Lezing Jos Douma, Monastieke inspiratiedag Zwolle, 18 februari 2016

*

Toen ik de week voorafgaand aan de 40dagentijd, waar we nu midden in zitten, zocht naar een spirituele focus voor die periode, werd ik, lezend in het boek ‘Alles in Hem’ van John F. MacArthur, een stevige evangelicaal, getroffen door een korte zin. Deze zin. ‘Ontwikkel een warme liefde voor Christus.’

Dat raakte me. Want ik was weer wat verzeild geraakt in van alles en nog wat waar je je als predikant mee bezig kunt houden. Dingen organiseren en managen, je mailbox leeghouden, de zoveelste preek voorbereiden, een vergadering bijwonen, een pastorale afspraak plannen, een catechisatie geven, een brandje blussen hier en een vuurtje stoken daar. ‘Ontwikkel een warme liefde voor Christus.’

De zin kwam voor in een verhaal over de Kolossenzenbrief, dat schrijven van Paulus waarin ik Christus leer kennen als Gods mysterie, in wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen liggen. ‘Ontwikkel een warme liefde voor Christus.’

Dat raakte me dus en dat bracht weer een verlangen op gang om Christus te ontdekken en te geloven dat elke ontdekking een vervolg nodig heeft in nieuwe ontdekkingen. Maar is dat nu monastiek? Ik was op dat moment niet in een klooster. Ik zat half rechtop in mijn bed, ’s avonds om een uur of elf of half twaalf en had dat boek van die evangelicaal in handen en voelde me geroepen om dát te doen: ‘Ontwikkel een warme liefde voor Christus.’

En als monastiek alles te maken heeft met een leerschool en met Christus, als monastiek alles te maken heeft met ‘niets stellen boven Christus’ – ja dan was dat een monastiek moment. Maar waarom per se monastiek? Was het niet gewoon een moment met God, een moment van God? Waarom zou ik daar per se dat label monastiek aan willen hangen? Of: waarom zou ik eigenlijk de monnik uit willen hangen?

De kloosterglossy die onlangs verscheen, hielp me al een beetje verder. In die glossy ontmoeten we onder meer Dom Bernardus, abt van Koningshoeven. Als mensen in zijn klooster zijn geweest, willen ze altijd tips hebben om thuis als monnik te leven. Bernardus zegt dan: ‘Ik probeer dan altijd duidelijk te maken dat wij in een context leven die het mogelijk maakt om monnik te zijn. Buiten het klooster zitten de meeste mensen zo vol verplichtingen dat het je gewoon niet lukt om de dagorde van een kloosterorde te volgen. Dat hoeft ook helemaal niet. Probeer gewoon het alledaagse leven te leiden maar dan met iets meer aandacht, raad ik iedereen aan. Doe een schietgebedje bij de afwas voor iemand die het nodig heeft. Of ga eens langs bij een eenzame. Luister wat beter naar je partner of je kinderen. En lees wat vaker een boek in plaats van de berichten op je mobiele telefoon. Dat is al meer dan genoeg huiswerk.’

*

Ja wat is nu monastiek? Is dat die dagorde? Is dat binnen de muren van een klooster of iets wat daarop lijkt in een gemeenschap leven? Is dat gebed? Zijn dat de geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Is dat het Godzoeken? Is dat de stilte, de nederigheid, de eenvoud, de liturgie? Ben je pas monastiek als je aandrang voelt om in een monastieke gemeenschap te gaan wonen, of er een te starten of anderszins monastiek te pionieren?

In mijn eigen bezig zijn met monastieke inspiratie is Thomas Quartier een belangrijke gesprekspartner geworden, door zijn boek ‘Anders leven. Hedendaagse monastieke spiritualiteit’. De naamgeving voor deze dag is overigens aan de titel van zijn boek te danken: ‘anders missionair’ is een echo van ‘anders leven’. En aan hem ontleen ik het begrip dat centraal staat in het verhaal dat ik vanmorgen wil vertellen. Het ‘monastieke moment’.

‘Mag ik een monastiek momentje van U?’ is de titel van mijn verhaal. Ik voel me zelf niet geroepen om een nieuwe monastieke gemeenschap te starten of monastiek te pionieren. Wel voel ik me geroepen om in de context van het alledaagse kerkelijke leven (ik spreek hier primair als predikant van een stadskerk, een kerkelijke geloofsgemeenschap dus) te zoeken naar wat het monastieke kan betekenen voor het ecclesiale. Hoe kan het klooster de kerk inspireren? En dan zoek ik het niet allereerst in nieuwe gemeenschappen, pioniersplekken of georganiseerde monastieke activiteiten. Ik ben op zoek naar dat monastieke moment in het kerkelijke leven. ‘Mag ik een monastiek momentje van U?’

Terug naar Thomas Quartier. In zijn boek over monastieke spiritualiteit is hij onder meer op zoek – dat is misschien zelfs de kracht van zijn benadering – naar monastieke momenten in het dagelijkse leven. Hij is zelf geen monnik in strikte zin, wel als oblaat verbonden aan de Willibrordsabdij in Doetinchem. En hij zoekt hartstochtelijk naar de relevantie van de monastieke spiritualiteit voor kerk-zijn en christen-zijn en mens-zijn in onze tijd.

In zijn boek vertelt hij het volgende verhaal: “Een aantal jaren geleden, tijdens mijn vakantie reed ik in de bus langs een kerkgebouw. (…) Buiten hing een bord dat me tot op de dag van vandaag is bijgebleven. Eén zin, in simpele zwarte letters: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt al ten einde’ (Lc 24,29). Vijftien woorden om precies te zijn, die de rest van mijn vakantie hebben veranderd. (…) Die ene zin is gaan leven. Ik ben hem gaan herkauwen. (…) Het was een kloosterlijk moment op de onverwachte plek.”

Op een onverwachte plek. Misschien zit daar precies waar het bij mij een beetje schuurt als ik allerlei monastieke initiatieven zie. Nieuwe monastieke plekken. Nieuwe monastieke gemeenschappen. Nieuwe monastieke praktijken. Een monastieke inspiratiedag. Is datgene waar het in het monastieke leven ten diepste om gaat wel op die manier te vangen, te organiseren, naar je toe te halen?

‘Monastiek: anders missionair.’ Dat is de titel van deze dag. Anders missionair. Maar dat moet dan ook echt anders zijn. Het is heel goed dat we een beetje losraken met elkaar van allerlei geplande en doelmatige missionaire activiteiten die we organiseren en missionaire events die het verschil moeten maken. Maar moeten we nu dan monastieke events gaan organiseren, nieuwe monastieke initiatieven ontplooien, nieuwe monastieke projecten opzetten? Kan ook dat monastieke, helemaal als het in protestantse of gereformeerde handen valt, niet opnieuw heel activistisch en maakbaar worden? En is het juist dan daardoor niet meer monastiek?

Twee verhalen nu die deze vraagstelling enigszins ondersteunen.

Ik las onlangs een interview met een uitgever, Beppie de Rooy, ze werkt bij Boekencentrum. Ze vertelde over de burnout waaruit ze weer tevoorschijn was gekomen. En dan deelt ze dit – en ik denk dat het heel leerzaam en inspirerend is in monastieke zin: ‘Wat betreft het zien van God staat bij mij de natuur met stip op één. Dat heeft alles te maken met kijken: naar de natuur, maar ook naar ontmoetingen en naar mensen. Als je kijkt – met een intuïtieve ontvankelijkheid – zie je altijd onverwachte dingen. Voor mij zijn dat glimpjes van God. Ik vergelijk het weleens met muziek. Muziek kan je onverwacht diep raken. Mij gebeurt dat soms eerder als ik op straat plotseling muziek hoor, dan in een concertzaal waar ik zelf naartoe ben gegaan en waar ik al vol verwachting zit. Op straat overkomt het je echt. Zo kan ik zomaar onverwachts iets van God zien of ervaren. Het gaat buiten je om, je bent er getuige van.’

In augustus vorig jaar werd in het acht uur journaal een keer aandacht besteed aan de Bijbelvoorleesmarathon in de Maastrichtse Onze Lieve Vrouwe Basiliek. In twaalf dagen werd daar de hele Bijbel voorgelezen, zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Dat gebeurde in het kader van het ‘Jaar van het Godgewijde Leven’, zoals paus Franciscus 2015 had genoemd. Ruim zeventig broeders, zusters en paters verzorgen de voordrachten. In het Journaal kwam een pater aan het woord, Jan Hafmans. Aan hem werd de vraag gesteld: ‘Wat hoopt u hiermee te bereiken?’ En het antwoord verraste me. ‘Wat hoopt u hiermee te bereiken?’ Dat is natuurlijk een goede vraag. Maar de vraag verraadt ook dat we blijkbaar met alles wat we willen doen iets willen of moeten bereiken. We moeten doelen stellen, een stip op de horizon zetten, doelstellingen formuleren. En dat moet ook in de kerk. ‘Monastiek: anders missionair!’ Jaja, enige zelfkritiek is altijd goed, ook op een dag als vandaag… ‘Wat hoopt u hiermee te bereiken?’ Pater Jan Hafmans: ‘Niks. Helemaal niks. Geniet ervan. Loop voorbij. Het hoeft allemaal niks op te leveren. Maar wij laten zien: voor ons is het belangrijk en wij leven ervan.’

*

Terug nu naar dat monastieke moment. Ik ben dus niet per se gecharmeerd van monastieke projecten en initiatieven (waarmee ik niet zeg dat die van geen waarde zijn, dat zijn ze namelijk wel – maar het is niet per se dé weg om te gaan). Ik ben gecharmeerd van monastieke momenten die ons ten deel vallen. ‘Mag ik een monastiek momentje van U?’ En die monastieke momenten laten zich niet afdwingen. Bij een andere monastieke auteur, Benoit Standaert, las ik een korte zin die verder helpt. In zijn boek ‘Spiritualiteit als levenskunst. Alfabet van een monnik’ beschrijft Standaert de kern van de monastieke levenskunst als volgt: ‘Alles is genade, ook al is alles discipline.’

De theoloog Stanley Hauerwas, die onlang in Nederland was, zei ongeveer hetzelfde in een interview in Trouw door Wolter Huttinga: ‘De meest fundamentele dingen kiezen we niet, maar die overkomen ons.’

Dat monastieke moment, dat is allereerst genade. Het overkomt je. Het valt je ten deel. Of, om het eens goed gereformeerd te zeggen: je hebt het niet verdiend. Monastieke momenten overvallen je. Je kunt je, om het eens goed evangelisch te zeggen, je kunt je ernaar uitstrekken, maar dat is geen garantie dat het ook gebeurt. Alles is genade. Dat lijkt me een heel belangrijk monastiek uitgangspunt. En dat geldt dus ook voor die monastieke momenten.

Rosaliene Israel, een van de workshopleiders van vanmiddag, wijst daar in het spoor van Thomas Quartier ook op in haar korte studie ‘Monastiek pionieren. Een verkenning’: ‘Veel meer dan het zoeken naar rust of stilte, richt zich het monastieke leven dus op het oefenen in aandacht voor die momenten waarin inzicht, het goddelijke, zich aan ons toont.’

En Quartier reikte zelf nog een proeve van een omschrijving van een monastiek moment aan: ‘Het klooster heet niet voor niets ‘claustrum’, en de dag heeft afgescheiden, apart gezette momenten nodig, momenten op het grensgebied waar de waan van alledag even niet geldt, waarop de tijd stil lijkt te staan. Even de stilte laten staan op de bijzondere plek. Die momenten te koesteren, dat is een taak voor iedereen – in het klooster, de kerken, het persoonlijke leven.’

Koesteren dus, die momenten waarin het goddelijke zich aan ons toont. En dat is voor alles: genade, niet maakbaar, je kunt het slechts ontvangen. Toch hebben we die gedachte van Standaert nog nodig om iets verder te komen: ‘Alles is genade, ook al is alles discipline.’ Dat is paradoxaal en daarmee echt monastiek.

*

En ik wil nu tenslotte dan ook die discipline nog even oppakken. En zo hopelijk iets zeggen dat in het verlengde ligt van wat Nikolaas Sintobin en Roy Searle naar voren hebben gebracht. Want in de kern wijzen zij beiden op het belang van monastieke praktijken, spirituele disciplines: de praktijk van het onderscheiding van de geesten, en de praktijken van kwetsbaarheid en beschikbaarheid en contemplatie.

Daarom ga ik een pleidooi voeren voor de lectio divina, maar dan niet zozeer als een van de belangrijkste monastieke praktijken. Nee, ik zou de stelling wel aandurven dat de lectio divina het in zich heeft om te functioneren als Regel, als Leefregel voor kerken en andere christelijke geloofsgemeenschappen die niet per se primair monastiek willen zijn, maar die zich wel door de monastieke traditie heel direct willen laten inspireren.

Even een heel korte uitleg van die lectio divina. Daarin gaat het om het Geestelijk lezen van de Schrift (in de zin van vol verwachting wat de Geest zegt), een manier van lezen die eerder bezig is met het proeven van teksten dan het analyseren ervan, een manier van lezen die altijd zoekt naar de ontmoeting met God eerder dan naar meer bijbelkennis of erger nog naar bewijsteksten in ingewikkelde ethische en andere kerkelijke discussies. De lectio divina bestaat uit vier stappen of trappen, of misschien kun je beter van aspecten of dimensies spreken die in een circulaire verhouding tot elkaar staan.

De lectio is het zorgvuldige, aandachtige en liefdevol lezen van de tekst zoals die zich geeft. De meditatio is het overwegen van en zich verdiepen in de woordwereklijkheid die door de tekst wordt opengelegd. De oratio is het biddend verlangen om Gods eigen stem te horen en met hem in dialoog te zijn. En de contemplatio is het schouwen van God, het rusten in zijn genadige aanwezigheid, voorbij de woorden.

Echter, deze lectio divina is in mijn optiek veel meer dan alleen maar een monastieke lééspraktijk. Een van de oudste basisteksten over lectio divina wijst die richting al. Een kartuizer monnik uit de 12e eeuw, Guigo II, schreef namelijk een verhandeling over lectio divina (onder de titel ‘Scala claustralium’: Ladder van de monniken) die niet primair over het lezen gaat maar over het leven. Luister maar naar het begin van zijn beschrijving:

“Toen ik op zeker dag met handenarbeid bezig was, begon ik te denken over het geestelijk leven van de mens en plots kwam het in mijn nadenkende geest op dat er vier trappen van geestelijk leven zijn, namelijk: de lezing, de overweging, het gebed en het schouwen. Dat is de ladder van de monniken waarmee zij van de aarde naar de hemel opklimmen; hoewel zij slechts weinig trappen telt, is zij toch onmetelijk en ongelooflijk lang; haar voet steunt op de aarde, terwijl haar top door de wolken dringt en de geheimen van de hemel doorvorst.”

Het gaat hier dus over het geestelijk leven van de méns. Niet allereerst van de mónnik: elke Godzoekende mens is hier in beeld. En het gaat ook niet primair over geestelijk lezen, maar over geestelijk leven. Daarom lijkt het heel goed mogelijk om die typisch monastiek leeswijze van de lectio divina te verbreden tot een leefwijze. Sterker nog: de lectio divina als monastieke leefregel. Want inderdaad: Alles is genade ook al is alles discipline. Zonder een Regel gaat het niet, dat monastieke leven, de regel als bedding voor de genade.

Het voordeel van de Regel van de lectio divina is dat je er per direct aan kunt verbinden. De regel houdt in dat je elke ontmoeting met een ander, elke situatie in je leven, elke tekst die op je afkomt, elk conflict dat je bezig houdt, elk probleem dat zich aandient, benadert vanuit de Regel van lectio divina.

  • Lectio staat voor: oprechte aandacht en openheid voor wat er is, wat het ook is, wie het ook is;
  • Meditatio staat voor: een zich verdiepen in wat er is, wat er de betekenis van is, wat het met jou doet;
  • Oratio staat voor: een verlangen om doorheen wat zich aandient in contact met God te zijn, zijn stem te horen, met hem in gesprek te zijn;
  • Contemplatio staat voor: Gods aanwezigheid in alles ontdekken en ondergaan, rusten in zijn genade, je verwonderen voorbij de woorden en de daden, thuiskomen bij Christus.

En zit niet hier ook de missionaire kracht van deze monastieke leefregel van lectio divina? Geen nieuwe plannen en activiteiten en projecten, maar oprechte en gastvrije aandacht voor wat of wie zich aandient (lectio). Zich willen verdiepen in het andere en de ander (meditatio). Kijken met Gods ogen en luisteren met Gods hart (oratio). Je verwonderen dat we leven, in deze situatie, samen met deze mens, onder de genadige blik van de God wiens luister afstraalt van het gezicht van Christus (contemplatio).

Lectio divina dus, als Leefregel voor kerken en christenen die zich willen laten inspireren door de monastieke traditie om zo aandachtig aanwezig te zijn in de samenleving. En om zo een warme liefde te ontwikkelen voor Christus.

Want lectio divina is in de kern het zoeken van Christus. En is dat ook niet de kern van alles wat zich monastiek mag noemen: dat je Christus ziet, dat je Christus volgt, dat je een warme liefde voor Christus ontwikkelt, dat je Christus voorstelt aan de mensen, dat je Christus ontdekt in ieder mens.