In de inleiding van hun boek ‘Oefenplaatsen’ schrijven Herman Paul en Bart Wallet over hun verlangens ten aanzien van de kerk als karaktervormende gemeenschap. Op deze plek komt het boek het dichtst bij de praktijk. Het is bijna een soort ‘program’. En dat lijkt me heel waardevol! Dus daarom hieronder de betreffende passage (de vetgedrukte zinnen). De geleding met nummers is door mij toegevoegd. De eerste zin vormt de conclusie van de auteurs na de negen interviews met de tegendraadse theologen die in hun boek aan het woord komen. Cursief stel ik een aantal vragen c.q. maak ik een aantal opmerkingen.

Kerken die hun leden willen toerusten voor een christelijk leven zullen oefenplaatsen moeten zijn. 

Een prachtige stelling wat mij betreft! Maar hoe ziet dat er precies uit? Wat is een oefenplaats? Waaraan herken je die? Hoe creëer je een oefenplaats?

1 – Kerken die het geloof niet tot vrome formules willen reduceren, zullen christelijke karaktervorming hoog op de agenda moeten zetten.

Amen! Maar wat houdt dat precies in: ‘op de agenda van de kerk’? Is dat de agenda van de kerkenraad? Van de voorganger? Van de cellen of huiskringen? Interessant is de tegenstelling die hier wordt gemaakt tussen enerzijds ‘reduceren tot vrome formules’ en anderzijds ‘agenderen van christelijke karaktervorming’. Welke vrome vormen hebben we nodig om deze agenda te verwezenlijken?

2 – Kerken die hun leden willen vormen tot volgelingen van Jezus Christus, zullen duidelijk moeten maken dat Woord en sacrament een andere visie op het menselijk bestaan onthullen dan die waarin wij onszelf zo vaak verliezen. 

Dat is mooi gezegd: we verliezen ons vaak in visies die ons opgedrongen worden, zoals: je bent wat je hebt, of je bent wat je kunt. Maar wat is dan precies de visie die Woord en sacrament onthullen?

3 – Kerken die geloven dat de christelijke leitourgia zich van de zondagse samenkomsten uitstrekt naar het doordeweekse leven, zullen voorbeelden van levens met God moeten aanreiken – mensenlevens die in alle concreetheid laten zien wat de dienst aan God betekent voor onze vrijetijdsbesteding, ons werk of onze werkeloosheid, onze relaties of onze singleness, onze tijd en ons geld. 

Dit pleidooi sluit nauw aan bij wat Tom Wright opmerkt. Hij zegt (ook) dat we voorbeelden (examples) nodig hebben van mensen die ons voordoen hoe je Jezus volgt in het dagelijkse leven. Zijn die voorbeelden er in de lokale gemeente? En zouden we niet allereerst op spiritueel gebied zulke voorbeelden moeten hebben (mensen die bidden, die doordrenkt zijn van Gods woorden, vol zijn van de Geest) zonder direct te kijken naar het praktisch-ethische vlak (vrije tijd, werkloosheid, singleness etc.)?

4 – Kerken die een tegenwicht willen bieden aan de seculariserende krachten die christenen afhouden van de dienst aan hun Heer, zullen gemeenschappen moeten zijn waarin ‘godsdienstoefening’ centraal staat.

Ik moet hierbij denken aan een boekje van prof. J. Kamphuis met de titel: Godsvrucht – een kracht. Antwoord aan de secularisatieHet treft me dat Paul en Wallet het woord ‘godsdienstoefening’ tussen hoge komma’s zetten. Is het een (te) vreemd woord? Waarom niet het woord ‘spiritualiteit’ gebruikt op deze plaats? Volgens mij zijn we op zoek naar ‘spirituele gemeenschappen’, dat zijn gemeenschappen waar de beoefening van spiritualiteit (het leven in de Geest van Jezus met de erbij horende praktijken die ons helpen om daarin te oefenen – gebed, vasten, stilte, barmhartigheid beoefenen, eenvoudig leven etc.) heel hoog op de agenda staat. Of misschien nog wat concreter: het gaat om gemeenschappen waar niet primair de gaven van de Geest worden nagejaagd, maar waar de vrucht van de Geest tot bloei wordt gebracht: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.