Vandaag is het 500 jaar geleden dat Luther volgens de overlevering zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel in Wittenburg sloeg. De start van wat we al enkele eeuwen de Reformatie noemen: een beweging van christenen die alleen God alle eer willen geven, Christus in alles centraal willen stellen, zich aan de Schriften alleen willen onderwerpen, van genade alleen willen leven en alleen door geloof hun weg in dit leven willen gaan. Of om het in vertrouwde Reformatie-taal te zeggen: Soli Deo Gloria, Solus Christus, Sola Scriptura, Sola Gratia en Sola Fide.

Ervaring

De ervaring die voor de weg van Luther van doorslaggevend belang werd, was zijn ontdekking van de betekenis van de woorden van Paulus in Romeinen 1 vers 17. Deze ontdekking kwam tot stand in het steeds maar weer opnieuw biddend lezen en mediteren van deze woorden: “Want ik schaam mij het ​evangelie​ niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de ​Jood, maar ook voor de Griek. Want ​gerechtigheid​ Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven” (Romeinen 1:16-17, NBG 1951). Luthers vraag daarbij was: Wat betekent toch die ‘gerechtigheid Gods’ in deze uitspraak van Paulus?

Vandaag wil ik de stelling poneren dat we als christenen die staan in de traditie van de Reformatie niet allereerst stil moeten staan bij de inhoudelijke uitkomst van Luthers biddend lezen en mediteren van deze Schrifttekst (samengevat in: de rechtvaardiging van de zondaar door geloof alleen, niet uit verdienste maar uit genade), maar bij die praktijk zelf van het biddend lezen en mediteren van Schriftwoorden.

Worsteling met Woord en Geest

Welke ontdekkingen doen wij vandaag als we zo, net als Luther, met de Schrift omgaan? Is het goed om te blijven teren op wat 500 jaar geleden voor Luther persoonlijk in het bijzonder en voor de kerk in het algemeen zeer belangrijk en vernieuwend was? Zou het niet goed om eenzelfde worsteling met Woord en Geest aan te gaan rond een ander Bijbelgedeelte dan het gedeelte dat voor Luther op dat moment zo bepalend was en waarmee hij de toon heeft gezet voor enkele eeuwen protestants geloven?

Gods genade

En misschien ook vanuit een andere vraag? Luthers existentiële vraag was: ‘Hoe krijg ik een genadig God?’ Maar is dat ook mijn vraag vandaag? Als ik eerlijk ben: nee, dat is niet mijn vraag. Alleen al niet omdat die vraag een antwoord heeft gekregen: in Christus, zonder verdienste van mijn kant, alleen uit genade, word ik tot Gods geliefde kind aangenomen – dat geloof ik.

Gods nieuwe wereld

Ik worstel met andere vragen. Wat is nu toch Gods bedoeling met mijn leven? Hoe dichtbij of ver weg is nu toch die nieuwe wereld van God waar Jezus altijd over sprak (hij noemde het: ‘het koninkrijk van de hemel’)? Hoe is het nu toch mogelijk om te participeren in de nieuwe wereld die door Gods Geest als voorschot ook hier op aarde al tastbaar en ervaarbaar wordt?

Dat zijn mijn vragen. En het is de bergrede van Jezus die we vinden in Matteüs 5 tot 7 die zich aan mij presenteert als hét bijbelgedeelte bij uitstek dat erom vraagt om intensief bidden te lezen en te mediteren. Op de manier die Luther daar zelf voor aanreikt in onderstaande citaat (lees hier meer):

U moet mediteren, dat wil zeggen niet alleen met het hart, maar ook met de mond sprekend, de woorden van het boek letterlijk telkens maar weer herhalen, lezen en nog weer eens lezen, met een vlijtige opmerkzaamheid en nadenken over wat de heilige Geest ermee bedoelt. Pas ervoor op, dat u het niet moe wordt, of dat u denkt, dat u het met tweemaal lezen wel genoeg gelezen, gehoord, gezegd hebt en dan meent dat u het alles wel fundamenteel begrijpt.

Jezus en zijn bergrede

Nu ben ik al een tijdje intensief bezig met de bergrede, in mijn persoonlijke meditatieve en studietijd, en ook in preken (elke tweede zondag van de maand preek ik dit seizoen in de Plantagekerk over de bergrede). Bovenstaande gedachten leven daarom al wat langer bij me, maar ze kregen onverwacht ook een impuls vanuit een 40 jaar oud boek over de bergrede van Feitse Boerwinkel, uit 1977: Meer dan het gewone. Over Jezus en zijn bergrede. In het slotdeel van dat boek merkt Boerwinkel op dat de bergrede in de vroege christelijke kerk een belangrijke plaats had in het dooponderricht en überhaupt in het onderwijs van de christelijke gemeente (zo ook in de Didachè). Ook de bijna-slotwoorden van Jezus uit het Matteüs-evangelie (‘…hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb’) wijzen direct terug naar de leer c.q. het onderwijs door Jezus gegeven op de berg.

Boerwinkel: schrijft

Wat er wel moet gebeuren, met name dan in de kerken, is dat in het geheel van de verkondiging en vorming de bergrede weer de plaats gaat krijgen, die hij in den beginne heeft gehad. (blz. 105)

Heeft het er niet alle schijn van dat wij in de kerken hard bezig zijn geweest in die richting: de regels die Jezus zelf ons heeft gegeven wel niet officieel (o nee, dat niet) maar wel in de praktijk door allerlei exegeses en overwegingen ‘krachteloos’ te maken, buitenspel te zetten? (blz. 107)

Calvijn

Luthers visie op de bergrede is in dit verband overigens minder vruchtbaar: hij stelt dat de bergrede er vooral is om ons te laten zien hoezeer wij tekort schieten in het gehoorzamen aan God. Calvijn daarentegen zeg de bergrede als ‘een eeuwige regel om vroom en heilig te leven’ (Latijn: ‘aeterna pie sancteque vivendi regula‘).

Toch nog een extra stelling daarom aan het einde van deze blogpost: Het is de hoogste tijd om Calvijn weer serieus te nemen als hij de bergrede ‘een eeuwige regel om vroom en heilig te leven’ noemt.

Zelf zal ik me in elk geval van 31 oktober 2017 tot 31 oktober 2018 intensief blijven verdiepen in de bergrede van Jezus als zijn liefdevolle, inspirerende en tegendraadse onderwijs over leven in het koninkrijk van God op aarde zoals in de hemel.