In mijn kennismaking met het Jezusgebed speelde een klein boekje van ‘een monnik van de oosterse kerk’, Lev Gillet. Het boekje dateert uit 1950 en bevat een grote rijkdom aan geestelijke gedachten over het innerlijke gebed met de naam van Jezus. Het boekje is verdeeld in korte paragrafen. Hieronder kun je er een paar meelezen om je eigen zoektocht rond het Jezusgebed te verrijken.

“(1) Men kan op vele manieren bidden met de naam van Jezus. Welke de beste is, moet iedereen voor zichzelf ondervinden. Maar welke formule men ook kiest, altijd zal de heilige naam zelf, het woord ‘Jezus’, er de kern en het middelpunt van moeten uitmaken, omdat daarin de gehele kracht van dit gebed is gelegen.’

(2) Het gebed: ‘Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij, arme zondaar!’ is in het oosten het meest verspreid. Men kan echter ook eenvoudig ‘Jezus Christus’ of: Heer Jezus’ zeggen; ja, het hele gebed zou men tot het ene woord ‘Jezus’ kunnen terugbrengen.

(11) Men moet bij de praktische beoefening van dit gebed de heilige naam niet steeds maar onafgebroken herhalen. Is de heilige naam eenmaal uitgesproken, dan moet de sfeer daarvan zich uitbreiden en voortzetten in seconden of minuten van stilzwijgende rust en aandacht. Men zou het herhalen van de heilige naam kunnen vergelijken met de vleugelslag, waarmee een vogel de lucht doorklieft. Dat gaat niet moeizaam, geforceerd, overhaast of klapwiekend, maar soepel en licht en in de letterlijke zin van het woord gracieus. Heeft de vogel een bepaalde hoogte bereikt dan gaat hij over in glijvlucht en beweegt alleen maar van tijd tot tijd zijn vleugels om in de lucht te blijven. Zo moet ook de ziel, wanneer zij zich eenmaal op Jezus heeft geconcentreerd en van Hem vervuld is, het herhalen van de heilige naam onderbreken en rusten in onze Heer. Men moet er slechts weer toe overgaan de heilige naam te herhalen, wanneer verstrooiingen de gedachte aan Jezus dreigen te verdringen. Dan begint men opnieuw de heilige naam aan te roepen om zo weer een nieuwe stimulans te ontvangen.”