloven. Maar ik wil daar nu vanuit 2 Korintiërs 3 vers 18 op z’n minst een paar kanttekeningen bij plaatsen. Want het geloof mag dan uit het horen zijn, de verandering is uit het zien! Leven uit geloof is uit het kijken naar de luister van Jezus Christus. 

Nu bestaat er nog wel eens de neiging om horen en zien tegen elkaar uit te spelen. En juist omdat we in een beeldcultuur leven klinkt nog wel eens de waarschuwing dat je daar erg mee op moet passen omdat in de kerk niet beelden maar woorden de belangrijkste rol spelen, het horen dus en niet het kijken. Maar ik ga nu toch in alle eenzijdigheid eens zeggen dat het ook in de kerk gaat om het zien! Dat blijkt allereerst natuurlijk al uit 2 Korintiërs 3 vers 18, waar gesproken wordt over het aanschouwen van de luister van de Heer. Maar vaker in de Bijbel wordt hoog opgegeven over het zien en het aanschouwen. Laten we een viertal teksten langs gaan om te zíen dat kijken belangrijk is in ons leven met de Heer. 

Als eerste Psalm 27 vers 4: ‘Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen, hem te ontmoeten in zijn tempel.’ Hier dus een belangrijk accent op het aanschouwen: je komt niet in de tempel om alleen te luisteren naar de boodschap over Gods liefde, maar ook om de liefde van de HEER aanschoúwen.

Als tweede tekst kies ik Jesaja 33 vers 17: ‘Met eigen ogen zul je een koning in al zijn schoonheid aanschouwen, weldra zul je een land zien dat zich uitstrekt tot in de verte.’ Een mooie profetie, waarin we zonder veel moeite herkennen dat het hier gaat over de Heer Jezus. Prachtig ook dat hier over zijn schoonheid wordt gesproken. ‘Met eigen ogen zul je een koning in al zijn schoonheid aanschouwen!’ Kijken dus!

De derde tekst is Matteüs 13 vers 16. ‘Gelukkig jullie ogen omdat ze zien, en jullie oren omdat ze horen!’ Dat is een uitspraak van Jezus. Als het over zien en aanschouwen gaat, denken we vaak in eerste instantie aan Tomas die niet kon geloven. Hij wilde eerst zien. En als dat gebeurd is, zegt Jezus: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven’ (Johannes 20:29). Maar er is dus ook deze andere uitspraak van Jezus: ‘Gelukkig jullie ogen, omdat ze zien!’ Onze ogen doen volop mee als het gaat om geloven.

En als laatste tekst reik ik 1 Johannes 1 vers 1 aan: ‘Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat we met eigen ogen gezien en aanschouwd hebben, wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij: het Woord dat leven is.’ Zo begint Johannes, de leerling die Jezus zo na aan het hart lag, zijn eerste brief. Hij heeft het hier niet allereerst over wat hij gehoord heeft, over de boodschap die in woorden klonk. Nee, hij spreekt over wat hij met eigen ogen heeft gezien en aanschouwd! 

Terug nu naar 2 Korintiërs 3 vers 18. Het woord dat hier vertaald is met aanschouwen, is een beetje een lastig woord in de Bijbel. In het Grieks van het Nieuwe Testament komt het namelijk maar één keer voor (voor de liefhebber: katoptridzomenoi). En met woorden die maar één keer voorkomen is het altijd nogal lastig om de precieze vertaling helder te krijgen. Er zijn voor die vertaling twee opties, of eigenlijk drie. Ik duid ze even aan met optie 1a, optie 1b en optie 2. 

Vertaaloptie 1a is ‘aanschouwen’ en optie 1b is ‘als in een spiegel zien’. Dus aan de ene kant aanschouwen zonder meer: zien, kijken. Maar je kunt dus ook vertalen met: ‘als in een spiegel aanschouwen’, en daarmee wordt dan duidelijk gemaakt dat het zien van de luister van de Heer, hier op aarde niet volmaakt is. Daarbij moet je bedenken dat de spiegels in die tijd niet zo’n helder beeld gaven als de spiegels die wij vandaag kennen: ze gaven een vrij vaag beeld als je erin keek.

Dat klinkt ook door in een andere Bijbeltekst waar een woord gebruikt wordt dat in de buurt ligt van het woord in 2 Korintiërs 3 vers 18. In 1 Korintiërs 13 vers 12: ‘Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.’ Bij vertaaloptie 1b moet hier dus ook aan gedacht worden: ons kijken levert niet zomaar een volkomen helder beeld op. 

Vertaaloptie 2 is ‘weerspiegelen’. Zo staat het bijvoorbeeld in de NB-vertaling van 1951: ‘En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is.’ Dit woord weerspiegelen heeft dus eigenlijk een dubbele betekenis: aan de ene kant gaat het om de luister van de Heer die op jou afstraalt (en waar jij naar kijkt), aan de andere kant gaat het er ook om dat die luister als het ware wordt teruggekaatst. Het beeld van de reflector kan hierbij helpen: een reflector (achterop een fiets bijvoorbeeld) produceert zelf geen licht, maar weerkaatst alleen maar het licht dat erop schijnt.

Nu is het niet echt gemakkelijk en misschien zelfs niet mogelijk om tussen deze vertaalopties een keuze te maken. Het is denk ik ook niet per se nodig. De verschillende betekenisaspecten kunnen allemaal meeklinken: het gaat om de luister van de Heer, waar we naar kijken, die op ons afstraalt en die we mogen weerspiegelen, terwijl dat (nog) niet in volledige helderheid mogelijk is. Het gaat erom dat we met eigen ogen kijken naar de luister van de Heer, en dat we, als wij kijken naar die luister, ontdekken dat dat effect op ons heeft: we gaan erdoor veranderen, we gaan de luister die we zien weerspiegelen en we beginnen steeds meer te lijken op Jezus.

2.3 De sluier en het onbedekte gezicht

Maar nu is het belangrijk om ook aandacht te geven aan een volgend element uit 2 Korintiërs 3 vers 18. Er staat namelijk dat we de luister van de Heer ‘met onbedekt gezicht’ aanschouwen. Er kan dus een bedekking zijn, een sluier. Er kan dus iets zijn wat er voor zit, voor onze ogen waardoor we niet kunnen kijken (opnieuw voor de liefhebber van Griekse woorden: een kalumma). 

Om in beeld te krijgen wat hiermee wordt bedoeld, gaan we weer even terug naar Exodus 33. Daar ontmoeten we Mozes die aan de Heer gevraagd had: ‘HEER, ik wil uw luister zien!’ En God reageerde: ‘Ik laat het je zien Mozes, maar je zult niet alles te zien krijgen, want dan zul je dood neervallen op de grond. Maar ik laat je dan toch op z’n minst de achterkant van mijn luister zien.’ Wat er gebeurt wordt dan vervolgens verteld in Exodus 33 en 34. Een het einde van hoofdstuk 34 (vers 33- 35) lezen we dan: ‘Toen hij uitgesproken was, bedekte hij zijn gezicht met een doek. Steeds wanneer Mozes voor de HEER verscheen om met hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten kwam. Als Mozes de Israëlieten dan zei wat hem opgedragen was, zagen zij hoe zijn gezicht glansde. Daarna bedekte hij zijn gezicht met de doek, totdat hij opnieuw met de HEER ging spreken.’ 

Hier grijpt Paulus dus op terug als hij spreekt over een onbedekt gezicht, een gezicht dat niet bedekt wordt met een sluier. Hij pakt dat beeld op en geeft er ook wel een eigen interpretatie aan. Dat proberen we nu te ontdekken door aandacht te besteden aan de context van 2 Korintiërs 3 vers 18.

In 2 Korintiërs 3 vers 13 lezen we: ‘Wij zijn niet als Mozes die zijn gezicht met een sluier bedekte.’ Dus dat is de eerste bewering die Paulus doet rond die sluier: wij zijn niet als Mozes! Mozes had de heerlijkheid van de Heer gezien, hij straalde er van. Maar hij hield als het ware iets van de heerlijke uitstraling achter, omdat het volk het niet aankon. Hij deed er een doek voor. Maar Paulus zegt nu dat hij en de andere apostelen niet iets achterhouden: wij winden er geen doekjes om maar laten de Heer zien in zijn heerlijke luister en geweldige uitstraling. Dit is dus de eerste keer dat Paulus spreekt over die sluier: ‘Wij zijn niet als Mozes die zijn gezicht met een sluier bedekte.’ 

En dan gaat die sluier vervolgens, zo lijkt het wel, steeds wat van plaats veranderen. In vers 14 staat: ‘Hun denken verstarde, en dezelfde sluier ligt tot op de dag van vandaag over het oude verbond wanneer het voorgelezen wordt.’ Die sluier, die dus eerst voor het gezicht van Mozes zat, en die niet voor het gezicht van Paulus zit, die ligt nu opeens over het oude verbond. En als er een sluier over het oude verbond ligt, dan is niet duidelijk wat nu eigenlijk de waarde van het oude verbond is. Het juiste zicht op dat verbond wordt er door ontnomen. De Israëlieten dachten om zo te zeggen: ‘Het oude verbond, dat is prachtig, dat is helemaal fantastisch, dat is alles wat God ons te bieden heeft en daar moeten we ons aan vasthouden!’ Dan ligt er een sluier over, zegt Paulus. Want het oude verbond is niet fantastisch, is niet het einde, is niet alles wat God te bieden heeft. Het oude verbond is maar een begin. Als je 2 Korintiërs 3 helemaal doorleest, dan zie je ook hoe hooggestemd Paulus spreekt over het nieuwe verbond: het nieuwe verbond is méér dan het oude verbond. De luister van het oude verbond is voorbijgaand, de luister van het nieuwe verbond is blijvend en krachtig. En als er een sluier ligt over dat oude verbond, als dat voorgelezen wordt, dan bedoelt Paulus daar zoveel mee te zeggen als: ‘Je hoort het oude verbond, maar je begrijpt niet dat het maar een afschaduwing is van wat God nog gaat doen. Je zegt: het oude verbond, dat is alles, maar je moet leren zeggen: het oude verbond, dat is nog maar het begin. Het nieuwe verbond, dat is het helemaal, daarin laat Christus zich in al zijn heerlijkheid zien en daarin zien wij God in al zijn luister.’

We komen bij vers 15: ‘Tot op de dag van vandaag ligt er een sluier over hun hart.’ Je ziet hoe die sluier zich verplaatst: eerst voor het gezicht van Mozes, dan niet voor het gezicht van Paulus, vervolgens over het oude verbond, en nu ligt de sluier over het hart. En ik denk dat dit zo ongeveer de boodschap is: ‘Dat het oude verbond zo aantrekkelijk is, dat ligt niet eens zozeer aan het oude verbond, dat ligt aan het hárt van de mensen. Als jij houdt van de wet, als je wettisch wilt leven, als jij je aan al die regels wilt houden, prima – maar dan ligt er dus een sluier over je hart. Dan kan de glorie van Jezus Christus niet in al zijn heerlijkheid naar je toe komen, dan zie je het niet, want je gaat het pas zien als je het door hebt! Het oude verbond is voorbij: de luister van de Heer is groter dan de luister van Mozes!’

We kijken ook nog even in hoofdstuk 4 van 2 Korintiërs. Want daar komt die sluier ook nog een keer voor (in vers 3): ‘Wanneer er dan toch nog een sluier ligt over het evangelie dat wij verkondigen, geldt dit alleen voor hen die verloren gaan.’ Dus hier ontdekken we nog weer een plek waar een sluier kan zijn. Zoals er een sluier kan liggen over de wét – waardoor je de ware aard van de wet niet kent, namelijk dat de wet van voorbijgaande aard was, dat het maar een begin was van Gods openbaring – zo kan er ook een sluier liggen over het evangélie. Er kan een sluier liggen over het evangelie zoals dat in al zijn heerlijkheid en glorie verkondigd wordt in de gemeente van Jezus Christus. En dat ligt niet aan het evangelie. Dat ligt dan aan hen die ernaar luisteren: als wij de schoonheid van Jezus niet zien, als we nog niets de schoonheid van Jezus ontdekt hebben, dan kan het evangelie ons als niet relevant en erg onaantrekkelijk in de oren klinken. 

Dan is het zo belangrijk om eens naar binnen te kijken en jezelf af te vragen of er over je eigen hart een sluier ligt. Want het is zo belangrijk om die schoonheid van Jezus te zien, om de schoonheid van het evangelie te ontdekken. Gelukkig is er ook het goede nieuws: de sluier kan worden weggenomen! Daar spreekt Paulus ook over. In 2 Korintiërs 3 vers 14 zegt hij over de sluier: ‘Hij wordt alleen in Christus weggenomen.’ En in vers 16 schrijft hij: ‘Maar telkens als iemand zich tot de Heer wendt, wordt de sluier weggenomen.’ Dat is een prachtige belofte!

Reflectievragen

  1. Welke eigen rol spelen ‘horen’ en ‘zien’ in jouw geloofsleven?
  2. Welk woord heeft jou persoonlijke voorkeur: aanschouwen of weerspiegelen? Breng voor jezelf onder woorden waarom dat zo is.

Opdrachten

  1. Lees nog een keer aandachtig 2 Korintiërs 3:1-4:6. Wat valt je op? Wat is nieuw voor je?
  2. Kies een paar momenten om buiten te zijn en met al je aandacht bij de natuur te zijn. ‘Aanschouw’ de schoonheid van het geschapene!

Luisterlied