Lezen: Handelingen 1:4-11 en Matteüs 6:19-21

Hemelvaartsdag 2023

Lieve mensen,

Waar is nu toch die hemel? Die vraag kan je bezighouden – zal voor de een meer dan voor de ander zijn – maar op hemelvaartsdag is het in elk geval een actuele en relevante vraag. Waar is nu toch die hemel?

Hemelvaartsdag zie ik als de jaarlijkse uitnodiging om die vraag weer eens expliciet te stellen. Ook echt als uitnodiging van God zelf: vergeet de hemel niet. Ons leven kan zo oppervlakkig en plat worden dat de hemel er helemaal uit verdwenen is. Waar is nu toch die hemel?

Er bestaat een boek met de titel ‘Zij mogen de hemel niet zien’. Dat boek is een ooggetuigeverslag van de gruwelijkheden die christenen meemaken in de strafkampen van Noord-Korea. De auteur overleeft 6 jaar met wrede mishandelingen en ontkomt naar Zuid- Korea. In dat boek wordt onder andere beschreven dat de christenen in de gevangenis nooit hun hoofd mochten oprichten en naar de hemel kijken. De blauwe lucht was voor hun ogen verboden terrein omdat ze in de hemel geloofden.

Dat is hier gelukkig niet het geval. Maar ons leven kan soms zo overvol, overprikkeld en oppervlakkig worden dat we de hemel niet meer kúnnen zien. Het mag wel. Niemand verbiedt het. Maar het gebeurt gewoon niet meer. De vraag waar of wat de hemel is wordt dan niet eens meer gesteld.

Waar is de hemel? Dat het een concrete plaats is ergens in onze driedimensionale werkelijkheid, is niet zo heel waarschijnlijk. We wijzen wel naar boven, naar de blauwe of bewolkte lucht, als we het over de hemel hebben. Maar we weten tegelijk dat daarboven alleen maar een hele grote ruimte is, ook wel het heelal genoemd, of het universum. In heel dat eindeloze universum is onze aarde maar een heel klein stipje. Met een klein dampkringetje.

We zijn vertrouwd met het idee dat de hemel de plaats is waar God woont en waar gelovigen heen gaan als ze sterven. Maar zodra we in gesprek gaan over de vraag waar die hemel is en wat die hemel precies is, merken we al snel dat we in ons gesprek niet veel verder komen.

Ik merk zelf dat het wel helpt om metaforen te gebruiken die het toch wat concreter maken. Bijvoorbeeld de metafoor van de lucht. De hemel is zoiets als de lucht om ons heen – we kunnen de lucht niet zien of aanraken, maar we weten dat de lucht er is en de lucht omringt ons altijd. Sterker nog: die lucht is zelfs in ons: we ademen lucht in en zuurstof.

Lucht is boven ons, om ons heen en in ons. Zou het met de hemel ook zo kunnen zijn?

Of neem de metafoor van een dimensie, uit natuurkunde en wiskunde. We leven in drie ruimtelijke dimensies: breedte, lengte en hoogte. Tijd wordt – zo heb ik me laten vertellen – binnen de relativiteitstheorie van Einstein wel de vierde dimensie genoemd. Maar in de hogere wiskunde en natuurkunde – voor gewone mensen zoals ik ondoorgrondelijk – kunnen dimensies nog verder worden uitgebreid naar hogere aantallen, zoals zes, zeven of zelfs elf dimensies in de context van sommige theoretische modellen. Dat gaat alle begrip te boven.

Zouden we over de hemel kunnen spreken over bijvoorbeeld de zevende dimensie? Dichtbij dus eigenlijk, want dat is allemaal om ons heen, maar ondoorgrondelijk en ontoegankelijk.

Of ook nog de metafoor van het licht. Bijna dood ervaringen die we associeren met de hemel die open gaat, zijn vol van licht. ‘God is licht’ lezen we ook in de bijbelse geschriften, met name bij Johannes. Licht staat voor de stralende aanwezigheid van God. Licht heeft ook te maken met verlichting: dat je ogen en je hart helemaal open gaan voor de krachtige en liefdevolle aanwezigheid van God in je en om je heen.

Als we in de bijbelse geschriften dat woord hemel tegenkomen, moeten we ons altijd realiseren dat daar in de meeste gevallen niet mee bedoeld wordt: de plaats ergens ver weg waar God woont, en waar gestorven zielen naartoe gaan.

Hemel gaat eerder over: Aanwezigheid van God, over het Licht dat straalt, over ‘Hij is hier’.

Let op: die wolk op de dag van Jezus’ hemelvaart is ook niet zomaar een toevallige regenwolk die overdrijft; het is de wolk van Gods aanwezigheid, in het Hebreeuws: Sjechina. De wolk die boven het volk was in de woestijn, de wolk die het heiligdom vervulde.

Hemel gaat over de volheid van God, dat alles vervuld is van Hem.

Hemel gaat over het koninkrijk. Over God zelf. In de evangeliën worden de uitdrukkingen ‘Koninkrijk van de hemel’ en ‘koninkrijk van God’ als synoniemen gebruikt. De hemel, dat is God, dat is het Licht – dat is Jezus zeggen we dus ook, want Jezus is het licht van de wereld.

En wat dan ook nog belangrijk is om ons te realiseren is dit. We kunnen vaak erg bezig zijn met de vraag wie er naar de hemel mogen. Bijvoorbeeld in discussies over christelijk geloof waarin kritische vragen worden gesteld als: “als God goed is waarom is er dan zoveel lijden?” Maar ook vaak deze vraag in alle varianten die denkbaar zijn. “Komen mensen die nooit van Jezus hebben gehoord dan niet in de hemel?” “Kun je alleen in de hemel komen als je gelooft in Jezus en hoe zit het dan met andere religies?” Maar deze vraag vooronderstelt dat dat in de bijbel een heel belangrijk onderwerp is: of en hoe en wie er in de hemel komen.

Maar: de bijbelse geschriften gaan niet of nauwelijks over de vraag of wij in de hemel komen na ons sterven. Deze vraag is veel belangrijker: komt de hemel wel in ons vóór ons sterven?

Dus niet: kom ik wel in de hemel?

Maar wel: komt de hemel wel in mij?

Wordt mijn leven meer en meer zowel van binnen als van buiten gestempeld door Gods lichte aanwezigheid? Daarom is de komst van de Heilige Geest oom zo belangrijk. De heilige Geest betekent: de hemel op aarde, de hemel die opengaat en ons vervult.

Aan de hand van een uitspraak van Jezus uit de Bergrede wil ik het tenslotte nog wat meer invullen nu.

Ik lees het nog een keer voor (Matteüs 6:19-21): “Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.”

Tot nu toe was het wat meer reflectief wat we aan het doen waren: nadenken over vragen rond de hemel. Maar nu komt Jezus naar ons toe, en Hij spreekt ook over hemel. We voelen aan dat Hij niet kan bedoelen dat we schatten moeten verzamelen op een plek ergens ver weg waar we zullen zijn na ons sterven. Dat is geen zinvolle bezigheid. We weten dat we over de grens van leven naar dood niets mee kunnen nemen.

Maar die hemel dat moet zoiets zijn als: de dimensie van Gods lichtende aanwezigheid. De dimensie van de áárde is alles wat we hier op aarde kunnen zien en aanraken en doen, heel fysiek. Paulus schrijft daarover later aan Timoteüs: “Alles wat God geschapen heeft is goed. Niets hoeft te worden verworpen als het onder dank wordt aangenomen, want het wordt geheiligd door het woord van God en door het gebed.”

Maar er is dus ook zoiets als de hemel, de hemelse dimensie van deze werkelijkheid. In deze werkelijkheid kunnen we bezig zijn met het verzamelen van hemelse schatten. Met zaken die met de hemelse aanwezigheid van God te maken hebben.

En voordat ik dat concretiseer geef ik nog het woord aan een onbekende auteur uit de 14e eeuw. Hij schreef een boekje met de titel: De wolk van niet-weten. Het staat vol met hoofdstukken met lange titels. Zo luidt de titel van hoofdstuk 60: “Dat de voornaamste en kortste weg naar de hemel wordt afgelegd door het verlangen, en niet met de voeten.” Naar aanleiding van de lichamelijke hemelvaart van Christus schrijft hij: “Omdat Christus nu eenmaal lichamelijk zou opstijgen en daarna op tastbare wijze de heilige Geest zou zenden, daarom was het passender dat dit respectievelijk opwaarts en van bovenaf zou gebeuren dan naar omlaag en van beneden of voor – en achterwaarts, naar links of naar rechts. Nog afgezien van deze gepastheid geloof ik dat het voor Hem zelfs helemaal niet nodig was om naar boven of naar beneden te gaan, zo kort is de weg. Immers, de hemel is geestelijk gesproken boven even dichtbij als beneden, achter even dichtbij als voor, links even dichtbij als rechts, zodat iedereen die oprecht verlangt in de hemel te zijn er op hetzelfde moment geestelijk al is. Want de voornaamste en kortste weg daarheen wordt afgelegd door het verlangen, en niet op twee voeten. Daarom zegt Paulus van zichzelf en van veel anderen: ‘ AI zijn onze lichamen hier nog op aarde, toch leven wij reeds in de hemel’ (Fil. 3,20). Hij bedoelde daarmee hun liefde en hun verlangen, die geestelijk gezien hun leven uitmaken. Want de ziel is even waarlijk daar waar haar liefde is, als in het lichaam dat door haar leeft en waaraan zij leven geeft. Als wij dus geestelijkerwijs naar de hemel willen gaan, dan hoeven wij onze geest geen geweld aan te doen om omhoog of omlaag, naar links of naar rechts te gaan.”

Nou, dat hoef je niet in een keer te vatten. Maar het is wel mooi, vind ik – “de hemel is geestelijk gesproken boven even dichtbij als beneden, achter even dichtbij als voor, links even dichtbij als rechts, zodat iedereen die oprecht verlangt in de hemel te zijn er op hetzelfde moment geestelijk al is.” Het gaat om ons verlangen. Om schatten – dat heeft alles met verlangen te maken. En met zoeken – waar ook verlangen in zit. Zoek eerst het koninkrijk van God. Verzamel schatten in de hemel. Dat is hetzelfde.

En wat is dat?

Bijvoorbeeld: liefde – Gods liefde en mensen liefde – de hemel om ons heen en in ons. De eerste liefde wordt het een keer genoemd.

Vreugde en dankbaarheid – dat is hemels. Verzamel vreugdemomenten en momenten van dankbaarheid. Daar is de hemel.

Zegen. Het goede wat God geeft en wat we elkaar gunnen. Waar zegen is, daar is de hemel open.

Vrede. De hemel is een ruimte vol vrede.

Licht. Waar licht schijnt, daar is de hemel.

Rust. Hemelse rust in ons binnenste, in ons hart.

En zo kort voor Pinksteren, want na de veertigdagentijd die vol was van het koninkrijk van God, zijn we klaar voor een hemel die opengaat en waaruit de heilige Geest tevoorschijn komt om ons van top tot teen te voelen met Gods aanwezigheid.

Waar we iets daarvan proeven – van die vreugde, die vrede, liefde, dat licht, die ruimte – daar waar de Geest van Jezus is daar is de hemel. Boven ons, om ons heen, in ons.

Als we vol verlangen naar boven kijken, of om ons heen kijken, links of rechts of achter of voor, als we vol verlangen naar binnen kijken – dan mogen we erop vertrouwen dat Christus tevoorschijn zal komen. Opgenomen in de hemel komt Hij te voorschijn om ons er deel aan te geven. Eens in alle volmaaktheid, maar ook nu al door zijn Geest.

Laten we danken en bidden…