In het blad De Reformatie (april 2009) schreef Erik de Boer (hoogleraar aan de Theologische Universiteit in Kampen) een boeiend verhaal onder de titel ‘Beter dompelen dan druppelen’. Het is een pleidooi om de onderdompeling in ere te herstellen in gereformeerde kerken waar de besprenkeling regel is geworden. Daarmee kiest hij niet tegen de kinderdoop en voor de volwassendoop, want het is ten onrechte dat de onderdompeling exclusief met de volwassendoop en de besprenkeling exclusief met de kinderdoop wordt verbonden. Beide zijn legitieme vormen van dopen. Het is allemaal begonnen met de onderdompeling (Johannes en Jezus), maar al vrij vroeg in de christelijke kerk is ook de besprenekling een veel gebezigde praktijk geworden. Een citaat uit ‘het onderwijs van de twaalf apostelen’ (de Didachè, eind 1e begin 2e eeuw) illustreert dat:

‘Over de doop. U moet als volgt dopen: wanneer u dit alles [het voorafgaande onderwijs] van tevoren gezegd hebt, moet u dopen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest in levend water [vgl. Joh.7:38; Opb. 22:1]. Als u geen levend water hebt, doop dan in ander water. Als u het niet in koud water kunt doen, dan in warm. Als u beide niet  [in voldoende hoeveelheid] hebt, giet dan driemaal water op het hoofd in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest.Voorafgaand aan de doop moet hij die doopt én hij die gedoopt wordt vasten, en ook enkele anderen, als zij kunnen’ (VII).

Het overwegen meer dan waard is de suggestie van De Boer om baby’s te dopen door hen onder te dompelen in een bad terwijl de ouders op dat moment ook in dat bad staan en dus ook nat worden en zo hun geloof bevestigen. Dat is dan in elk geval meer dan antwoord geven op een aantal vragen die gesteld worden en die vooral geloofsovertuigingen betreffen en de belofte het kind christelijk op te voeden. Gaan staan in het water waarin je kind wordt gedoopt is dan een krachtiger blijk van het levende geloof van de ouders.