Psalm 25 – preek ds. Jos Douma – 6 december 2020 
 
Lieve mensen, ik kwam deze week een mooi verhaal tegen dat me raakte en dat ik heel graag met jullie wil delen in deze dienst. Een klein stukje van het verhaal vertel ik aan het begin van de preek en een ander klein stukje aan het einde. Het verhaal gaat zo: 
 
“Ik kwam de ruimte binnen. Er stonden twee pijlen. Naar rechts voor ‘vervulling’, naar links voor ‘verlangen’. Bij vervulling stond een lange rij ontevreden mensen. ‘Dit is toch niet gepermitteerd’, hoorde je hen tegen elkaar zeggen, ‘mensen mag je toch niet zo lang laten wachten. Je hebt als klant toch wel rechten.’ Iemand anders zocht op zijn smartphone hoe hij een klacht kon indienen. (…) Ik ging naar links, richting verlangen. Daar stond niemand. Ik was meteen aan de beurt. ‘Bent u hier voor het eerst’, vroeg de man achter de toonbank. ‘Ja’, antwoordde ik, ‘ik heb een uurtje geleden gebeld en ik mocht onmiddellijk komen.’ Hij was heel vriendelijk en voorkomend. Terwijl ik me schaamde omdat ik pas op dit moment in mijn leven ontdekt had, hoe belangrijk verlangen wel is.” 
 
Ja. lieve mensen, Advent gaat over verlangen, over het oefenen van verlangen. Elk jaar weer is het Advent. We leven in een cyclus van het kerkelijk jaar. Elk jaar is het weer Advent, elk jaar oefenen wij weer in verlangen. En we mogen er steeds weer opnieuw mee beginnen, want we zijn en we blijven beginnelingen.  
 
Maar waar verlangen we naar? Waar is ons verlangen op gericht? Nou, in deze coronatijd hebben we allemaal onze verlangens: verlangens naar meer ruimte, naar meer contact, naar meer samen zijn. We zijn het een beetje zat dat we elkaar zo weinig kunnen zien. We kunnen verlangen naar een relatie, we kunnen verlangen naar rust, naar een betekenisvoller leven. We verlangen naar een gelukkig leven voor onze kinderen en helemaal in het bijzonder voor de baby’s die hier vandaag zijn gedoopt. We verlangen ook gewoon naar een gezellig kerstdiner, of naar een mooie vakantie op een tropisch eiland, of eventueel in de Achterhoek. Daar kun je ook op vakantie gaan.  
 
We verlangen als kerk van alles. We hebben als Plantagekerk zelfs een heel verlangendocument gemaakt. Wij verlangen ernaar een inspirerende, eigentijdse en gastvrije Zwolse geloofsgemeenschap te zijn waar Jezus centraal staat. We oefenen in ‘verlangen’ in Adventstijd. Advent betekent dat wij toeleven naar Kerst en Kerst betekent dat Jezus mens is geworden. God werd mens. Advent betekent ook dat wij leren om weer volop mens te zijn.  
 
En wat is nou kenmerkend voor mensen? Wat is het wezenlijke van ‘mens’ zijn?  

Al sinds de zeventiende eeuw hebben we met zijn allen een beetje gedacht dat wij vooral denkende wezens zijn. René Descartes heeft daar iets over gezegd in het Latijn: ‘Cogito ergo sum’ – ‘Ik denk, dus ik ben.’ Maar hier in de kerk, als we de Bijbel opendoen en ons leven door Jezus laten bepalen, denken we hier anders over. In de kerk zeggen we niet dat we denkende wezens zijn, maar verlangende wezens. We zijn geschapen met een diep verlangen in ons en dat maakt ons ‘mens’.  
 
We verlangen allemaal naar geluk. Alleen, we zoeken dat geluk op de meest uiteenlopende plaatsen. We zoeken het niet per se op de goede plek. En onze echte verlangens liggen soms ook verborgen onder heel veel modder in ons leven. We zijn het contact met onze verlangens kwijtgeraakt, of onze verlangens zijn beschadigd, of onze verlangens hebben een verkeerde richting gekregen.  
 
En zo komen we bij Psalm 25. Het is dat gebedsboek in de Bijbel, de ruimte waar we tijd kunnen doorbrengen en waar we kunnen herontdekken wat het betekent om ‘mens’ te zijn en om te ontdekken hoe God ons heeft bedoeld als ‘mens’. En dan heb ik eigenlijk al genoeg aan die allereerste zin van de psalm.  
 
Naar u, HEER, gaat mijn verlangen uit. 
 
Je zou Psalm 25 de ‘Psalm van het Verlangen’ kunnen noemen; daarom is het ook een echte Adventspsalm. Een psalm er vlakbij, Psalm 22, heeft ook zo’n eerste zin die zo bekend is geworden omdat die zin tot uitdrukking brengt hoe we ons kunnen voelen: 
 
Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? 
 
Psalm 22 is de ‘Psalm van Verlatenheid’. Het is de psalm voor de veertigdagentijd.  Maar Psalm 25 is dus een psalm voor Advent, een psalm van verlangen, waar David zegt:  
 
Naar u, HEER, gaat mijn verlangen uit. 
 
Is dat nu de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie van David? Ja, dit is helemaal van David. Het is heel persoonlijk, het is heel individueel. David merkt bij zichzelf op dat zijn verlangen uitgaat naar de HEER. Het is goed te ontdekken dat de Psalmen een persoonlijk boek zijn en te ontdekken dat de Psalmen ons uitnodigen om persoonlijk te geloven. Zeker, we zingen de psalmen zo mogelijk samen, we luisteren er samen naar en we lezen ze samen. Maar uiteindelijk moet je deze psalmen in je eentje je eigen maken. Dat is het ‘ik’ van de Psalmen.  
 
We zijn geroepen om persoonlijk te geloven. We zijn geroepen om persoonlijk de HEER te leren kennen. Wij missen momenteel heel veel ‘samen’. Dat is heel vervelend en het duurt ook nog wel een tijdje. Maar waar we ‘samen’ missen, kunnen we ons ook uitgenodigd voelen om dat ‘alleen’, dat persoonlijke, dat individuele te leren kennen waar de Psalmen zo vol van zijn.  
 
Dus ja, het is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie van David, en we worden uitgenodigd om daarin mee te komen. Maar ik zeg ook op die vraag die ik opwerp: nee dat is het niet, want verlangen is niet allereerst een emotie. Wij moeten onze verlangens niet verwarren met onze emoties. Onze cultuur staat bol van emotie en gevoel en we willen geraakt worden, maar ‘verlangen’ is geen emotie. ‘Verlangen’ gaat dieper dan emoties en zit dieper vanbinnen dan onze gevoelens.  
 
Het is dus niet allereerst een emotie en op die vraag: Is dit nu de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie? zeg ik nog een keer nee. Nee, dit is zeker van David, maar dit is ook hoe God het heeft bedoeld. Los van de vraag wat jij er van voelt, los van de vraag hoe jij erover denkt, zó heeft God de mens bedoeld, verlangend naar God: 
 
Naar u, HEER, gaat mijn verlangen uit. 
 
Ook als je het niet voelt. Dat verlangen ligt op de bodem van je hart. We vergeten ‘verlangen’ snel, we richten onze verlangens op andere dingen, het verlangen kan verstopt zijn geraakt onder heel veel moeiten die we in ons leven ervaren, maar op de bodem van ons hart ligt daar dat verlangen naar de Heer. 
 
Naar u, HEER, gaat mijn verlangen uit. 
 
Nou, dat is de eerste zin van Psalm 25. En net zoals je bij Psalm 22 die ene zin hoort: Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? moet je eigenlijk die hele Psalm gaan lezen om te begrijpen wat ermee bedoeld wordt. Zo is het ook met Psalm 25. En dat is de uitnodiging die ik aan jullie doe. Begin bij die eerste zin: 
 
Naar u, HEER, gaat mijn verlangen uit. 
 
Proef die zin eens en sta daar eens bij stil en ontdek wat er dan gebeurt. En ga Psalm 25 lezen, want deze psalm laat je zien waarom God het waard is om naar verlangd te worden. Want de HEER, zo zegt Psalm 25, is degene die mij de weg wijst in mijn leven, de HEER is barmhartig, de HEER beschermt mij tegen mijn vijanden, de HEER denkt met liefde aan mij, altijd! De HEER vergeeft mij. Hij is zelfs mijn vriend, zegt Psalm 25. Hij is genadig en hij bevrijdt mij. Dus dat is de uitnodiging. Om die zin in deze tijd van Advent te proeven: 
 
Naar u, HEER, gaat mijn verlangen uit. 
 
En ontdek dan wat Psalm 25 je allemaal te bieden heeft. Om je te laten zien hoe goed het is om naar de HEER te verlangen.  
 
Tenslotte nog een stukje van dat verhaal waarmee ik de preek begonnen ben. 
 
“‘U komt dus voor een voorraad verlangen? Hoeveel had u er graag gewild?’ viel de man achter de toonbank met de deur in huis. ‘Kan je verlangen bewaren?’, reageerde ik met rood op de wangen, een echte beginneling als ik was. ‘Verlangen gaat heel lang mee’, antwoordde hij, ‘maar ik zou, als ik u was, klein beginnen. Je hebt niet veel verlangen nodig om ermee aan de slag te gaan. En onder ons gezegd en gezwegen, verlangen groeit als kool. Het wordt groter als je een goede manier gevonden hebt om ermee om te gaan. Eigenlijk is echt verlangen niet kapot te krijgen. Je moet je verlangen zuiver houden, dat is alles.” 
 
Laten we nu hier in de kerk en thuis een minuut stil zijn en in de stilte aan God vragen om ons te laten zien welk verlangen hij in ons hart heeft gelegd. 


25 Van David. 
 
Naar u, HEER, gaat mijn verlangen uit, 
mijn God, op u vertrouw ik, maak mij niet te schande, 
laat mijn vijanden niet triomferen. 
Zij die op u hopen worden niet beschaamd, 
beschaamd worden zij die u achteloos verraden. 
 
Maak mij, HEER, met uw wegen vertrouwd, 
leer mij uw paden te gaan. 
Wijs mij de weg van uw waarheid en onderricht mij, 
want u bent de God die mij redt, 
op u blijf ik hopen, elke dag weer. 
 
Denk aan uw barmhartigheid, HEER,  
aan uw liefde door de eeuwen heen. 
Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd, 
maar denk met liefde aan mij 
en laat uw goedheid spreken, HEER. 
 
Goed en rechtvaardig is de HEER: 
hij wijst zondaars de weg, 
wie nederig zijn leidt hij in het rechte spoor, 
hij leert hun zijn paden te gaan. 
10 Liefde en trouw zijn de weg van de HEER 
voor wie de wetten van zijn verbond onderhouden. 
 
11 Vergeef mij, HEER, mijn grote schuld, 
omwille van uw naam. 
 
12 Aan wie in ontzag voor hem leven, 

leert de HEER de rechte weg te kiezen. 
13 Hun leven verloopt in voorspoed 
en hun kinderen zullen het land bezitten. 
14 De HEER is een vriend van wie hem vrezen, 
hij maakt hen vertrouwd met zijn verbond. 
 

15 Ik houd mijn oog gericht op de HEER, 
hij bevrijdt mijn voeten uit het net. 
16 Keer u tot mij en wees mij genadig, 
ik ben alleen en ellendig. 
17 Mijn hart is vol van angst, 
bevrijd mij uit mijn benauwenis. 
 
18 Zie mij in mijn nood, in mijn ellende, 
vergeef mij al mijn zonden. 
19 Zie met hoe velen mijn vijanden zijn, 
hoe ze mij dodelijk haten. 
 
20 Behoed mij en bevrijd mij, 
maak mij niet te schande, want ik schuil bij u. 
21 Onschuld en oprechtheid mogen mij bewaren, 
op u is mijn hoop gevestigd. 
 
22 God, verlos Israël, 
verlos het van al zijn angsten.