Het gaat in de kerk om mensen. Dat is een gevaarlijke uitspraak als je gewend bent om te horen dat het om de eer van God gaat. Maar als het gaat om mensen gáát het om de eer van God. Want God stelt er zijn eer in dat ménsen hem leren kennen en aanbidden.

Als het om mensen gaat, is het belangrijk dat het er in de kerk ook echt menselijk aan toe gaat. Dat je er echt méns kunt zijn. We hebben naast spiritualiteit ook humaniteit nodig. En het is belangrijk dat steeds meer tot ons doordringt hoezeer Jezus, de gekruisigde, echt een mensen-mens was.

Deze inleidende zinnen geven me de gelegenheid om hier een citaat door te geven uit het prachtige boekje van Anselm Grün met de titel ‘Spiritualiteit van beneden.’ Een kerk die missionair wil zijn (in alles erop gericht ménsen bij Jezus te brengen) doet er goed aan om de wijsheid van dit boekje diep door te laten dringen. et citaat krijgt morgen een plek in de preek die ik hoop te houden over de graankorrel die in de aarde valt en sterft.

Deemoed is de weg van het afdalen in de eigen humus, in de eigen aardsheid. Dit vertrouwd raken met de eigen humus in ons leidt tot humor. Deemoed beschrijft ook de weg van de mislukking, de weg naar het nulpunt, waar ons leven lijkt te breken, maar waar het juist voor God wordt opengebroken. Juist het mislukken kan ons menselijker maken. Als we ons ermee verzoenen dat we gekwetste kinderen zijn, gevoelig en hunkerend naar liefde, afhankelijk van goedkeuring of afkeuring, dan zijn wij menselijker dan wanneer we onszelf ongevoelig en eigengereid hebben gemaakt. Een spiritualiteit die zich door deemoed leiden laat, kweekt geen mensen die zich kunstmatig klein maken en zich verontschuldigen voor het feit dat zij op de wereld zijn. Veeleer zal de deemoed leiden tot innerlijke waarachtigheid, tot overgave en tot humor. In de humor schuilt het vermoeden dat alles wat in ons is er mag zijn, dat wij genomen zijn uit de aarde en daarom voor niets aards mogen terugschrikken. Humor is de verzoening met onze menselijkheid, aardsheid, broosheid.”