Er was eens een blonde Nederlandse man die in de late avonduren door een donker Haags steegje wandelde. Daar werd hij overvallen door een jeugdbende die hem zijn portemonnee en zijn BlackBerry afpakten. Ze trapten hem helemaal in elkaar en lieten hem daarna halfdood achter.
Toevallig kwam de minister van sociale zaken en werkgelegenheid langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Er kwam ook een soldaat van het Leger des Heils langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook zij met een boog om hem heen.
Een Oost-Europeaan echter, op weg naar huis na een intensieve en lange werkdag, kreeg medelijden toen hij de halfdode blonde Nederlandse man zag liggen. Hij liep naar het slachtoffer toe, ging naast hem op de grond zitten, legde hem tegen zich aan en belde 112. Toen na zes minuten de ambulance arriveerde, reed hij in de wagen mee naar het ziekenhuis en ging pas weer weg toen hij zag dat het slachtoffer in goede handen was. De volgende morgen bracht hij een bezoekje en een bos bloemen en zei tegen het ziekenhuispersoneel: “Zolang deze man in het ziekenhuis ligt zal ik hem dagelijks bezoeken.”
Wie van deze drie is volgens jou de naaste geworden van het slachtoffer van de jeugdbende?
Lees: Lucas 10:25-37
17/02/2012 op 23:36
je zou toch medelijden krijgen met deze blonde man
wat een eenzaam bestaan leidt hij in halfdonker nederland
18/02/2012 op 02:13
Janneke is in de tuin. Janneke is blij. Ze ziet de appels aan de appelboom. Hm, lekker, denkt Janneke. O nee, ik mag er niet van eten. Dat heeft Pappa gezegd. Maar ze lijken zo lekker, die appels. O, kijk, een rups op een appel eet van de appel. Het lijkt wel of hij zegt: Hm. Lekker! Eet maar op, Janneke! En stoute Janneke pakt een appel en neemt er een hap van. Jip kruipt door de heg. Hij is ook blij. Wat eet je? Een appel. Dat mag toch niet van je Vader? Jawel hoor, je wordt er slim van. Dat zegt die rups. Dat weet Pappa denk ik niet. En Jip neemt ook een hap. Hij kijkt naar Janneke. Wat ben jij eigenlijk raar, zegt hij. Met dat stomme rokje. En jij ook met die stomme sprietharen, zegt Janneke. Maar dan komt Pappa de tuin in. Waar zijn jullie?, roept Hij. Maar Jip en Janneke hebben zich gauw verstopt. Ze schamen zich. Voor Pappa en voor elkaar. Hebben jullie soms een appel van de boom gegeten? vraagt Pappa aan Jip. Nee, zegt Jip, Janneke gaf mij er eentje. Je hebt zeker naar de rups geluisterd, zegt Pappa. Pappa is niet boos op Jip en Janneke maar op de rups. Stoute rups! zegt Hij. Voor straf mag jij nooit een vlinder worden. En tegen Jip en Janneke zegt Hij: En jullie zullen vader-en-moedertje-spelen nooit meer echt leuk vinden. En nu de tuin uit! Ga maar ergens anders spelen. Janneke kijkt naar haar rokje. En Jip strijkt zijn sprietharen plat. Ze rennen de tuin uit. Ze zijn niet meer blij maar bang.