Vandaag kwam ik via de column ‘Leve het cliché’ van David de Jong in het Nederlands Dagblad bij de weergave terecht van een lezing die prof. C. van der Kooi onlangs hield bij de presentatie van de 450 jaar oude Heidelbergse Catechismus in een Friese vertaling: Heidelbergse catechismus relevant voor geestelijke vorming.

Van der Kooi voerde (in het Fries) een pleidooi voor het gebruiken van de Heidelbergse Catechismus als een stuk gereedschap dat geestelijke vorming (spiritual formation) op het oog heeft. Dat is een interessante gedachte! Bij velen roept het leerboek van de Catechismus negatieve associaties op bijvoorbeeld vanwege zinnen als ‘ik ben erop uit om God en mijn naaste te haten’ en ‘wij zijn helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad’. En zo zijn er bij verschillende onderdelen van de Catechismus en ook bij de opbouw ervan best kritische vragen te stellen (zoals ik eerder deed). Maar dat neemt niet weg dat de Catechismus heel veel bevat wat inderdaad een belangrijke bijdrage levert aan spirituele vorming.

Zo heb ik afgelopen zondagmiddag in een leerdienst in de Plantagekerk bekend dat ik de uitleg-in-gebedsvorm van de zes beden van het Onze Vader (vraag en antwoord 122-127) opnieuw uit mijn hoofd heb geleerd om deze woorden een bron te laten worden voor een verdiepend bidden van het Onze Vader. En ik heb zelfs de wat tegendraadse oproep aan de aanwezigen gedaan om deze antwoorden-in-gebedsvorm (opnieuw) uit het hoofd te leren.

Dat lijkt me een concretisering van het pleidooi van Van der Kooi om de Heidelbergse Catechismus te gebruiken als instrument voor spirituele vorming.

Ik voegde daar ook nog een leermoment aan toe vanuit iets wat ik geleerd heb van paus Benedictus XVI. In zijn boek ‘Jezus van Nazareth’ (deel 1) schrijft hij over het Onze Vader en laat hij zien hoe we om moeten gaan met gebedsformuleringen die ons worden aangereikt, zoals de woorden die Jezus ons leert bidden. Benedictus XVI citeert dan de heilige Benedictus die in zijn Regel deze uitdrukking gerbuikt: ‘Mens nostra concordet voci nostrae‘ (‘onze geest moet zich bij de klank van onze stem voegen’). Dat is een inzicht dat van groot belang is voor spirituele vorming met name als het gaat om leren bidden.

We leven in een tijd waarin authenticiteit hoog in het vaandel staat. Dat dringt ook door in ons gebedsleven: we willen zelf onze woorden vinden om uit te drukken wat er in ons is, en anders bidden we gewoon niet. Maar wie zich spiritueel wil laten vormen, doet er goed aan te bedenken dat de primaire beweging niet is dat wij onze stem bij onze geest voegen (dus zelf woorden bedenken die uitdrukken wat er in ons leeft) maar dat wij onze geest bij onze stem voegen (dus aangereikte woorden gebruiken om te bidden en onze geest, ons innerlijk daarbij aanpassen).

Daarom is het spiritueel vormend als we de woorden van Jezus’ gebed bidden én als we die verrijken met de uitleg-in-gebedsvorm die we vinden in de Heidelbergse Catechismus, en dat vanuit deze grondgedachte: Mens nostra concordet voci nostrae.