Afgelopen zaterdag voerde Embert Messelink in het Nederlands Dagblad onder de kop ‘Pastorale groene schroom‘ een pleidooi voor groene predikanten. Ik vind dat pleidooi te eenzijdig gericht op predikanten. Blijkbaar heeft Messelink hoge verwachtingen van de veranderingspotentie van voorgangers als hij schrijft:

Als we het thema schepping, duurzaamheid en milieu echt willen verankeren in de kerken en in ons leven, dan hebben we predikanten nodig die hun ‘groene schroom’ van zich afschudden.

Ze hadden meer moeten wandelen

Hier krijgen predikanten echt een te centrale rol toegedicht. Want het is maar een klein stapje om vervolgens te zeggen: ‘Als de kerken over tien jaar nog steeds geen gezonde groene cultuur hebben, dan ligt dat aan de predikanten. Ze hadden meer moeten wandelen in de natuur en een diepere bewondering moeten ontwikkelen voor bijvoorbeeld guichelheil.’

Dat neemt niet weg dat predikanten een roeping hebben om in de prediking niet alleen Gods Woord maar ook Gods schepping te bejubelen. Messelink heeft een raak punt als hij over predikanten zegt:

Zij kunnen ons voorgaan in gezonde theologie over Gods liefde en verzoening voor heel de kosmos, over de hoop die er is voor heel de schepping.

Bidden met open ogen

Dat deed me denken aan een verhaal dat ik al in 1998 mocht houden voor leraren van het Greijdanus in Zwolle (waar ik zelf ook leerling ben geweest) rondom de vraag: hoe kun je op een meer spirituele manier de natuurwetenschappelijke vakken doceren? In dat verhaal (als je het wilt lezen kun je hier terecht: Bidden met open ogen) heb ik drie Bijbelse sleutelwoorden aangereikt die helpen om op een meer spirituele manier met de schepping om te gaan:

Het eerste sleutelwoord verwondering vond ik bij Psalm 19. Daar is David aan het woord die als dichter eindeloos onder de indruk raakt van de hemel, het uitspansel, de wolken, de lucht. Hij kijkt en hij kijkt en hij verwondert zich want hij hoort een boodschap over Gods eer. ‘De hemelen vertellen Gods eer.’ David bidt met open ogen en leert de verwondering.

Het tweede sleutelwoord vrees vond ik in Psalm 33. Daar staan onder andere de volgende woorden: ‘De ganse aarde vreze voor de Here, al de bewoners der wereld moeten ontzag voor Hem hebben. Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er.’ De dichter van Psalm 33 leert ons dat God scheppend spreekt en sprekend schept en dat dat feit moet brengen tot vrees voor de HERE in de zin van ontzag vanwege Gods grootheid en verhevenheid en creativiteit. Bidden met open ogen betekent dus ook dat je je de vreze des Heren eigen maakt, dat je vol ontzag omgaat met Hem die spreekt en het is er.

Het derde sleutelwoord vreugde vond ik in Psalm 65. Die Psalm opent met de stilheid die past bij het bidden met open ogen, die woordenloze omgang met de Schepper. ‘U komt stilheid toe, o God.’ Het lied is een lofzang op de Schepper die het land bezoekt en het overvloed verleent. Want Gods scheppende werk stopt niet bij de eerste week van de wereld, maar gaat door, alle weken van de wereld. En David, want deze Psalm is weer van David, eindigt zoals alleen een echte dichter dat kan, met een paar prachtige metaforen: ‘De landouwen zijn bekleed met kudden, de dalen tooien zich met koren: zij jubelen elkander toe, ook zingen zij.’ Daarin klinkt die vreugde, want in wat God maakt heb je plezier, je kan je blijdschap niet op. De landouwen en de dalen, ze jubelen en zingen dat het een lieve lust is. Dat zie je, als je bidt open ogen. Dat leer je, als je vanuit de intieme tegenwoordigheid van God die schept kijkt naar de schepping om je heen.

Verwondering, vrees en vreugde – dat zijn drie Bijbelse sleutelwoorden die een spirituele omgang met de natuur typeren die al dicht aanligt tegen het pleidooi van Embert Messelink:

Dan gaan we wellicht eerder spreken van verwondering, liefde en zorgzaamheid, dan van eerlijk, fair en groen.

In mijn verhaal van destijds voerde ik ook een pleidooi voor ‘Lectio divina van de schepping‘. Daarover meer in de volgende blogpost.