De voorbije weken stonden voor mij in het teken van het overwegen van een beroep uit Utrecht (Rehobothkerk). De uitslag is inmiddels bekend: ik blijf in Haarlem (Fonteinkerk). In zo’n proces van overwegen spelen uiteraard heel veel verschillende facoren een rol. Eén factor wil ik nu naar voren halen, namelijk de vraag wanneer je toe bent aan ‘een nieuwe uitdaging’.

Als je als predikant (in de GKV-kerken in elk geval) op de vraag hoe lang je in je gemeente ‘staat’ als antwoord geeft: ‘9 jaar’ (want ik ben sinds februari 2003 predikant in Haarlem), dan zie je mensen vaak denken: ‘dat is heel lang, zou je niet eens naar een andere gemeente gaan, een nieuwe uitdaging zoeken?’ En dat is op zichzelf ook helemaal geen verkeerde gedachte. Wel kan er een onjuiste vooronderstelling achter schuil gaan: dat je na 9 jaar wel eens op elkaar zult zijn uitgekeken als gemeente en als predikant, dat er weinig nieuws en verrassends meer gebeurt.

Dat laatste is natuurlijk mogelijk. Als je jezelf als predikant niet vernieuwt en ontwikkelt en als een gemeente in al die jaren ook niet of nauwelijks verandert, dan krijg je inderdaad meer van hetzelfde en het mag de vraag zijn of je dan nog vruchtbaar kunt werken. Maar de praktijk is gelukkig heel vaak heel anders. Als predikant probeer ik voortdurend nieuwe dingen te doen, nieuwe persoonlijke ontwikkeling door te maken, nieuwe thema’s te kiezen en nieuwe uitdagingen aan te gaan. En ook de gemeente verandert in de loop van de jaren, alleen al doordat er voortdurend doorstroming is vanwege verhuizingen en de laatste tijd gelukkig ook vooral doordat er zich veel nieuwkomers melden. Maar de gemeente is in de loop van de jaren ook behoorlijk veranderd doordat we steeds op zoek zijn naar manieren om gastvrijer, opener en meer missionair te worden. Daarbij moet ook gezegd worden dat veranderingsprocessen een langere adem vergen dan de 4 tot 5 jaar waarvan over het algemeen gedacht wordt dat het een periode is die lang genoeg geduurd heeft om maar weer eens naar een andere gemeente te gaan (als er tenminste een beroep komt).

Nu is het natuurlijk wel zo dat je als predikant het meeste invloed kunt uitoefenen op jezelf (de verandering van de gemeente gaat een eigen weg). Wil een langere verbintenis dan ook vruchtbaar blijven, vraagt dat beslist een investering in je eigen predikantschap. De afgelopen weken kwam ik in dit verband een interessant thema op het spoor: ‘job crafting’. Ik hoorde de term voor het eerst in een radiopragramma voorbij komen. En toen ik eens ging googelen ontdekte ik een publicatie van Mark van Vuuren en Luc Dorenbosch met de titel: ‘Mooi werk. Naar een betere baan zonder weg te gaan. Handboek job crafting‘ (Amsterdam: Boom, 2011). Een heel leerzaam boek, een aanrader voor iedereen (niet alleen predikanten dus) die niet regelmatig van baan (of gemeente) wisselt en het werk tegelijk toch vitaal wil houden.  Job crafting is volgens de auteurs:

het zelf of gezamenlijk met collega’s mooier maken van je eigen werk door concrete aanpassingen aan te brengen in taken, relaties, cognities of context.

De definitie is nog wel wat langer, maar dat kun je zelf opzoeken (blz. 74-75 van het boek, zie ook de site: www.mooiwerkboek.nl).

Heel interessant zijn de vier gebieden waarop je job crafting kunt toepassen:

Taakcraften: het actief aanpassen van het aantal en soort taken
Relationeel craften: het actief aanpassen van relaties met anderen
Cognitief craften: het actief aanpassen van je kijk op de betekenis van het geheel van taken voor jezelf en voor anderen
Contextueel craften: het actief aanpassen van de werkplek / werkomgeving / werktijd

Aanknopingspunten genoeg dus om het predikant zijn mooi werk te laten blijven!