Preek gehouden op zondagmorgen 1 november 2020 in de Plantagekerk Zwolle.

Schriftlezing: Ezechiël 47:1-12

1 HET NIEUWS

Lieve mensen, in een week met grote zorgen over de verspreiding van het coronavirus dat in een tweede golf die Europa overspoelt, met opnieuw een vreselijke aanslag in Frankrijk, een aardbeving in Turkije en Griekenland en met nog veel meer slecht nieuws, nemen we nu de tijd om goed nieuws te horen. Want dat is het evangelie van Jezus: goed nieuws. En de kerk is de plek van het goede nieuws.

Ik merk zelf dat ik dat soms best moeilijk vind om me daar voor open te stellen. Slecht nieuws oefent ook een bepaalde aantrekkingskracht uit: ik wil er steeds meer over weten. Ik laat me erdoor raken, het houdt me intensief bezig. En opeens realiseer ik me: het slechte nieuws speelt een veel grotere rol in mijn denken en mijn ervaren dan het goede nieuws, het goede nieuws van Jezus, van Gods nieuwe wereld.

2 HET VISIOEN

Het visioen van Ezechiël is vol van dat goede nieuws, van die nieuwe wereld. De achtergrond ervan is er ook een van zorgen en moeiten, van een kapotte wereld, van Gods volk in ballingschap, in de woestijn van een vreemd land. Kan het ooit nog goed komen? Valt er nog wat te hopen?

‘Kom eens’,  zegt een man tegen Ezechiël in een visioen. ‘Moet je eens kijken.’ En wij lopen mee om ook te kijken. We gaan naar de tempel in dat visioen. De tempel: de plek van Gods aanwezigheid. Daar gaat het al over vanaf hoofdstuk 40. Tot in het kleinste detail is die tempel beschreven. Is dat een bouwtekening die je zo letterlijk mogelijk moet lezen om een nieuwe tempel te kunnen bouwen? Gaat dit over de toekomst van het volk Israël en de blijvende plek van dat volk in Gods plan? Ik weet het niet precies. De uitleggers hebben er pagina’s over vol geschreven. Wat ik wel weet is dat het een visioen is. En een visioen nodigt ons uit om te leren dromen. Om met andere ogen te kijken naar de werkelijkheid die we ervaren. Zo wil ik samen met jullie het visioen op me in laten werken. 

We lopen mee naar de tempel. Die plek van Gods aanwezigheid. En we zien de drempel. En we zien water. Zie je het? Het water sijpelt naar buiten, een heel klein stroompje is het, een lekkende kraan. Je moet goed kijken. Water. Stromend water. 

En dan neemt die man ons mee, steeds 1000 el verder (dat is ongeveer 500 meter) langs dat stromende water. En we waden samen met Ezechiël door dat water. Eerst komt het maar tot onze enkels, dan tot onze knieën, en dan tot onze heupen en dan is het zo diep dat we de bodem niet meer kunnen voelen (als we tenminste niet kopje onder willen gaan in dat water). We kunnen er alleen nog maar in zwemmen. Die lekkende kraan, dat sijpelende stroompje is een ondoorwaadbare rivier geworden.

Er stroomt een rivier door deze wereld, lieve mensen. Er stroomt een ondoorwaadbare rivier door deze wereld – die wereld van de tweede corona golf, van moslimextremisme, van groeiende polarisatie tussen mensen, van steeds meer onverdraagzaamheid en gebrek aan zelfbeheersing. Er stroomt een ondoorwaadbare rivier door deze wereld en die komt uit de tempel. Die komt bij God vandaan. 

Is er een toekomst voor Gods volk in ballingschap? Zou er in de woestijn van de wereldgeschiedenis ook water kunnen stromen? Dat is de vraag die als een rode draad loopt door dat boek van de profeet Ezechiël. Is er hoop? Ja! Maar die komt niet bij ons vandaan, die komt bij God vandaan. ‘Het water stroomt immers uit het heiligdom.’

3 DE RIVIER

En die man uit dat visioen vraagt aan Ezechiël: ‘Zie je dat, mensenkind?’ En ik vraag het nu aan jou: ‘Zie je dat, mensenkind?’ Zie je dat water dat stroomt en dat vol leven is? Zie je dat het een machtige ondoorwaadbare rivier van God is? Zie je de tempel van God die zijn aanwezigheid in deze wereld is? Zie je de bomen op de oever? Al die bomen, het zijn er heel veel?

Ja, je ogen moeten er wel voor open gaan. Soms is er iemand die het tegen je moet zeggen. Soms moet je zelf gewoon beter kijken. Ezechiël is al een tijdje in die rivier aan het waden. En als hij alleen nog maar zwemmen kan, dan moet hij van de man op de oever komen en pas dan ziet hij al die bomen.

‘Zie je dat, mensenkind?’ Zie je – middenin de situatie waarin je nu bent, met alle zorg en angst, met alle ongerustheid en hopeloosheid die je voelt – zie je die rivier stromen? Zie je al die vissen zwemmen? Zie je dat die zoute Dode Zee opeens vol zoet water is? Het wemelt er van leven!

‘Overal waar de rivier stroomt komt leven!’ Wat een visioen! Wat een visie! Alleen de moerassen en de poelen, de plekken waar de rivier niet komt, die blijven vol staan met zout water. Daar zit geen leven in. Wat daar is kan niet genezend worden aangeraakt door het water van Gods rivier. Als je geen contact maakt met Gods rivier, als er niet in gaat zwemmen, blijft het doods en dor in je leven.

Zie je al die vruchtbomen? Elke maand zijn er nieuwe eetbare vruchten: appels, peren, citroenen, olijven, kiwi’s, kersen, perziken, pruimen. De bladeren blijven altijd groen en zijn geneeskrachtig. 

‘Overal waar de rivier stroomt komt leven.’ Het water stroomt immers uit het heiligdom, bij Gód vandaan!

‘Zie je dat, mensenkind, zie je dat?’

4 DE LIEFDE

Waar staat dat water voor? Ik heb de preek als titel meegegeven: de tweede golf en de eerste liefde. Die tweede golf staat voor het coronavirus dat ons overspoelt. Het maakt ons ongerust en bang en onzeker. 

Maar zou deze tijd van de tweede golf niet juist de tijd kunnen zijn waarin we gaan letten op die rivier van God in ons leven, in onze wereld? Er moet wel iemand zijn die erover praat, die erover vertelt, een man in een visioen. En dan daar ook echt naar luisteren en je erin mee laten nemen. 

Zou, lieve mensen, de tweede golf geen kansen bieden om ons te richten op de eerste liefde? Want dat water, dat is Gods liefde. Dat water is: Gods liefdevolle, genadige, genezende aanwezigheid in deze wereld en in ons leven. Het is het water van de heilige Geest. Het is de eerste liefde. 

In dat andere boek vol visioenen in de Bijbel, het boek Openbaring (in hoofdstuk 22 hoor je de echo’s van dit visioen van Ezechiël) – in dat boek klinkt een keer het verwijt aan de kerk, aan de gemeente van Jezus Christus: ‘Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde verzaakt hebt’ (Openbaring 2:4). Laat de tweede golf een kans zijn om terug te keren naar de eerste liefde: Gods aanwezigheid in ons leven. Laat het water stromen uit het heiligdom. En ontdek dat jijzelf die tempel bent. 

Ja lieve mensen, God heeft geen tempel meer nodig, laat staan uitgebreide bouwvoorschriften. Jij bent Gods tempel, jij bent Gods heiligdom, jij bent de plek waar die rivier begint te stromen. Jij bent het tegen wie Jezus zegt: ‘Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft.’

‘Zie je dat, mensenkind?’ Ik gun het jou, ik gun het mijzelf, ik gun het ons dat we het zien. Dat we Jezus zien die levend water voor ons is. 

Amen.

Ga naar: gespreksvragen en opdrachten bij de preek.