moses-and-burning-bushIn Mike Breens boek ‘Een cultuur van discipelschap’ keren twee vragen voortdurende terug als dé kernvragen die helpen om te groeien als leerling van Jezus. Het zijn in wezen heel eenvoudige vragen. Maar ze daadwerkelijk stellen, opent heel nieuwe perspectieven. Dit zijn de twee vragen:

  1. Wat zegt God tegen mij?
  2. Wat ga ik daarmee doen?

Aan het einde van elke huddel-bijeenkomst worden deze twee vragen aan de deelnemers gesteld. In zeker zin zijn dit revolutionaire vragen. Misschien zijn het wel vragen die door veel christenen en in veel kerken zo eigenlijk nooit worden gesteld? Als ik even tegen de vragen aanklop, stuit ik al gauw op wat mogelijke weerstanden, die ik in de volgende alinea’s probeer te verwoorden:

1. Wat zegt God tegen mij? Hoezo, tegen mij? Trek je het zo niet meteen in de subjectieve sfeer? Wat zegt Gód? Dat is een goede vraag. En we lezen daarvoor in de Bijbel. Want daar spreekt God. En als het dan zo belangrijk is wat God ’tegen mij’ zegt, hoe kan ik of een ander dan weten dat het echt Gód is die sprak? Zullen we ons maar niet liever eenvoudig aan de Bijbel houden?

2. Wat ga ik daarmee doen? Wacht eens even, heeft Jezus al niet alles voor ons gedaan? Is dit niet een oproep om in eigen kracht aan de slag te gaan? Het klinkt zo activistisch en individualistisch. Is geloof niet juist dat je in al je zwakheid en gebreken toch je houvast mag vinden in het kruis van Christus?

Ik herken deze weerstanden en vind dat je zo ook expliciet moet maken en je ermee moet confronteren. Want het verlangen naar ‘een cultuur van discipelschap’ staat op gespannen voet met een breed-protestantse geloofsbeleving waarin dit type vragen (Wat zegt God tegen mij? Wat ga ik daarmee doen?) nauwelijks gesteld wordt. Wie opgroeit met de centrale vraag ‘Wat is je enige troost in leven en sterven?’ moet mijns inziens een behoorlijke move maken om vertrouwd te worden met de vraag ‘Wat zegt God tegen mij en wat ga ik daarmee doen?’

Overigens geloof ik zelf dat het twee geweldig goede vragen zijn en dat ze inderdaad de kern vormen van het levenslange leerproces dat we discipelschap noemen. Komende zondag probeer ik daar wat mee te doen als het in de preek gaat over de roeping van Mozes (Exodus 3:10: ‘Ik stuur jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden’). Er is weinig fantasie voor nodig om te zien dat precies de twee basale discipelschapsvragen hier aan de orde zijn in het leven van Mozes:

  1. Wat zegt God tegen mij?
  2. Wat ga ik daarmee doen?