Het nieuwe boek ‘Authentiek. De zoeker en het verlangen‘ van Boele Ytsma dat er aan zit te komen en de wandeling langs het Pionierspad van 20 tot 27 juni maken bij bij mij (opnieuw) gedachten los over ‘aangevochten Godzoekers’. Zo’n twaalf, dertien jaar geleden was dat voor mij namelijk een belangrijke manier om de kerkgangers onder de zondagse prediking te typeren. In mijn proefschrift met de titel ‘Veni Creator Spiritus. De meditatie en het preekproces’ schreef ik daarover onder meer het volgende (tegen de achtergrond van de toen heel actuele problematiek van Godsverduistering en secularisatie):
De hoorder is een aangevochten gelovige, zijn geloven breekt telkens stuk op de feiten van het alledaagse leven. En daarom komt hij ‘s zondags naar de kerk om opnieuw te horen dat de als Afwezige ervaren God wel degelijk de God van zijn leven is. De hoorder vraagt: laat zien dat God de God van míjn leven is, laat zien dat deze werkelijkheid Gods werkelijkheid is, leer mij opnieuw deze werkelijkheid als Gods werkelijkheid te beleven.
Ik schreef dat toen dus in de context van de prediking:
De hoorder van de prediking is iemand die in zijn relatie met God twee bewegingen opmerkt. Een beweging naar God toe (God zoeken) en een beweging van God af (aanvechting). De preek moet zich richten op de hoorder als aangevochten Godzoeker.
Enkele jaren later schreef ik daarover, nadat er nogal wat kritiek was uitgebracht op de uitdrukking ‘aangevochten Godzoeker’:
Voor de uitdrukking ‘de aangevochten Godzoeker’ zal ik dan ook niet door het vuur gaan. Ze roept blijkbaar te veel misverstanden op om een vruchtbare rol te kunnen spelen in het gesprek over de prediking. Laten we die uitdrukking dan maar vergeten. Maar één ding moeten we niet vergeten. De secularisatie, in de betekenis van onmacht en onwil om met de levende God om te gaan, zit veel dieper in onze kerken dan we voor waar willen hebben. Met name ook die onmacht, die vaak naar buiten komt in de vorm van desoriëntatie, in het kwijtgeraakt zijn van zekerheden, in het leeggelopen zijn van de belangrijke woorden van het geloof. De discussie rond ‘Henk Jasperse‘ heeft dat in elk geval aan het licht gebracht. En daarom moet ook het thema van de aanvechting hoog op de agenda van de gereformeerde prediking en het nadenken daarover staan. Spelen de aanvechtingen in onze spiritualiteit en prediking niet een veel te kleine rol? Mag het zinvol heten om te discussiëren over de vraag of de term ‘Godsverduistering’ wel deugt, als de zaak die daarmee wordt aangeduid levensgroot en levensbedreigend aanwezig is in de kerken?
In latere jaren verloor ik deze thematiek wat uit het oog omdat mijn geloofsbeleving een zekere evangelische wending nam, en daar zijn de ervaringen van het aangevochten zijn en het zoekende zijn nu eenmaal wat minder prominent aanwezig. Maar nu komt het toch weer op mijn netvlies te staan, mee door de (zoek)tocht van Boele Ytsma en ervaringen in pastorale contacten. Dus ik ga die uitdrukking ‘aangevochten Godzoekers’ toch weer eens heroverwegen om te zien of ze een zinvolle rol kan vervullen in een gesprek dat zich afspeelt tussen het verloren hebben van oude zekerheden en het nog niet weten waar de weg heen leidt.
Geef een reactie