twitterVandaag is het dag 37 van de eerste 100 dagen van mijn predikantschap in de Plantagekerk Zwolle. Een van de dingen die me opvallen is dat ik aanzienlijk minder blog en twitter en facebook. Waar komt dat door?

Het antwoord is vrij eenvoudig: er dient zich veel meer werk aan in deze gemeente die drie keer zo groot is als mijn vorige gemeente (Fonteinkerk Haarlem). Daar komt bij dat de kennismakingsperiode waarin ik me nu bevind ook veel extra ontmoetingen met zich meebrengt en toch een zekere heroriëntatie vraagt rond de manier waarop ik mijn werk inricht. Dat lijkt nu dus in eerste instantie ten koste te gaan van mijn presentie in de social media. Is dat erg?

Dat is niet erg als social media een soort speledingetje zijn voor predikanten op middelbare leeftijd. Het is ook niet erg als ik de presentie op social media vooral nodig heb om mijn zelfwaardering op te bouwen. Het is ook niet erg als het alleen maar (verspilde) tijd zou kosten.

Ik merk overigens dat ik er niet echt wakker van lig dat ik minder actief present ben op weblog en twitter en facebook. Maar is dat dan oké? Vind ik zelf misschien dat die sociale media toch een aardig extraatje zijn voor mensen (predikanten in dit geval) die tijd over hebben?

Nu verkeer ik in de gelukkige omstandigheid dat er voor mijn werk in de Plantagekerk een functieomschrijving is opgesteld waarin aandacht is voor social media. Kort weliswaar, maar wat mij betreft wel heel betekenisvol. Als eerste taak wordt genoemd: ‘het uitdragen van het evangelie en het voorgaan in de erediensten’. En even verder staat dan te lezen: ‘Het uitdragen van het evangelie gebeurt in de erediensten, maar ook via andere kanalen (zoals social media).’

Oftewel: op het moment dat ik ontdek dat ik minder actief ben in de social media moet ik mezelf afvragen hoe het komt dat ik aan dit aspect van mijn functieomschrijving minder toekom. Want het is toch maar wel een van de kanalen waarlangs ik het evangelie kan communiceren.

En dan zie ik een wat algemener probleem: dat mijn agenda zich heel snel laat vullen met heel veel pastorale ontmoetingen en andere gesprekken en vergaderingen (met commissies bijvoorbeeld) die zich aandienen in deze kennismakingsfase. Nu hecht ik veel belang aan die ontmoetingen en gesprekken en ik ervaar ze ook als zeer waardevol. Maar het gevaar dreigt altijd (niet alleen in deze eerste 100 dagen) dat deze gesprekken en ontmoetingen en vergaderingen de ruimte overwoekeren die gewoon nodig is om rustig bezig te zijn met het uitdragen van het evangelie, allereerst in de erediensten (het gaat dus ten koste van de tijd die beschikbaar is voor preekvoorbereiding) maar óók in de social media.

Tot zover deze kleine reflectie. En ik lees voor mezelf even wat ik eerder schreef over een ander belangrijk aspect van presentie in de social media: dat het de ruimte is waar je je kunt oefenen in generositeit (dat je een ander iets gunt, in dit geval zeker ook: het evangelie).

‘Voor een vruchtbaar, effectief en verrijkend gebruik van de social media is het van groot belang om aanwezig te zijn vanuit het principe van de kracht van interpersoonlijke generositeit. De social media zijn niet allereerst de ruimte waar je jezelf presenteert maar waar je de ander iets geeft, vanuit een genereuze, gunnende grondhouding.

Dus als je nadenkt over je presentie in de social media, stel je dan vooral deze vraag: Wat gééf ik? Jouw generositeit zal er toe leiden dat je ook veel ontvangt. Wat je deelt vermenigvuldigt zich.’