In de rubriek ‘Blogs en Bladen’ van het Nederlands Dagblad werd vandaag een van mijn blogs over Total Church geciteerd. Op mijn beurt citeer ik graag de weergave die het ND gaf:
TOTAL CHURCH EEN LEVENSSTIJL
Na de uitgave van de Nederlandse vertaling van het boek Total Church, van twee Britse theologen, en de conferentie in Amerongen naar aanleiding van dit onderwerp, is er veel gezegd en geschreven. ‘Voor mijzelf was de belangrijkste ontdekking dat Total Church geen nieuw concept is of wil zijn, maar vooral een levensstijl’, schrijft de vrijgemaakt-gereformeerde predikant Jos Douma op zijn weblog. Hij was een van de bezoekers van de conferentie. ‘Dat het om een levensstijl gaat, komt voor mij het
sterkst tot uitdrukking in deze cruciale zin binnen het gedachtegoed van Total Church: gewone mensen die gewone dingen doen met “gospel intentionality”’, schrijft Douma. Die laatste woorden worden in Nederland nogal uiteenlopend vertaald, viel de predikant na navraag op het sociale medium Twitter op. ‘Met de bedoeling het evangelie te laten zien’ is daar één van. Of:
‘Gewone mensen die het evangelie leven.’ ‘Maar’, vervolgt Douma, ‘je moet ook weer een beetje oppassen dat je niet uitkomt bij alleen maar: ‘gewoon als christen leven’. Want in mijn oren klinkt dat ongeveer hetzelfde als: ‘de deuren van de kerk staan elke zondag open’ (de ultieme dooddoener in gesprekken over missionair gemeente zijn).’ Op die manier leven gaat ons namelijk niet vanzelf af, merkt de predikant op. ‘Er is dus ook niets gewoons aan (als het gewoon was, gebeurde het al massaal).’ De crux zit ‘m volgens Douma in het woordje ‘intentionality’. ‘Misschien is dat wel: ‘onopvallende opzettelijkheid’. Of is het juist: ‘opvallende onopzettelijkheid’?’ En zo ligt de primaire uitdaging volgens de predikant in het leren om ‘gewoon mens te zijn’ en in het leren cultiveren van die ‘gospel intentionality’.
23/04/2011 op 03:49
Enerzijds wil je niet de dooddoener van “gewoon christen-zijn”; anderzijds wel “gewone mensen die gewone dingen doen met gospel intentionality”. Ik zie weinig verschil tussen deze uitspraken; en misschien geeft dat juist wel aan waar het ‘m om gaat.
Je waarschuwing dat we moeten oppassen niet uit te komen bij “gewoon christen-zijn” gaat overduidelijk op mijn reactie van een poosje geleden, die nu dus ook in het ND terecht is gekomen. Ik geloof dat “gewoon christen-zijn”, goed beschouwd, helemaal niet zo’n dooddoener is en precies hetzelfde zegt als die uitspraak over “gospel intentionality”. Sterker nog, goed beschouwd is “christen-zijn” meer to-the-point dan “dingen doen met gospel intentionality” omdat het in de eerste plaats gaat om identiteit, niet activiteit of intentie; en de focus ligt vooral op de gekomen Christus, en pas in de tweede plaats op de boodschap over hem, de “gospel”.
Ik schrijf “goed beschouwd”, want het woord “christen” is vaak zo uitgehold; daarom kan het worden ervaren als een dooddoener. Vergeleken daarbij is “gospel intentionality” lekker nieuw.
Aangezien je al ingegaan bent op mijn eerder reactie (dat “gospel intentionality” uiteindelijk neerkomt op gewoon “christen-zijn”), ben ik nu ook wel benieuwd naar wat je vindt van mijn uitwerking daarvan. Ik verwees naar de oude vertrouwde, maar m.i. niet minder relevante invulling van de H.Cat.: Gewoon christen-zijn is deel hebben aan Christus’ zalving (= taak, ambt, identiteit, blikrichting). Onder de kopjes “profeetschap”, “priesterschap”, “koningschap” heeft die identiteit gevolgen voor ons omgaan met de gewone dingen. In woord en daad, Christus belijden; een aan God toegewijd leven leiden; in zijn kracht voor de waarheid staan en tegen het kwaad opkomen.
Hoe past die oude benadering bij de nieuwe blikrichting van “gospel intentionality”? Is het een goede invulling, of is het heel verschillend? Hebben we het over een verschil in formulering, in paradigma, in relevantie-voor-vandaag? Ik stel die vraag omdat ik enerzijds heel veel enthousiasme zie voor nieuwe trends en inzichten, terwijl anderzijds een goed deel van de kerkleden met argwaan kijkt naar die “nieuwlichterij” die al gauw heel “vrijzinnig” lijkt.
(Een inhoudelijke discussie over overeenkomsten en verschillen tussen gereformeerd erfgoed en de nieuwe evangelicals lijkt me ook veel mooiere bladvulling voor het ND dan mopperen op dooddoeners. Maar deze opmerking is niet voor jou, Jos, maar voor de journalisten die meelezen.)
25/04/2011 op 13:06
Beste Arjen,
Dank voor je uitgebreide reactie!
Het kan natuurlijk zijn dat ik een onterechte allergie heb tegen de uitspraak dat we ‘gewoon christen’ moeten zijn. Maar meestal hoor ik deze uitspraak van mensen die er blijk van geven niet zoveel zin te hebben in missionair gemeente zijn en een missionaire levensstijl. Nu snap ik wel dat ook rond die uitdrukkingen (‘missionaire gemeente’ en ‘missionaire levensstijl’) een allergie kan leven waardoor het gesprek van beide kanten niet echt goed op gang kan komen en de gesprekspartners ook niet peilen wat de ander ten diepste drijft.
Hoe dan ook: we zoeken taal om het gesprek te voeren over onze roeping om het evangelie van Jezus Christus te delen met anderen (door wie we zijn, hoe we reageren, wat we doen, wat we zeggen enzovoort). Voor mij is de uitdrukking ‘gewoon christen zijn’ dan veel te weinig inhoudelijk en onderscheidend. De uitdrukking ‘ordinary people doing ordinary things with gospel intentionality’ ervaar ik daarentegen als heel stimulerend: ik voel me niet overvraagd (zoals in veel hoogverheven en idealistisch spreken over missionair zijn) maar wel uitgedaagd (zoals dat niet gebeurt in de uitdrukking ‘gewoon christen zijn’).
Maar jouw suggestie om in dit verband de ‘oude en vertrouwde’ drieslag uit de Heidelbergse Catechismus waar over de christen (gezalfd met de Geest van Christus, de mens die in Christus is) wordt gezegd dat hij profeet, priester en koning is. Dat levert prachtige aanknopingspunten op om op een Bijbelse en mooie manier te doordenken hoe een missionaire levensstijl in het alledaagse leven eruit kan zien.
Maar juist om dat de uitdrukkingen ‘oud en vertrouwd’ zijn schat ik de kans dat de woorden echt helpend zullen zijn in het gesprek over missionair zijn niet zo heel hoog in. En dan is de vraag heel relevant: hoe belangrijk is het om ‘oude en vertrouwde’ taal te herintroduceren? Dat kan snel ook iets in zich hebben van: ‘we hebben als gereformeerden altijd al gelijk gehad: het staat allemaal al in de confessie!’
Nogmaals: ik denk dat het drievoudige ambt van de christen uit de HC prachtige inhoudelijke aanknopingspunten voor een verdieping van het gesprek over een missionaire levensstijl. Maar ik schat de transformatieve kracht van dergelijk uitdrukkingen (profeet, priester, koning) niet zo hoog in als het gaat om en eigentijds gesprek over missionair zijn, omdat je bij voorbaat een extra vertaalslag inbouwt.
Hartelijke groet,
Jos