Dag 37 – U zegt: ik was een vreemdeling
Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op.
Matteüs 25:35
Waar ontmoet ik Jezus?
Uit een boek als dit, waarin het gaat over Jezus aanbidden, zou je kunnen concluderen dat je hem vooral of misschien wel uitsluitend kunt ontmoeten in de meer gewijde momenten van je leven, in de tijd die je vrij maakt om zijn intieme en luisterrijke tegenwoordigheid te ervaren. Maar dan hebben we er nog weinig van begrepen.
Want Jezus leert mij telkens opnieuw te landen in de dagelijkse realiteit, in de praktijk van het leven, sterker nog: daar waar ik misschien liever niet zou willen zijn. Want Jezus leert me hem te ontmoeten en te aanbidden daar waar mensen in nood zijn:
mensen die honger hebben,
mensen die dorst hebben,
mensen die vreemdeling zijn,
mensen die naakt zijn,
mensen die ziek zijn,
mensen die gevangene zijn.
Tussen hen bevindt Jezus zich, de mensen-mens. En zo kan hij zeggen: ik was een vreemdeling. Dat was hij ook op aarde:
Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.
Lucas 2:7
De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.
Matteüs 8:20
Maar nog steeds is Jezus de vreemdeling: hij is van een ander koninkrijk dan het koninkrijk van deze wereld. Elke keer als ik hier op aarde een vreemdeling, een gast, iemand die ontheemd is, een asielzoeker ontmoet, dan is dat een kans om Jezus op te nemen. Hij kijkt mij door de ogen van de vreemdeling aan. Ik zie hem als ik in de ogen van de vreemdeling kijk.
En als ik nog een stap verder doordenk, zeg ik: ik ben zelf ook vreemdeling. Dat is mijn antwoord als ik Jezus hoor spreken. Ook ik ben een vreemdeling. Ik verlang ernaar opgenomen te worden, een thuis te vinden. Dat thuis vind ik in het koninkrijk van die ene vreemdeling die ik ontmoet in alle vreemdelingen. Waar dat koninkrijk is? Op aarde zoals in de hemel. Hier beneden is het, de plaats van aanbidding, waar vreemdelingen vreemdelingen ontmoeten.
Gebed
Jezus, u zegt: ik was een vreemdeling. Daarmee leert u mij om de aarde, de wereld, de samenleving weer te ontdekken als de plaats waar ik u ook ontmoet. Op aarde zoals in de hemel. Met beide benen wil ik in deze wereld staan, omdat ik in elke vreemdeling een glimp van u zelf opvang, en van uw glorie. Laat het me zien, Heer. Amen.