Terwijl ze daar waren, brak de dag van de bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf.

Lucas 2:6-7

Het is zo gewoon, zo eenvoudig, zo aards en zo menselijk: de Zoon van God die op aarde wordt geboren. Maria, de aanstaande moeder, is uitgeteld als ze in Betlehem zijn. In de stad van haar voorvader koning David moet haar kind, die ook Koning zal zijn, geboren worden. Aan veertig weken zwangerschap komt een einde. Er wordt een kindje geboren. Maria wordt moeder. Het is een geboorte als alle andere. Een klein kindje komt ter wereld. Het is een jongetje. Hij huilt voor het eerst. Hij doet zijn oogjes voor het eerst open. Zijn eerste lachje. Zijn eerste woordje: Abba. En straks, maar dan ben je toch al gauw een jaartje verder, zal hij zijn eerste stapjes zetten. Zo gewoon is wat er gebeurt.

En Jezus groeit op, tussen broertjes en zusjes, en deelt volop in het aardse, menselijke leven dat door God bedacht en geschapen is. Zo komt hij heel dichtbij.

Tegelijk is het een adembenemende werkelijkheid: dat God uit de hemel afdaalt en in Jezus mens onder de mensen wordt. Daar ligt ook een hemelse keuze achter: de eeuwige Zoon van God wil voor de wereld wel mens worden, zodat de wereld gered kan worden:

Omdat die kinderen mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood.
Hebreeën 2:14-15

Zo is de komst van Jezus in deze wereld een goddelijke daad die door ons niet genoeg geprezen kan worden. Een daad die ook staat tegen de donkere achtergrond van de realiteit van dood en duivel waar we nog dagelijks mee te maken hebben. Het gebroken en verziekte menselijke bestaan heeft Jezus tot het zijne gemaakt. Hij heeft het gedragen, hij heeft het op zich genomen, hij heeft het aan het kruis gebracht. Als mens.

Johannes brengt het zo onder woorden:

Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid.
Johannes 1:14

Dat klinkt minder gewoon menselijk, maar is even echt: de sprekende God, die in Jezus naar ons toekomt, heeft menselijk bij ons gewoond. Wat er in God aan goedheid en waarheid leeft, is op de aardbodem zichtbaar geworden in de mens Jezus, de Zoon van God. Geprezen zij zijn naam!

Gebed

Jezus, u bent mens geworden. Als ik daarover nadenk, gaat het me duizelen. Want het was zo gewoon, zo menselijk, zo dichtbij en zo aards. En tegelijk was en is het zo ongelooflijk bijzonder dat u mens wilde worden om de mensenwereld te redden van dood en duivel. Dank u voor wat u gedaan hebt in uw menswording. Amen.